Home ‘Hoe kan ik geen ik meer zijn?’

‘Hoe kan ik geen ik meer zijn?’

Door Michel Dijkstra en Simone Bassie op 24 september 2020

‘Hoe kan ik geen ik meer zijn?’
Cover van 10-2020
10-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Filosoof Jan Bor en filmmaker Alexander Oey duiken in de wereld van de consument en zoeken een antwoord op de vraag hoe het zelfzuchtige individu zichzelf kan overwinnen.

Klimaatverandering, misbruik van data, overbevolking en overmatig consumentisme – om maar enkele problemen te noemen waarmee de wereld wordt geconfronteerd. Zijn ze oplosbaar? Kunnen wij de wereld nog veranderen? Filosoof Jan Bor is hoopvol gestemd, maar niet omdat hij een roze bril op heeft. ‘Er is geen alternatief!’ En hij wijst al in een richting. ‘Om de wereld te veranderen is een innerlijke revolutie nodig. We moeten loskomen van ons “zelf”.’

Hoe zo’n revolutie eruit kan zien onderzoekt Bor samen met documentairemaker Alexander Oey in de vierdelige televisieserie Kan ik de wereld veranderen? De gesprekken die hij voert met denkers, wetenschappers en ervaringsdeskundigen hebben een maatschappelijke, maar ook een persoonlijke motivatie: ‘Als ik naar mijn zoontje Olivier kijk, denk ik: in welke wereld kom jij straks terecht? Welke planeet geven we aan jou door? Als wij nu niets doen, gaat het binnen twintig, dertig jaar geheid mis.’

Een van de uitgangspunten van de serie is de filosofische vraag ‘Wie ben ik?’. Is daarmee jullie boodschap niet eenvoudigweg: verbeter de wereld, begin bij jezelf?

‘Jezelf verbeteren is jaren-zestig-talk. De wereld begint als jij jezelf niet meer centraal stelt. De grote hobby en tevens zwakte van ons moderne westerse denken is dat het met het cogito begint: “Ik denk.” Allerlei teksten, bijvoorbeeld uit oosterse tradities, wijzen ons erop dat dit “ik” of “zelf” een illusie is. Denken vanuit het “ik” schept een afstand tussen de mens en de wereld. Daar zit ‘Jezelf verbeteren is jaren-zestig-talk’ het christendom ook achter: de mens is de baas over de natuur. Je denkt dat de wereld plooibaar is en dat de natuur ten nutte van ons bestaat. Dat wreekt zich op ons. We betalen een hoge prijs.’

‘Jezelf verbeteren is jaren-zestig-talk.’

En daarom moet je nadenken over de vraag ‘Wie ben ik’?

‘Ja, om erachter te komen dat je in de grond niet kunt weten wie je bent. Veel mensen identificeren zich met zaken die buiten hen liggen, zoals hun kapitaal, hun belangrijke baan of een mooie auto. Vroeg of laat zie je echter in dat je al deze dingen niet bent. Dat leidt tot zelfrelativering en het je openen voor al het andere, inclusief de natuur. Je komt op een punt waar je aan de grens van het denken raakt. Dat kun je opzoeken door te mediteren of door voor mijn part naar de wolken te kijken.’

Leidt zo’n zelfrelativerend inzicht ook tot nederigheid?

‘Bij mij? Wat zal ik zeggen? I

n het goede geval wel. Als je naar de mens

kijkt vanuit het perspectief van de natuur of de kosmos stelt hij inderdaad niets voor; hij is slechts een splintertje. Of zoals Lucebert het zo mooi zegt: een kruimel op de rok van het universum. Bij de dichter is deze kleinheid van de mens iets negatiefs, maar ik zie het juist positief. Alles wat buiten ons blikveld ligt is een mysterie: datgene van de werkelijkheid wat je niet kunt kennen. Wij hebben deel aan dit geheim.’

NIET-WETEN

‘We praten ook met de Vlaamse psychiater en zenleraar Edel Maex. Hij stelt dat je zelfbeeld of identiteit iets betrekkelijks is. Voor deze opvatting vindt hij steun bij de legendarische zenmeester Bodhidharma, die in de vroege Middeleeuwen van India naar China reisde om Boeddha’s leer te verspreiden. Als de Chinese keizer vraagt wat deze wijsheid precies inhoudt, antwoordt Bodhidharma: “Een weidse open ruimte.” Daarop reageert de keizer nogal teleurgesteld en vraagt wie hij dan wel tegenover zich heeft. “Weet niet!” roept Bodhidharma. Het woord “ik” komt niet eens meer in zijn antwoord voor. Dit “niet-weten” is voor mij precies die “weidse open ruimte” of de ontvangstruimte van het hart. Daarin ontmoeten we niet alleen andere mensen, maar ook de natuur. We zijn, zoals de teksten het zelf zeggen, verbonden met “de tienduizend dingen”.’

