Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wie desondanks vasthoudt aan de kwalificatie ‘onfatsoenlijk’ moet het systeem, of ten minste delen van het systeem, onfatsoenlijk verklaren. En wie waagt zich daar nog aan? Er is immers geen alternatief voor de markteconomie en met de wereldwijde omarming van het marktmodel is kritiek op de kwalijke kanten ervan een moeizame zaak. Het algemeen devies is tweeërlei, de onfatsoenlijke kanten moet je constructief benaderen – en waar nodig bestrijden – en als dat niet helpt moet je ze maar voor lief nemen. En dat doet René ten Bos nu net niet. Deze bijzonder hoogleraar filosofie en organisatietheorie in Nijmegen en managementtrainer bij bureau Schouten & Nelissen in Zaltbommel kenschetst de onfatsoenlijke trekken van het bedrijfsleven, juist in een tijd dat het bedrijfsleven zelf ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ en ‘duurzaam ondernemen’ prominent op de managementagenda heeft staan.
Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)? Ongeveer vijfentwintig jaar geleden omschreef de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) een eerste globale gedragscode voor bedrijven. Twee jaar later schreef de International Labour Organisation een code die zich op productieomstandigheden toespitste. Maar het fenomeen gedragscodes zette pas goed door toen multinationals met acties onder druk werden gezet. Shell kampte met milieu- en mensenrechten (Brent Spar-affaire en de olievelden in Nigeria).
Onvoorspelbaar
Harry Hummels kent en schetst de praktijk van ethische bedrijfsvoering. ‘Concreet gaat het bedrijven steeds om omgangsvormen, omgang met werknemers, met het milieu, met corruptie of steekpenningen, waarbij over het standpunt niet ingewikkeld hoeft te worden gedaan. De moeilijkheid zit er voor hen in hoe je ervoor zorgt dat de procedures kloppen, dat een gedragscode ook daadwerkelijk in het bedrijf wordt uitgevoerd. Een onderneming die alles wil beheersen, heeft dus niet alleen een gedragscode, maar beschikt over een stelsel van maatregelen. De code moet helder worden gecommuniceerd, bijvoorbeeld in de vorm van publicaties, of workshops, of soms ook door een-op-een gesprekken. Vervolgens moeten er procedures zijn, bijvoorbeeld als een medewerker met een dilemma wordt geconfronteerd. Tot slot dienen de resultaten voortdurend te worden teruggekoppeld, zoals in elk normale beleidscyclus.’ Fatsoen kost geld, soms veel geld.
Hummels. ‘Je moet je voorstellen dat bedrijven een rationaliteit hanteren die gericht is op controle. Ze willen niet graag geconfronteerd worden met vraagstukken zoals kinderarbeid, corruptie, milieuvervuiling of mensenrechtenschendingen. Dat is slecht voor de goede naam. Dus probeert een onderneming haar maatschappelijke risico’s te minimaliseren. Vanuit die rationaliteit worden door het opstellen van gedragscodes maatschappelijke aspecten meegewogen. Als Instituut verantwoord ondernemen begeleid je daarbij, waarbij je ook andere posities onder hun aandacht brengt, zoals die van non-gouvernementele organisaties, (NGO’s), belanghebbenden, die elk hun eigen rationaliteit inbrengen. Wij doen ons werk goed als we er in slagen die posities te verhelderen, en bedrijven laten zien dat ze niet klaar zijn met die code. Ik wil daarbij genuanceerd kijken naar mogelijkheden binnen de rationaliteit die het bedrijfsleven beheerst, en zorgen dat alle posities in het spel goed worden begrepen.’
Holle retoriek
Het onfatsoen ligt in de ontkenning van menselijke eigenschappen. ‘Mensen zijn niet efficiënt, mensen zijn dwarsliggers. Vergelijk dit met de manie om overheid en democratie bedrijfsmatiger in te richten. Efficiency hoort niet bij democratie. Praten, praten en nog eens praten, dat hoort er wel bij. Efficiency is zowel intellectueel als populistisch erg aantrekkelijk, misschien zelfs uitdagend, maar het is niet een term die ik met de democratie associeer.’ Is er een ethiek die het fatsoen opbrengt menselijke eigenschappen en bijvoorbeeld de vereisten van de democratie voldoende mee te wegen? Ten Bos zal normatieve uitspraken daar in elk geval steeds op onderzoeken. ‘Omdat menselijke ontevredenheid met het systeem – die basale onrust – niet het kenmerk is van losers, maar van mensen die een realistische inschatting maken van hun eigen positie.’
