Home Kunnen we justitie nog vertrouwen?

Kunnen we justitie nog vertrouwen?

Door Anne Havik op 22 juni 2010

Cover van 06-2010
06-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Britta Böhler, advocaat: ‘Ja. En wat mij betreft is dat een vrij onvoorwaardelijk “ja”.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Natuurlijk vallen er wel kanttekeningen te maken; rechtspraak is mensenwerk, en dat gaat niet altijd foutloos. Maar in het algemeen moeten we op de rechterlijke macht net zo kunnen vertrouwen als op onze huisarts, omdat die nu eenmaal meer over het lichaam weet dan wij. Als advocate ben ik per definitie partijdig. Ik moet de belangen van mijn cliënt zo goed mogelijk behartigen en zorgen dat de uitkomst van de rechtszaak zo gunstig mogelijk voor hem is. Daarbij sta ik vaak tegenover het slachtoffer, maar zijn belangen worden voor een groot deel behartigd door de officier van justitie, en door de rechter, die uiteindelijk als alle belangen zijn gehoord een onafhankelijk en onpartijdig oordeel moet vellen. Dat laatste gaat helaas weleens fout. Rechters leunen vaak te veel op de officier van justitie en varen soms blind op zijn oordeel. Daardoor kan het voorkomen dat onschuldigen worden veroordeeld, zoals in het geval van Lucia de Berk. Het omgekeerde, dat een schuldige wordt vrijgesproken, hoor je bijna nooit. Dat is wat rechtspraak onbetrouwbaar kan maken. We hebben dit systeem tenslotte omdat slachtoffers hun dader niet onafhankelijk en onpartijdig kunnen berechten. Als de vader van een slachtoffer van een verkrachting zelf de dader mocht straffen, zou hij hem waarschijnlijk vermoorden. Van de rechter moet je kunnen verwachten dat hij objectief is.

Een ander probleem is dat de opvatting over de taak van de officier van justitie een beetje is veranderd. Officieel moet die onderzoek doen naar zowel het belastende als het ontlastende bewijs, maar tegenwoordig is hij meer een crime-fighter geworden met als doel de verdachte veroordeeld te krijgen. Voor ontlastend materiaal heeft hij geen of nauwelijks meer aandacht. Dat heeft tot gevolg dat advocaten zelf dat onderzoek moeten doen om de scheve verhouding die zo ontstaat recht te trekken, en daarvoor moet een cliënt betalen. Hoewel iemand die geen of weinig geld heeft dankzij rechtsbijstand wel een goede verdediging kan krijgen, ontbreekt voor dat soort extra onderzoek dan vaak de middelen.’