Home Joke Hermsen: ‘Zonder spijt kun je niet leven – en dat is niet erg’

Joke Hermsen: ‘Zonder spijt kun je niet leven – en dat is niet erg’

Door Marc van Dijk op 26 november 2018

Joke Hermsen: ‘Zonder spijt kun je niet leven – en dat is niet erg’
Cover van 12-2018
12-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Spijt bestaat in vele vormen en gaat met pijn gepaard. Maar spijt is ook essentieel voor zelfreflectie, zegt filosoof en schrijver Joke Hermsen. En misschien zijn de dingen die gebeurd zijn wel minder onveranderlijk dan je denkt.

Als Joke Hermsen op een stralende maandagochtend de deur van haar Bergense appartement opendoet, kijkt ze vragend naar de bloemen die de interviewer haar aanbiedt – het oogt alsof hij iets goed te maken heeft, maar dat kan het niet zijn. Ze is de afspraak vergeten en kan het bezoek een moment niet plaatsen. Dan, met een schok, komt de herinnering terug en opent ze gastvrij de deur. Spijt heeft ze niet – dit is hoe de dingen soms gaan.

Joke J. Hermsen (1961) bevindt zich in een select gezelschap van filosofen die ook als literair schrijver succesvol zijn. Ze publiceerde meerdere essaybundels en zes romans. Een van haar bekendste boeken is het filosofische essay Stil de tijd (2010), waarin ze aan de hand van Griekse filosofen laat zien dat de tijd twee gezichten heeft: Chronos, de meetbare, vergankelijke en kwantitatieve tijd, en Kairos, de ervaring van uitzonderlijke momenten of kwalitatieve tijd. We zijn volgens de schrijver pas in balans als we die twee tijden in evenwicht weten te houden.

Tekst loopt door onder illustratie

Illustratie: Olf de Bruin

Hermsen trekt zich hiertoe regelmatig terug uit het drukke bestaan in haar woonplaats Amsterdam. Dan verblijft ze bijvoorbeeld in dit kleine appartement in Bergen, pal aan de rand van bos en duinen. Of ze gaat naar haar herberg in de Franse Bourgogne, waar ze met haar partner Jaap de Jonge ook filosofieworkshops geeft. Terug- en vooruitkijken staan daarbij centraal, en niet zelden komt daarbij de nodige spijt naar boven. En dat is volgens Hermsen heel gezond. ‘Zouden er mensen bestaan die nooit ergens spijt van hebben? Ik zie meteen een roman voor me – De spijtlozen – of bestaat die al? Bevolkt door zelfgenoegzame types, die zelden terugkijken, noch hun eigen handelingen tegen het licht houden, nergens echt bij stil willen staan, maar alleen steeds hoger, verder of meer willen. Spijt is een rem op de ambitie, en daar houden de spijtlozen niet van.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Zonder spijt ben je nietsontziend, genadeloos?
‘Dat denk ik wel. Spijt heeft met reflectie te maken – “Heb ik dat wel goed gedaan?” Misschien is spijt wel een van de dragers van de ethiek. Je voelt iets knagen, staat daarbij stil en denkt erover na. Spijt is een oprisping van het geweten.’

Worstelen uw cursisten daar ook mee?
‘Die workshops zijn vaak heel intens, en spijt speelt daarin een belangrijke rol. Zo is er bijvoorbeeld een vrouwelijke vorm van spijt, die we al vaker zijn tegengekomen: vrouwen die na een huwelijk van dertig, veertig jaar voor een jonge secretaresse worden verlaten en die dan erg veel spijt hebben dat ze zich al die jaren alleen hebben ingespannen voor die man, zijn bedrijf, de kinderen, de buren en alles en iedereen. Spijt dat ze nu ineens met lege handen staan. Spijt van de zelfopoffering. Dat lijkt me een typisch gendergerelateerde vorm van spijt.’

En wat zegt u dan tegen zo’n cursist?
‘Het gaat er niet zozeer om wat ik zeg. Het gaat om een inzicht dat langzaam doorsijpelt en met veel hoofdschudden en lachbuien gepaard gaat. Deze vrouwen zijn doorgaans niet boos. Eerder verbijsterd en gelaten, in de trant van: hoe heb ik het zo kunnen doen? En nu komen ze voor het eerst in hun leven naar een filosofische workshop met volslagen vreemden. Daar ziet iedere deelnemer tegen op. Ikzelf ook elke keer weer.’

