Home Jezelf niet kunnen zijn

Jezelf niet kunnen zijn

Door Jesse van Amelsvoort op 01 maart 2019

Cover van 01-2019
01-2019 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Identiteit brengt een fundamentele spanning met zich mee. Enerzijds is er de opdracht en de behoefte de identiteit zelf vorm te geven, anderzijds wordt identiteit je onherroepelijk door anderen toegeschreven. Literatuurwetenschapper Jesse van  Amelsvoort thematiseert deze spanning via de roman NW van Zadie Smith.
 

In een vraag-en-antwoordstuk dat verscheen naar aanleiding van de publicatie van haar tweede essaybundel vorig jaar, antwoordde Zadie Smith op de vraag of ze zich de stem van ‘haar’ gemeenschap voelt: ‘Mijn probleem is dat ik niet over gemeenschap in het enkelvoud kan denken. Bestaat iedereen niet in een venndiagram van overlappende loyaliteiten en interesses? Ik ben zwart, ook een vrouw, ook een vrouw-van en moeder, een Brit, een Europeaan – voorlopig nog – een inwoner van Londen, een New Yorker, een schrijver, een feminist, een tweede-generatie Jamaicaan, een lid van de Afrikaanse diaspora, een fan van Game of Thrones, een academicus, een comedy-nerd, een theorie-liefhebber, een hiphop-hoofd en ga zo maar door.’ Nee, dus: ze zou niet weten van welke gemeenschap ze zich de spreekbuis zou moeten voelen. Natuurlijk, ze is een zwarte vrouw – maar ze is zoveel meer. 

Zadie Smith, schrijver van succesvolle romans als Witte tanden (2000), Over schoonheid (2012) en NW (2012), is een van de bekendste schrijvers van haar generatie. Haar biculturele achtergrond – haar moeder is Jamaicaans, haar vader wit-Brits – en de waaier aan onderwerpen waar ze in haar romans, verhalen en essays over schrijft verzekerden haar in korte tijd een plaats in de populaire cultuur. Zo werd ze door actrice Lena Dunham ‘een genie, een ride-or- die-chick, en de beste e-mailer die ik ken’ genoemd, en omschreef een Vogue-journaliste haar eigen multiculturele Londense jeugd als ‘uit een Zadie Smith-roman’. De Britse literatuurwetenschapper Dominic Head bejubelde Witte tanden drie jaar na verschijning al als ‘multiculturalisme voor het millennium’.

Waar Smith zelf pleit voor de vrijheid om te zijn wie je wil – de titels van haar essaybundels Voel je vrij (2018) en Ik heb mij bedacht (2009) zijn wat dat betreft programmatisch –, lijken veel mensen er juist op uit haar te categoriseren en van bepaalde labels te voorzien. In haar geval houdt dat in dat zij breed wordt gelezen als een schrijver die iets te zeggen heeft over identiteit en diversiteit in de vroege eenentwintigste eeuw. Daarmee ondervond zij het eeuwenoude proces dat Connie Palmen al in Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates beschreef: een schrijver kan geen controle uitoefenen over hoe er over hem of haar gesproken wordt. Betekenis ontstaat via de ander.

Deze manier van identiteiten toegeschreven krijgen door anderen beschrijft Smith ook in haar romans. Haar personages, bijna zonder uitzondering zelf gemigreerd of kinderen van migranten, ervaren identiteit als verlammend en onderdrukkend. Met andere woorden: ondanks hun wil vrij te zijn en zich het recht voor te behouden van gedachten te veranderen, kunnen zij zich moeilijk onttrekken aan stereotyperende machtsrelaties. Hun geleefde identiteit is vele malen gelaagder en complexer dan door anderen opgeplakte, veelal raciaal bepaalde identiteitslabels. Aan de hand van NW zal ik laten zien dat in de literatuur van Zadie Smith identiteit een keurslijf en een beperking is, waarin het verleden (roots) telkens de toekomst (routes) dreigt te blokkeren.