Actiegroepen
Over het fatsoen en die professionele actiegroepen bestaat trouwens ontevredenheid, zo constateert Hummels. ‘Grote bedrijven doen pogingen in gesprek te komen met hun omgeving, zoeken transparantie in hun bedrijfsvoering terwijl ze de maat wordt genomen door activisten die zich van onoorbare strategieën bedienen. Zo bediende Greenpeace zich bij de Brent Spar van foutieve “wetenschappelijke informatie”. Zo gaat Milieudefensie relaties aan met bedrijven om informatie te verkrijgen, om vervolgens – zo is de klacht in het bedrijfsleven – in een rapport ‘de vloer met ze aan te vegen’. Vanuit hun strijdvaardige positie zien zij dat zeker als legitiem, binnen het bedrijfsleven valt dan wel eens de term onfatsoenlijk.’
‘Bedrijven worden fatsoenlijk als het economisch goed gaat’, stelt Ten Bos. Natuurlijk zegt Hummels, maar hij voegt daar aan toe dat dit geen argument is om het fenomeen Verantwoord Ondernemen terzijde te schuiven. ‘De economische groei is zeker de achilleshiel van de ontwikkelingen. Nu de economische achteruitgang is ingezet, is het een cruciale vraag of het Maatschappelijk verantwoord ondernemen voldoende is geïnstitutionaliseerd. Bedrijven gaan zich onvermijdelijk terugtrekken op hun primaire processen. Een kritisch moment. Is er al genoeg bereikt?’
People, Planet, Profit
‘Een unieke organisatie besloot een platform op de richten. Uniek, want wie vindt waar ook ter wereld een magazine dat gezamenlijk wordt uitgegeven door een ministerie, een bank, een vakcentrale en een pensioenfonds.’ Aan het woord is de hoofdredacteur van dit glossy magazine, Jan Bom, die van Buitenlandse Zaken, SNS Reaalgroep, FNV en PGGM de vrije hand krijgt om elk kwartaal de gedachte van duurzaam ondernemen te belichten met Nederlandse en Engelse artikelen, columns en nieuwsberichten. Het heet P+, people, planet, profit.
Het blad is doordesemd van optimisme. Een artikel over een prijs voor het beste milieujaarverslag; winnaar is KLM. Een ‘netwerk-portret’ van Piet Sprengers, directeur van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). Een reportage over het verschijnsel sabbatical, voorzien van voorbeelden; Femmie Goudzwaard zeilde drie jaar rond de wereld, Henk de Graaf leefde een maand in Mozambique. Stukken over de ‘Body Shop’, over de toekomst van de benzineloze auto, de kansen voor de Schotse zalmkwekerij, en de obstakels die de ontwikkelaar Kuyichi moest wegnemen bij het produceren van spijkerbroeken met een eerlijke prijs voor de producenten en met oog voor de milieueffecten van katoen. Met een heuse top-22 van Europa’s beste bedrijven; waarop bijvoorbeeld Heineken, Nokia en Volkswagen vermeld staan. En verder standpunten over het fenomeen bedrijfsgedragscodes, cultureel ondernemen, een historische schets over de opkomst van het vak van maatschappelijk werkster. In het hart van het blad een interview met twee toppers; Global Reporting Initiative directeur Allan White, en ex-topman Johan Piet van KPMG Sustainability. Begin jaren negentig begonnen ze hun strijd voor duurzaamheidsindicatoren in bedrijfsjaarverslagen. Wie P+ leest, krijgt een goede indruk van wat Maatschappelijk verantwoord ondernemen behelst, van zowel het scala aan thema’s als het toekomstvertrouwen dat ook het blad zelf uitstraalt, als wilde het zeggen ‘We gaan er gewoon tegen aan, dan moet het goedkomen’ (BB)