‘Iedereen is uniek,’ las ik op een tegeltje in de Action. Een uitspraak die me altijd al dwars heeft gezeten. Ik stond in de rij met dezelfde kaars, dezelfde kussenhoes en dezelfde decoratieve mand als de vrouw voor me. We waren blijkbaar uniek op exact dezelfde manier.
Als iedereen uniek is, is uniek zijn dan niet juist het meest gewone dat er bestaat? Uniciteit betekent immers weinig meer als de rest ook uniek is. Als iedereen lang is, is niemand meer lang. Is de zin misschien een bezwering tegen de doorsneeheid van het bestaan? Waarom zijn we zo bang doorsnee te zijn? En tel ik alleen maar mee als ik uniek ben?
We lijken wel gevangen in een onmogelijke opdracht: wees jezelf, maar dan wel bijzonder. Wat is er mis met gewoon postzegels verzamelen, zonder dat het ironisch, vintage, of een statement is?
Even tussendoor …
Meer columns lezen van Elke Wiss? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
En als we zo uniek zijn, waarom maken we dan allemaal dezelfde foto bij dezelfde berg, aan hetzelfde meer, op datzelfde mooie, verborgen treinstation? Waarom zit menig hip café vol met mensen die op precies dezelfde manier uniek zitten te wezen? Sleeve tattoo, vintage bandshirt, interessante snor, laptop, latte – zijn dat niet gewoon sjablonen van uniciteit?
Is het niet juist een opluchting dat we helemaal niet zo uniek zijn? Dat anderen ook worstelen met dezelfde dingen, rondlopen met dezelfde angsten? Is dat ‘Oh, jij ook?’-gevoel niet waardevoller dan geforceerde originaliteit?
Wat als we toegeven dat we allemaal redelijk voorspelbare mensen zijn die van koffie houden, af en toe twee verschillende sokken aantrekken en soms huilen bij een commercial van de Dierenbescherming?