De enige auteur

Smiths vierde roman, NW, verscheen zeven jaar na haar vorige. Daarvoor had zij in vijf jaar tijd drie lijvige romans geschreven, die gekenmerkt werden door hun optimistische en speelse toon. NW tapte duidelijk uit een ander vaatje. De roman, waarvan de titel verwijst naar de postcode voor Noordwest-Londen, is een stuk pessimistischer over de mogelijkheid dat groepen met verschillende culturele achtergronden vreedzaam met elkaar kunnen samenwonen. NW volgt gedurende een dag de levens van vier buurtgenoten uit Willesden, de buurt waarin Smith zelf ook is opgegroeid en die in het verhaal een microkosmos wordt voor de hedendaagse westerse maatschappij.

Centraal staan Leah Hanwell en Natalie Blake, vriendinnen die elkaar al uit hun jeugd kennen maar vaak ook lange tijd niet zien. Ze zijn samen opgegroeid in Caldwell, een council estate oftewel gemeenteflat, bestaande uit sociale huurwoningen, winkels en soms ook scholen en andere diensten. Leah is hier haar hele leven gebleven, al is ze af en toe naar een mooier of groter appartement verhuisd. Natalie is, na haar studie rechten in Bristol, in een rijker gedeelte van de buurt gaan wonen en werkt als advocaat. Beiden hebben echter moeite om te bepalen wie ze zijn en om hun eigen verhaal te vinden. 

NW opent met Leah, die als verlamd door de hitte in haar tuin ligt, en een zin die ze op de radio heeft gehoord probeert op te schrijven: ‘Ik ben de enige auteur van het woordenboek dat mij beschrijft.’ Omdat het moeilijk schrijven is met een potlood op de cover van een glossy komt ze niet verder dan ‘ik ben de enige auteur’. In plaats van controle over haar eigen leven te claimen, drukt Leah zo onbedoeld haar eenzaamheid uit. Hiermee zijn de centrale thema’s van deze roman op speelse wijze geïntroduceerd: de moeite om werkelijk contact met anderen te maken, en de onmogelijkheid om te bepalen wie je bent en wie je wil zijn. Als arme, van oorsprong Ierse bewoner van Caldwell lijdt Leah onder allebei. Smith laat zien hoe besluiteloos Leah als gevolg hiervan is in haar dagelijks leven. Wanneer de drugsverslaafde Shar haar bijvoorbeeld oplicht, lukt het Leah niet er boos over te worden.

Na Leah volgen we in het tweede deel van de roman Felix Cooper, een jonge filmmaker die vanuit Willesden naar het centrum van Londen reist. Als zoon van migranten uit een verder niet gespecificeerd deel van de Caraïben is hij net als Leah een fysieke, levende herinnering aan het koloniale rijk dat Groot-Brittannië – of moeten we zeggen: Engeland – lange tijd zoveel rijkdom en status heeft geschonken en inmiddels verloren is gegaan. Felix reist naar het centrum van de stad van waaruit ooit dat wereldrijk bestuurd werd, waar hij op een gegeven moment en zonder duidelijke reden neergestoken wordt.

Na de onverwachte dood van Felix verlegt NW zijn aandacht naar Natalie Blake, die op haar eigen manier worstelt met haar identiteit. In een duidelijk door het modernisme van James Joyce geïnspireerde sectie presenteert Smith Natalies leven van kinds af aan. NW is opgezet als een roman-in-een-dag, de literaire vorm die bekend werd door modernistische klassiekers als Joyce’s Ulysses (1922) en Virginia Woolfs Mrs Dalloway (1925). Enkel Natalies deel van deze roman bestaat uit een grote flashback. Daarmee is zij dus het enige personage wiens geschiedenis we meekrijgen, waarin goed zichtbaar wordt hoe moeilijk het leven als tweede-generatie migrant is aan het einde van de twintigste en begin van de eenentwintigste eeuw (Natalie is deels van Jamaicaanse afkomst). Wie zij is, wordt telkens gereduceerd tot wat zij is. Om het Arendtiaans te zeggen: als haar identiteit een verhaal zou kunnen zijn, is het haar niet toegestaan het in haar eentje vertellen. Wat ze ook doet, ze voelt dat ze tekortschiet en alsof ze haar jeugd en haar wortels verraadt. Wanneer Natalie met Nathan Bogle, een oude klasgenoot van onduidelijke komaf (al heeft hij een afro), door Noordwest-Londen zwerft – vanuit Willesden op weg naar het veel rijkere Hampstead Heath – vallen dingen in haar leven op zijn plaats.