Waarom doet u het dan?
‘Het is ook heel bijzonder. Je hebt geen idee wat er allemaal wordt uitgewisseld, zowel filosofisch als kunstzinnig als persoonlijk. Het zijn in alle opzichten intense, maar ook leerzame weken. De eerste stap na de oprisping van spijt van deze groep vrouwen is om dit soort workshops te gaan volgen. En om te beseffen dat er maar één ding op zit: er nog iets van zien te maken, van het leven. Zo bewust en zo goed mogelijk.’

Die spijt moet weg?
‘Er zit altijd een haakje aan spijt. Met spijt alleen is het nog niet gedaan. Ofwel je moet ervan leren. Ofwel, als je zoveel spijt hebt van een beslissing of een bepaalde manier van leven, dan moet je op een zeker moment zeggen: “Oké, kom maar op. Nu is het genoeg. Nu moet het roer om en ga ik er iets aan veranderen.”’
 

Rivieren

Zo’n besluit neemt ook een geliefd personage van Hermsen. In haar laatste roman Rivieren keren nooit terug (2018) maakt kunsthistorica Ella Theisseling in een roestige auto een reis door Frankrijk, met als eindbestemming de rivier waar ze de vakanties van haar jeugd heeft doorgebracht. Sinds de dood van haar vader is haar leven als het ware stil komen te staan; het moet weer in beweging komen.

Hermsen: ‘In het leven van de hoofdpersoon, met name in de verhouding tot haar ouders, speelt spijt een belangrijke rol. Spijt over hoe de dingen gelopen zijn. Haar probleem is vooral dat die spijt nooit uitgesproken is. Spijt kan zich ophopen en komt dan als een berg tussen mensen in te staan. Dan kun je degene die achter die berg zit niet eens meer zien en wordt het gesprek steeds formeler en leger, omdat het werkelijk noodzakelijke gesprek niet gevoerd wordt.’

Omdat er, zoals in de roman, dingen zijn gebeurd die te pijnlijk zijn om over te praten?
‘Er is in het verhaal een latent geschilderde geschiedenis van huiselijk geweld. Daar is nooit over gesproken. De hoofdpersoon moet terug in de tijd om achter die berg van spijt te geraken. Ze moet terug naar het landschap van haar jeugd om de herinneringen weer toe te laten. Ze is op alle mogelijke manieren stil komen te staan – in het rouwproces om haar vader, maar ook in haar eigen leven. De rouw is geblokkeerd, omdat ze niet goed weet wie ze nu aan haar vader verloren heeft. Ze moet die tocht maken en in die rivier van haar jeugd gaan staan, zodat de herinneringen weer gaan stromen, zowel de pijnlijke als de mooie. Om zo de verhouding tot haar overleden vader te herstellen, zodat ze verder kan.’

Een beproefd procedé in de literatuur.
‘De reis terug naar een betekenisvolle plek, die zowel een uitwendige als een innerlijke queeste is, komt vaak voor – van Homerus’ Odyssee tot James Joyce’ Ulysses en alles ertussenin. In dit geval is het wel bijzonder dat het niet om haar geboortedorp gaat, maar om de vakantieplek waar voor haar gevoel het ware leven – dat wil zeggen, de vrijheid van het avontuur, maar ook de hartstocht en de risico’s – pas begon. Inclusief alle gevoelens die bij een eerste jeugdliefde horen, die ze daar ook weer opzoekt.’

Werkt zoiets ook in het echte leven?
‘Dat laatste – een jeugdliefde dertig jaar later weer opzoeken – kan zowel in de literatuur als in het echte leven alleen op een teleurstelling uitdraaien. Zoals de Franse dichter René Char schreef: “Zij die alleen nog maar hun herinnering delen, worden gauw door de tijd ingehaald. Geen geluk valt hun meer ten deel.” De liefde, en ook de vriendschap, kunnen niet enkel op het verleden gedijen. Ze hebben ook de bevestiging van het moment nodig, en toekomstdromen.’

Je kunt wel zo’n reis maken, maar er is geen garantie dat de gehoopte verandering daardoor optreedt.
‘Er zijn geen garanties, nee. Maar er zijn wel pogingen, en die zijn ook als ze mislukken nog waardevol. Ik herken wel iets van Ella’s geworstel in winterse Franse dorpen, lege hotels, in je eentje eten, niet weten wat je eigenlijk aan het doen bent. Het betekenisvolle van zo’n reis onthult zich niet meteen en laat doorgaans wat langer op zich wachten. Tien keer willen opgeven en dan gek genoeg toch doorgaan. Het gaat er ook niet om ergens meteen aan te komen, maar om te vertrekken vanaf de plek waar je bent. Zo’n reis heb ik ook diverse malen gemaakt.’

