Nee, ze draagt geen hoedje met een veer, en aan de muren van haar Amsterdamse appartement hangt geen enkel gewei. Pauline de Bok is eerder een pacifistisch type: een frêle dame met intellectuele bril, rood gestifte lippen en schuifelend op huissloffen. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat zij zich met een geweer in jagershutten ophoudt om boventallig wild met een enkel schot te doden. Toch is dat wat ze soms doet in voormalig Oost-Duitsland, waar ze een groot deel van het jaar in een verbouwde koeienstal woont en werkt.
In haar boek Buit (2020) deed ze uitvoerig verslag van haar jachtavonturen, het urenlange observeren van het wild en de verwerking van geschoten herten, reeën, zwijnen en een enkele haas tot eetbaar vlees. Ook in haar boek De poel (2021) beschrijft ze als nature writer het ecosysteem om haar heen. ‘Ik beschouw mezelf niet als schrijvende jager, maar als jagende schrijver,’ zegt ze, als we aan haar keukentafel zitten. ‘Ik vertel mijn verhalen van binnenuit, met mijn voeten in de aarde en gebruik mezelf als instrument om verder door te dringen in de natuur – ook in de onze.’
Als insider in de natuur maakte ze zich juist tot buitenstaander onder de mensen. ‘In kringen van zelfbenoemde dierenvrienden ben ik sowieso fout, omdat ik jaag. Punt. Bibi Dumon Tak wijdt in haar schotschrift een heel hoofdstuk aan mij, noemt me een “moordmachine” en een “eencellige”, gebaseerd op een oud tv-interview van vijf minuten en zonder dat ze mijn werk heeft gelezen. En op het Duitse platteland vinden ze het maar vreemd, een schrijver uit Amsterdam die jaagt. Soit!’
Menselijke eigendunk
Als dochter van een veearts in Twente was ze altijd al gefascineerd door dieren en de dood. Ze zorgde dat ze in de buurt van haar vader was als een hond een spuitje kreeg en ze begroef dode vogels en muizen. De dood was op het platteland overal. Om zich beter in te kunnen leven in de hoofdpersonen van haar roman De jaagster (2014) besloot ze op haar 56e haar jachtakte te halen. ‘Dat boek bleek een smoes, want ook daarna bleef ik jagen. Het was voor mij een manier om dichter bij de natuur te komen. Ik wilde in mijn leefgebied meer te zoeken hebben dan alleen de moestuin onderhouden, noten plukken en jam maken. Ik wilde mezelf als onderdeel van die wereld leren zien en beter begrijpen hoe ik me als mens verhoud tot de natuur, met alle hardheid en wreedheid die daarbij hoort. Juist als jager verbaas ik me over onze ongelooflijke menselijke eigendunk. We zouden wel wat nederiger mogen zijn. Er is zoveel wat we niet weten en ook niet kúnnen weten met onze beperkte zintuigen en ons menselijk bewustzijn.’
Even tussendoor… Wil je meer lezen over mens en natuur? Schrijf je dan in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Ook de morele verontwaardiging over de jacht past bij de menselijke hoogmoed, denkt De Bok. ‘Zo stellen anti-speciësisten enerzijds mensen en dieren aan elkaar gelijk, maar anderzijds stellen ze zich moreel boven andere dieren omdat zij menen te weten wat het beste voor ze is. Mensen die niet willen dat hun katten vlees eten, terwijl katten carnivoren zijn. Het getuigt van doorgeslagen antropomorf denken waarin de mens toch weer de kroon op de schepping is. Of wat dacht je van de dierenvrienden die de damherten uit de Waterleidingduinen met vrachtwagens naar een Roemeens natuurgebied wilden laten overbrengen? Over mishandeling van wilde dieren gesproken.
Wij mensen hebben de neiging alles te willen beheersen wat binnen ons bereik komt. De afgelopen twee eeuwen hebben laten zien waar dat ons gebracht heeft. Inmiddels zijn wij zelf de grootste plaag. We hebben de aarde overstelpt, we zijn met te velen, we leven steeds langer. En nu proberen “we” de uitputting van de aarde met technologie te keren, zonder dat we overzien wat dat op den duur weer teweegbrengt. De aarde warmt op? Dan maken we de wolken toch gewoon witter!’
Predatoren
‘Toch zal het ons niet lukken de wereld te onttoveren, achter elke nieuwverworven kennis poppen andere raadsels op. Als ik alleen maar naar de wilde dieren kijk, hoe weinig we van ze weten, laat staan dat we ons in ze kunnen verplaatsen. We kunnen niet buiten het menselijk perspectief treden, we kunnen hooguit weten dat ons perspectief niet de standaard is. Zo heeft een hert, als vluchtdier in halfopen landschap, een panoramaperspectief, en zijn oren en zijn neus zijn veel beter dan de mijne.’
We zouden guller moeten zijn met onze aandacht voor de rijkdom die de natuur ons nog steeds te bieden heeft, voor alles wat leeft en krioelt om ons heen, in ons ook, we worden zelfs bevolkt door schimmels en bacteriën die ons in leven houden. Wij zíjn natuur, we kunnen nog geen seconde zonder, denk alleen maar aan de lucht die we inademen.’
‘Mensen zijn predatoren, of ze het willen of niet’, schrijft De Bok in Buit. ‘En dat bedoel ik maar ten dele overdrachtelijk: achter geld, seks of macht aanjagen. De jacht zit in ons, is deel van ons. Niemand heeft schone handen. Voor mij is jagen kleur bekennen. Ik ben nu eenmaal een mens. Leven is doden.’