NW eindigt met Leah en Natalie samen. Leahs man weet niet hoe hij tot haar door moet dringen, Natalie en haar man zijn op een dieptepunt in hun huwelijk beland. Leah zegt over de moord op Felix Cooper, waarvan ze gehoord heeft: ‘Ik begrijp gewoon niet waarom ik dit leven heb. (…) Jij, ik, wij allemaal. Waarom dat meisje [de drugsverslaafde Shar] wel en wij niet? En die arme jongen [Felix] in Albert Road. Ik snap het gewoon niet.’ Natalie antwoordt: ‘Wij wilden verder. (…) Het spijt me als dat antwoord je niet bevalt, Lee, maar zo is het gewoon.’ Dit gesprek vormt het begin van een vernieuwde toenadering tussen de twee. De roman eindigt kort hierop met de twee vriendinnen hangend boven een telefoon, klaar om de politie te informeren dat ze vermoeden dat Nathan de moord op Felix gepleegd heeft.
 

Melancholische verbeelding

In hun streven om verbindingen aan te gaan, worden de personages in NW gedwongen om te gaan met de spanningen tussen hun verleden en hun toekomst, tussen wat Paul Gilroy heeft omschreven als hun ‘wortels’ (roots) en ‘routes’. Stuart Hall karakteriseerde identificatie met iemands wortels als aansturen op stabiele kaders waarbinnen betekenis kan ontstaan. Deze kaders zijn weer geworteld in een gemeenschap die voortkomt uit gedeelde historische ervaringen en cultuur, met alle gedeelde codes en normen die daaruit voortkomen. Wanneer iemand zich oriënteert op routes wordt de toekomst even belangrijk als het verleden, en wordt transformatie en verandering mogelijk. Een gedeelde toekomst kan bestaan, ook als het verleden dat niet is. In NW proberen de biculturele personages zoals Leah en Natalie hun identiteit op te bouwen via een oriëntatie naar de toekomst. Zij komen er echter telkens weer achter dat de gespannen maatschappij waar zij in leven hun tegenwerkt door juist hun wortels te benadrukken.

Die maatschappij is melancholisch, volgens Gilroy in After empire. Gilroy betoogt dat Groot- Brittannië nog niet in het reine is gekomen met het verlies van het wereldrijk, wat een ‘postkoloniale melancholie’ tot gevolg had. In een dergelijke maatschappij neemt de migrant een belangrijke positie in, aangezien deze ‘alle ongemakkelijke ambiguïteiten van de pijnlijke, beschamende maar tegelijkertijd blijkbaar ook opwindende imperiale geschiedenis’ belichaamt. Dit verleden kan niet afgesloten en verwerkt worden, waardoor de imperiale impuls telkens opnieuw wordt gecreëerd. Volgens Gilroy is het niet belangrijk of de migrant uit een land komt dat vroeger door de Britten gekoloniseerd was of niet. In de melancholische verbeelding is elke vorm van differentie en anders-zijn een teken dat de homogene natie verloren is gegaan. 

Als alternatief voor de melancholische maatschappij conceptualiseert Gilroy er een die gebaseerd is op convivialiteit, waarin alledaagse ‘processen van samenleven en interactie’ leiden tot een acceptatie van diversiteit en alledaags kosmopolitisme. Gilroys term roept het oude Spaanse idee van convivencia op, dat de situatie op het schiereiland onder Moorse heerschappij beschreef. In grote steden als Córdoba leefden in de middeleeuwen moslims, christenen en joden vreedzaam samen, wat veranderde toen de Spaanse Inquisitie eind vijftiende eeuw haar werk begon te doen. In ons heden sluit convivialiteit aan bij wat de geograaf Doreen Massey heeft omschreven als de throwntogetherness, oftewel de grote verscheidenheid van meningen, wereldbeschouwingen en levenspaden in grote steden. Convivialiteit berust bij Gilroy op sociale spontaniteit, waarbij men open staat voor al deze andere gezichtspunten en ervaringen.