En kunt u het procedé aanbevelen?
‘Zeker. Want reizen die je in je eentje maakt roepen allerlei herinneringen op. Alsof die herinneringen niet alleen gedijen op rust, maar ook op eenzaamheid. Ik denk dat ze bijdragen aan ons wordingsproces, omdat ze ons opnieuw op ons zelf, ons innerlijk, betrekken. Ze laten ons her-inneren, en roepen daarmee een halt toe aan gevoelens van vervreemding. Daarom zijn ze waardevol en zelfs hoopvol, ook als ze negatief van aard zijn. Wanhoop begint als je je echt niets meer kunt herinneren, zoals bij amnesia. Dat is pas een verloren en verlaten zijn, zowel voor jezelf als ten opzichte van de ander. We groeien weliswaar op met het freudiaanse idee dat je veel zaken hebt moeten verdringen en dat die maar beter onzichtbaar kunnen blijven, of weggepoetst kunnen worden met behulp van moderne technieken, maar ik denk dat het vaak beter is er toch een verhouding toe te zoeken.’

U houdt niet van neurologische technieken die de pijn kunnen verzachten, zoals Deep Brain Stimulation?
‘Ik ben geen arts, en voor sommige trauma’s zal het ongetwijfeld helend zijn. Maar in mijn laatste boek onderzoek ik op meer filosofisch niveau de zin en het belang van herinneren. Op het moment van de herinnering wordt het verleden weer geactualiseerd. Dan kun je er een nieuwe verhouding of nieuwe interpretatie aan geven. Ik heb zelf ervaren hoe het is om zeer spijtige kwesties niet langer als onneembare en onwrikbare obstakels te beschouwen. Al herinnerend ontstonden er nieuwe schaduwzijden en nieuwe lichtpunten. Het is van belang ook herinneringen uit hun vaste kaders te tillen en met behulp van onze verbeeldingskracht tot nieuwe verhalen te smeden. Daarom durf ik te zeggen: ook de zwaarste herinneringen dragen uiteindelijk bij aan het hoopvolle einde van deze roman.’
 

Tekst loopt door onder beeld

Fotografie: Tessa Posthuma de Boer

Pure loutering
‘Dat was oorspronkelijk zelfs de titel. Totdat bleek dat Tom Lanoye een boek met dezelfde titel zou gaan publiceren. De uiteindelijke titel Rivieren keren nooit terug verwijst naar de metafoor van de tijd, het panta rhei – alles stroomt – van Heraclitus. Wij zijn in tijd verzonken wezens. Wij stromen niet alleen de berg af naar de zee, naar de toekomst, wij kunnen ook nadenken over het verleden en dromen over de toekomst en tegelijkertijd proberen een beetje in deze dag te leven. Dat zijn al drie verschillende tijdservaringen. We weten dat we dierbaren kunnen verliezen, en dat er een einde komt aan ons eigen leven; dat is de reden voor onze melancholie, die ook al uit tijdsbesef wordt geboren.

Die hele reflectie op de tijd is wat ons tot mens maakt. In die reflectie zoeken we niet alleen een verhouding tot onze toekomst of tot ons verleden, maar ook tot onze persoonlijke ethiek. Zonder tijd van leven en nadenken is er geen ethiek mogelijk. Daarom is het zo belangrijk om af en toe de eenzaamheid op te zoeken of een pauze in te lassen. Even niet vooruit willen stormen, maar durven verwijlen in de tijd. Je afvragen wat je goed of fout hebt gedaan. Herinneringen toelaten, er een verhouding toe zoeken. We denken al snel dat de pijn vanzelf wel verdwijnt, maar dat is meestal niet zo.’

Pijnlijk blijft: wat gebeurd is, is voor altijd gebeurd.
‘Misschien is dat niet altijd waar. Je kunt wel degelijk iets doen. Ten aanzien van jezelf en ook ten aanzien van anderen. Wat gebeurd is, wordt in onze herinneringen steeds opnieuw opgenomen in een verhaal. Dat verhaal verandert, met de tijd, de ervaring, de omstandigheden. We zijn als mensen geen voltooide wezens; we zijn nooit klaar of “af”, en dat geldt eigenlijk ook voor onze herinneringen. We blijven “in wording” – in statu nascendi, zegt Ernst Bloch – als we met behulp van onze talige en creatieve vermogens bepaalde gebeurtenissen of herinneringen opnieuw interpreteren. Spijt kan ongekend heftig zijn, zeker na een liefdesverhouding. Eerst is er het moment dat wellicht beiden denken: het werkt niet meer zo. Daarna komt er langzamerhand het besef wat en wie je verloren hebt en wat je zelf misschien niet goed hebt gedaan.’
 