Zo opgeschreven klinkt het alsof de melancholische en de conviviale maatschappij twee tegenovergestelde mogelijkheden zijn, en het valt niet te ontkennen dat Gilroy ze ook zo presenteert. Het is of het een, of het ander. Dit doet echter geen recht aan de stedelijke throwntogetherness, die doorgaans juist rommelig en niet netjes afgebakend is. Wat dat betreft kunnen we ons oor beter te luisteren leggen bij de literatuur – oftewel, bij fictie –, waar de verwarring en de afwezigheid van orde vaak beter gerepresenteerd worden. Ook in NW is dat zo. Aan de ene kant is er het spontane geweld dat een einde maakt aan Felix Coopers leven, dat
past bij een gepolariseerde, gespannen melancholische maatschappij. Aan de andere kant is de roman, zoals eigenlijk al het werk van Smith, gecommitteerd aan een inclusieve, conviviale ethiek.

NW, zo heb ik elders betoogd, kan gelezen worden als een poging om Gilroys project te verbinden aan E.M. Forsters humanistische impuls tot verbintenis, waardoor Smith zeer beïnvloed is. Diens roman Howards End (1910) is een verkenning van de manieren waarop mensen uit verschillende sociale klassen tot elkaar kunnen komen. In Over schoonheid ging Smith al een dialoog aan met deze klassieker, en ook in NW staat het meest bekende zinnetje uit deze roman – ‘only connect’ – centraal. Want ondanks de maatschappelijke krachten die migranten en hun kinderen klein willen houden en tegen elkaar uit willen spelen, bestaat de centrale spanning in deze roman uit de bewegingen tussen Leah en Natalie. Hun toenadering aan het einde van de roman krijgt extra betekenis door deze geschiedenis, die we vooral leren kennen vanuit Natalies perspectief.
 

Ontworteld

Natalie is het personage dat het hardst geprobeerd heeft aan haar wortels te ontsnappen. In een poging om afstand te nemen van haar verleden is zij voor haar studie naar Bristol verhuisd. Wanneer zij terugkeert naar de Britse hoofdstad voor haar werk gaat ze in een rijker deel van Willesden wonen. Natalie weet de sociale ladder te beklimmen: vanuit de armoede en immobiliteit van het leven in en rondom de council estate naar een betrekkelijk comfortabel middenklasse-level als advocaat. Met haar man Frank heeft ze twee kinderen gekregen: het plaatje van het perfecte gezin. Daarmee lijkt zij haar leven beter op orde te hebben dan Leah, die
vastzit.

Maar schijn bedriegt: onder het uiterlijke succes broeit het. Dat het recht niet de rationele en objectieve arbiter is die het lijkt te zijn, ontdekt Natalie wanneer ze betrokken wordt bij een zaak van een ‘onmiskenbaar Jamaicaanse’ man en haar verteld wordt dat ze niets hoeft te doen behalve bevallig kijken. Natalie hoopte op te vallen door het goede werk dat ze levert, maar krijgt in plaats daarvan erkenning op basis van haar huidskleur. Ze wordt niet gevraagd vanwege haar scherpe redeneringen of grondige kennis
van het recht, maar om de verder witte mannen in het team diepte en geloofwaardigheid te geven.

Op momenten als deze voelt Natalie zich niet verbonden met anderen en ontworteld. Door haar geboorteplaats te ontstijgen, is ze ook iets kwijtgeraakt: een deel van haar identiteit. Natalie wilde voldoen aan een bepaalde opvatting van wat het betekent om Brits te zijn. Onderweg heeft ze zich afgesneden van wie ze ooit was en waar ze vandaan kwam. Vrij letterlijk: Natalie is niet de naam waar ze mee geboren werd – dat was Keisha. De aangenomen naam Natalie is ontdaan van de etnische of zelfs raciale connotaties die haar geboortenaam wel heeft, en suggereert dus een zekere witte neutraliteit. In haar nieuwe leven, dat door haar werk in ieder geval deels voor de bühne geleefd wordt, is geen plaats meer voor het meisje dat ze ooit was. 

Op een behoorlijk Freudiaanse manier komt deze verdrongen identiteit toch naar voren. Via het e-mailadres KeishaNW@gmail.com heeft Natalie contact met vreemden met wie ze buitenechtelijke seks heeft. Opvallend aan dit e-mailadres is dat het haar oude naam verbindt aan het deel van Londen waar ze nog steeds woont: met beide heeft ze een moeilijke, getroebleerde verhouding. In feite creëert ze op deze manier een avatar waarmee ze haar oude identiteit de digitale, virtuele werkelijkheid inbrengt. Wanneer haar man Frank een van de e-mails leest die ze vanaf dit adres heeft gestuurd, vraagt hij haar: ‘Wat moet dat godverdomme voorstellen? Is dit echt?’, gevolgd door: ‘Wie bén jij?’ en ‘Hier beneden zitten twee kinderen van je. Je zou verdomme volwassen moeten zijn. Wie ben je? Wat is dit?’ Zonder dat hij het weet, raakt Frank de kern van Natalies eigen zorgen: zij weet niet meer wat echt is of – in hedendaags taalgebruik – wie haar authentieke zelf is. Eerder vroeg Leah zich al af wie Natalie is: ‘Wie is deze persoon?’ Ze herkent de vriendin uit haar jeugd niet meer. Daarmee raken Leah en Frank aan de kern van Natalies eigen gevoelens over haar wortels en haar routes en waar zij precies
thuishoort. 
 

Verschillende lagen

Nadat Frank achter haar tweede, online leven is gekomen, probeert Natalie haar band met de stad om haar heen te vinden en te versterken. Londen is haar thuis, maar haar identificatie met de stad verloopt niet vlekkeloos. Haar locatie en haar migratieachtergrond bemoeilijken een eenvoudige vereenzelviging met de stad. Als een zwarte Britse burger kan zij zich de stad, het oude imperiale en koloniale centrum, niet een-twee-drie toe-eigenen.

Op dit punt treedt NW impliciet in dialoog met Virginia Woolfs Mrs Dalloway, waarin de rijke Clarissa Dalloway betrekkelijk eenvoudig door het centrum van Londen kan lopen en zich met alles en iedereen verbonden voelt. Woolf liet haar hoofdpersonage door Shaftesbury Avenue lopen, een straat midden in Londen beginnend bij Piccadilly Circus, die voor Natalie niet op dezelfde manier toegankelijk is. Natalie loopt door het noordwesten van de stad, voor haar gevoel op weg naar ‘nergens’. Eenzelfde leegte ervaart zij ook zichzelf: ‘Ze had geen naam, geen biografie, geen karaktertrekken.’ (Hier komt ook een mogelijk tweede betekenis van NW naar voren: nowhere, nergens.) Wanneer ze, inmiddels geflankeerd door Nathan, langs Caldwell loopt, probeert ze tevergeefs haar verleden op te roepen: 

‘Tijdens het lopen probeerde ze de mensen daar, in het huis, in haar huidige gedachtestroom te plaatsen. Maar de relatie tot elk van die mensen was nu onherkenbaar voor haar en door een langdurig proces van verwaarlozing, bijna haar hele leven lang, had haar fantasie niet de scheppende kracht om een alternatieve toekomst voor zichzelf op te roepen. Het enige wat ze voor zich zag, was een alles verstikkende schaamte voor deze grauwe wijk.’

De meditatieve staat van zijn waarin het lopen Natalie brengt – of Keisha, zoals Nathan haar blijft noemen – leidt tot een gevoel van schaamte. Lopen haalt haar in zekere zin uit de wereld, maar brengt haar tegelijkertijd dichter bij die wereld die zij achter zich had gelaten, en waar ze toch geen afscheid van heeft kunnen nemen. Tijdens de wandeling verruilt zij dus het zoeken naar een route door het leven voor aandacht voor haar wortels. Als Natalie moeite had het onderscheid tussen echt van onecht, tussen schijn en wezen, dan is een stap terugnemen en zich terugtrekken in haar ‘huidige gedachtestroom’ mogelijkerwijs een oplossing. Natalie lijkt dichter bij wie zij is te komen, waarbij ze langzaam maar zeker het masker dat ze al die tijd gedragen heeft weglegt.