Na-huwelijk

Over de pijn van een verbroken relatie en de schuldvraag die daarbij kan opdoemen, gaat Hermsens roman Blindgangers (2012), die voorafgaat aan haar laatste boek en dezelfde hoofdpersoon heeft. ‘Wat ik dankzij het werken aan deze roman geleerd heb is dat er ook spijtervaringen voortkomen uit gebeurtenissen die niemands schuld zijn, maar die gevormd worden door het lot. Nietzsche leert dat we ons lot moeten leren liefhebben, wat hij noemt amor fati. Spijt betreft dan vooral de Lauf der Dinge – het gaat nu eenmaal zo. Een liefdesverhouding ontwikkelt zich vaak volgens het vaste stramien van een soort natuurwet, met de verliefde roes in het begin, de vriendschap en de aanpassing als vervolg, en de al dan niet tragische breuk als einde. Spijt daarover zou ook deze wetmatigheid aangerekend kunnen worden, maar dat doen we meestal niet.’

Spijt dat wij als mensen geboren zijn?
‘Spijt dat sommige zaken in het leven, waaronder de liefde, nu eenmaal meestentijds een zeker patroon volgen. Spijt dat je moet constateren dat datgene wat jou heel erg met die ander verbond, dat niet langer op die manier doet. Sterker nog: dat wat jullie eerst zo tot elkaar aantrok nu een kracht is geworden die jullie van elkaar af heeft gedreven. Dat is voor een deel de Lauf der Dinge en niet zozeer iemands schuld. Ook al ben je nog zo gekwetst en wil je per se iemand de schuld geven. Of voel je je zelf schuldig. Het zou onze gevoelens van spijt en schuld wellicht iets kunnen verzachten als we ons realiseren dat er ook grotere machten en wetten in het spel zijn die ons leven voor een deel bepalen.’

Bent u zelf beter geworden in het aanvaarden van de Lauf der Dinge?
‘Het blijft tobben, hoor. Mijn ex-geliefde Henk en ik zijn naast elkaar blijven wonen en bevriend gebleven. We delen nog het schrijverschap, het ouderschap en de vriendschap. Maar ook dit na-huwelijk, dat al vijftien jaar duurt, heeft pieken en dalen gekend. Het is maar ten dele gelukt. Zoals bijna alles in het leven, en in de literatuur – een boek is ook altijd maar ten dele gelukt.

Belangrijk bij zo’n na-huwelijk is dat je inziet dat dit een echt nieuwe verhouding moet zijn, met nieuwe ervaringen en nieuwe gedeelde doelen. En niet alleen maar een afgeslankte vorm van de oude verhouding; dan heeft het weinig kans van slagen.’

Hoe voorkomt u nieuwe spijt in nieuwe verhoudingen?
‘Die is helaas niet te voorkomen. Een nieuwe liefde begint als een verbinding die het hele leven als nieuw laat smaken en alle geuren en kleuren van een nieuwe toets voorziet, en overal nieuwe mogelijkheden aan de horizon tovert. En dan wordt het gaandeweg toch weer een te krappe behuizing en aanpassing aan elkaar.’

Is dat onvermijdelijk?
‘Ik denk het wel. Maar het helpt als je je bewust bent van bepaalde patronen en valkuilen. En als je leert om je hoge verwachtingen wat bij te stellen. Dat voorkomt spijt. Zo leven Jaap en ik nu delen van de tijd alleen. Eigenlijk hebben we een soort latrelatie. Ik heb dat nodig om te kunnen maken wat ik maak en te worden wie ik kan zijn; daar heb ik ruimte, tijd en alleen-zijn voor nodig. Ook om de ander steeds weer als ander te kunnen ontmoeten. De liefde heeft ruimte nodig. Ach, spijt zal altijd wel opnieuw zijn intrede doen. Bij elk boek en elke menselijke verhouding. Behalve ten aanzien van mijn kinderen misschien. Die liefde is onvoorwaardelijk. Ten aanzien van hen voel ik werkelijk geen enkele spijt.’