Ondanks dat ze niet verbonden is met de wereld om haar heen, beoordeelt Natalie de diversiteit van de stedelijke omgeving die ze doorkruist als ‘bijna plezierig’, wat een zekere band met de stad suggereert. Langzamerhand lopen Nathan en zij vanuit de armere delen van de stad richting de rijkere buurten rondom Hampstead Heath. De council estates verdwijnen, om plaats te maken voor rijen Victoriaanse huizen waar de Londense middenklasse woont. Natalies ‘thuis’ bestaat uit in het oog springende contrasten tussen huizen en klassen, waaronder een hardnekkige economische differentiatie ligt. Deze diversiteit is wat Natalie gemaakt tot heeft wie ze is: net als Londen bestaat zij uit vele verschillende lagen en facetten die niet terug te brengen zijn tot een singulier, dominant verhaal of beeld. Juist in haar zoektocht naar een betere toekomst heeft zij wel gestreefd naar zo’n eenvoudig te begrijpen beeld en identiteit.
 

De hoofden tegen elkaar

Smith zet in NW nog een stap verder. Natalies zoektocht eindigt niet met een acceptatie van de veelzijdigheid van Londen, die haar eigen meervoudige identiteit weerspiegelt. Want is het wel zo simpel? Als er een constante interesse in Smiths werk aan te wijzen valt, moet dat namelijk wel de invloed zijn van de plaats waar je geboren en opgegroeid bent op je latere levensloop. Smiths personages zijn altijd concreet gesitueerd, vaak in Londen, soms ook elders. Het verschil tussen haar vroegere werken, zoals Witte tanden en Over schoonheid, en romans als NW en Swing Time is de manier waarop personages om kunnen gaan met die laatsgebondenheid. Al willen ze er nog zo graag weg, in NW keren ze altijd terug naar Caldwell, Willesden. Beweging in deze roman is als een tol die altijd terugrolt naar zijn beginpunt. Zo ook Natalie: na haar studie in Bristol kwam ze weer in de buurt wonen en na de wandeling met Nathan gaat ze naar Leah, in Caldwell.

Natalie zoekt naar zichzelf en probeert in het reine te komen met het verleden, als basis van waaruit ze een betere toekomst kan beginnen. De sleutel hiervoor ligt echter niet in een algemene, abstracte band met Londen, die bovendien misschien niet eens ‘echt’ is maar slechts ingebeeld. De sleutel is Leah. Geheel in lijn met Forsters humanistische ethiek begint de weg terug niet met de vereenzelviging van het individu met een publieke ruimte die haar niet volledig accepteert, maar met de interpersoonlijke connectie tussen twee vriendinnen. 

Toen Leah en Natalie (toen nog Keisha) vier waren, vond er een dubbel belangrijke gebeurtenis plaats: Keisha redt Leah van de verdrinkingsdood in een zwembad, waarop Leahs moeder die van Keisha vele malen bedankt. Deze gebeurtenis markeert het eerste moment in het verhaal dat NW vertelt waarop twee om andere redenen gediscrimineerde en achtergestelde groepen nader tot elkaar komen. (De Ieren hadden lange tijd, en misschien nog steeds wel, een complexe verhouding ten opzichte van de Britten, die tot de vroege jaren twintig van de vorige eeuw als kolonisators over het eiland heersten.) Racisme en allerhande vooroordelen plaatsen Ierse en Jamaicaanse immigranten niet alleen op afstand van de mainstream Britse maatschappij, maar zet de twee groepen ook tegen elkaar op en zorgt ervoor dat zij geen gedeeld front kunnen organiseren. Slechts door deze gebeurtenis, letterlijk een zaak van leven of dood, weet men – in de privésfeer! – deze status quo te doorbreken.

In hun tienerjaren zijn Leah en Natalie uit elkaar gegroeid, een situatie die voortduurt tot in NW’s verhaalheden. Natalie probeert, na haar aanvaring met Frank en de wandeling met Nathan, met Leah te praten. Natalie ziet Leah net zo kwetsbaar en alleen als in het zwembad, zonder vrienden om haar heen. Leah is haar illusies over het leven verloren, haar gemoed is bezwaard door onder andere de moord op Felix. NW eindigt, als gezegd, met de twee vriendinnen die hun vermoedens met de politie delen:

‘Leah vond het nummer op internet. Natalie toetste het in. Het was Keisha die praatte. Los van het feit dat deze telefoon uit haar eigen zak kwam, deed het hele proces haar bovenal denken aan de telefoontjes die de twee vriendinnen vroeger pleegden als ze een jongen belden die ze leuk vonden, altijd in een ietwat hysterische stemming, met hun hoofden tegen elkaar boven de hoorn.’

In dit complexe slotbeeld lopen heden en verleden door elkaar. Tegelijkertijd is het niet helemaal duidelijk wie – Leah, Natalie of Keisha – er herinnerd wordt aan de telefoontjes uit hun jeugd. De scène eindigt met een fysieke aanraking in het verleden, die echter opgeroepen wordt in het verhaalheden. Leah en Natalies onafhankelijke identiteiten vloeien hier samen: de fysieke aanraking is net zo goed een spirituele samenkomst, het verleden is het heden, waarbij zij zich inzetten voor een daad van rechtvaardigheid. Het is een hernieuwde stap de wereld in, gezet vanuit een warme en veilige privéruimte waar mensen mogen zijn zonder gecategoriseerd
te worden.
 

Eigen verhaal

Literatuur heeft haar eigen manier om gedachte-experimenten vorm te geven. NW’s intellectuele engagement kan niet begrepen worden zonder aandacht te besteden aan de kunstzinnige manier waarop dat engagement vormgegeven wordt. De roman thematiseert de spanning tussen enerzijds de wens van haar personages hun eigen verhaal te vertellen – wie te zijn, op welke manier invulling te geven aan hun roots en hun routes – en anderzijds de maatschappelijke druk die hen tot een ‘wat’ maakt en hen in vaststaande en beperkende hoekjes drukt. Door de complexiteit van concrete en gelaagde personages te laten zien, maakt Smith inzichtelijk wat de gevolgen kunnen zijn van buitenaf opgelegde identiteiten. Martha Nussbaum spreekt in deze context van de ‘morele verbeelding’, waarbij literatuur zich juist onderscheidt van filosofische ethiek doordat zij niet handelt over abstracte voorbeelden, maar over concrete personages. 

NW laat zien hoe moeilijk het is om identiteit als keurslijf en beperking te ontmantelen in een samenleving waar veel waarde wordt gehecht aan huidskleur en komaf. Waar Leah verlamd is door de druk die zij van buiten voelt en het ongemak over haar eigen positie, verliest Natalie in haar zoektocht naar een plaats in de wereld uit het oog waar ze vandaan komt, waardoor ze op drift raakt. Zij kunnen pas met vertrouwen de wereld tegemoet treden wanneer zij die buitenwacht eerst negeren en hun band met elkaar hersteld hebben. Bovenal willen zij vrij zijn om hun eigen verhaal te vertellen, zonder door anderen opgelegde beperkingen.
 

Literatuur

Arendt, H. (2009), De menselijke conditie. Amsterdam: Boom.
Fernández Carbajal, A. (2016), On being queer and postcolonial: Reading Zadie Smith’s NW through Virginia Woolf’s Mrs Dalloway. Journal of Commonwealth Literature 51: 76-91.
Gilroy, P. (2004), After empire: Melancholia, or convivial culture? Londen: Routledge
Hall, S. (1990), Cultural identity and diaspora. In: J. Rutherford (red.), Identity: Community, culture, difference. Londen: Lawrence and Wishart, 222-237.
Marcus, D. (2013). Post-hysterics: Zadie Smith and the fiction of austerity. Dissent 60: 67-73.
Nussbaum, M. (1996), Poetic justice: The literary imagination and public life. Boston: Beacon Press.
Smith, Z. (2012), NW. Amsterdam: Prometheus.
Smith, Z. (2018), Voel je vrij. Amsterdam: Prometheus
Van Amelsvoort, J. (2018), Between Forster and Gilroy: Race and (re)connection in Zadie Smith’s NW. Tulsa Studies in Women’s Literature 37: 4119-434.