En wij maar denken dat zen alleen een middeleeuwse manier van denken is.

‘Nee hoor, zen is hoogst actueel en draait om het loslaten van het “ik”.’

Zeg dat maar eens tegen de middelbare scholier die vastgeplakt zit aan zijn of haar mobieltje.

‘Het schept inderdaad verwarring als je je volledig identificeert met je selfie. Wij laten een Instagram-ster zien die daar ineens achter kwam. Zij had talloze volgers, maar begreep dat zowel haar zelfbeeld als haar populariteit fake was. Op zo’n moment valt je “ik” meteen weg en ga je veel lijden. Dit meisje kon die afgrond aan. Ze liet alles los.’

Maar jullie zoomen in op nog een ander effect van de digitalisering.

‘Jazeker, een van de mondiale problemen die Alexander Oey en ik onderzoeken is het digitaal sjoemelen met data. Het is toch onrustbarend dat de Amerikaanse verkiezingen en de Brexit door bedrijven zijn gemanipuleerd. Zoiets is opnieuw mogelijk doordat iedereen zich voor zijn informatievoorziening richt op de smartphone. Zo langzamerhand leidt dit mechanisme tot een regelrechte crisis van onze vrijheid. Door bedrijven zoveel macht over ons te geven, doen we volgens internetkenner Douglas Rushkoff onze grootste waarden in de uitverkoop: soevereiniteit en democratie. Je kunt je afvragen waarom we in dit panopticum zitten.’

Foucault gebruikte de metafoor van het panopticum voor een maatschappij die functioneert als een gevangenis, waarin iedereen voortdurend door de macht gezien en gestuurd wordt. Waarom zouden we daar vrijwillig in stappen?

‘Ik denk dat wij voor het panopticum kiezen omdat we bang zijn voor de diepe vrijheid die wij zijn. We willen niet inzien dat identiteit relatief is en deinzen terug voor de afgrond in onszelf. In plaats daarvan verkiezen we het comfort van de consumptiemaatschappij.’

Is het mogelijk om meer dan een consument te zijn?

‘Wel als we de samenhang ontdekken van onszelf en de natuur. De Vlaamse filosoof en taoïsmekenner Jan De Meyer wijst daarop. Het Chinese woord voor “natuur” is ziran, wat letterlijk “uit zichzelf zo” of “spontane ontwikkeling” betekent. De natuur redt zich prima als de mens haar niet in de weg staat. Je doet er bijvoorbeeld goed aan om de loop van het water zo te laten als – zou je bijna zeggen – Moeder Aarde het heeft besloten. Zo’n opvatting hangt samen met het taoïstische concept wuwei of “niet-doen”. Dit begrip houdt niet in dat de mens de rest van zijn leven lui in zijn bed mag blijven liggen, maar dat hij niet storend ingrijpt in de natuurlijke gang der zaken. De taoïsten wisten al dat je door zo’n houding niet alleen de natuur, maar ook jezelf gaaf houdt. Je leeft vanuit de samenhang tussen mens en natuur.

Een andere denker die op dit grote verband wijst is Jay Garfield, kenner van Nagarjuna, een van de grootste boeddhistische denkers ooit. Het boeddhisme zet vraagtekens bij de opvatting dat de wereld een verzameling is van objecten die onafhankelijk van elkaar bestaan. In plaats daarvan heeft niets een vaste kern en is alles van elkaar afhankelijk en aan verandering onderhevig. Die verandering gaat zo snel dat wij haar niet eens kunnen waarnemen. Dankzij dit ontbreken van onveranderlijke substanties is alles met elkaar verbonden.’

‘Wij hebben deel aan een geheim, dat we niet kunnen kennen.’

De laatste aflevering van jullie serie heet ‘Ik kan de wereld veranderen’. Dat klinkt hoopvol.

‘Er is geen ander antwoord mogelijk. We moeten onze blik dan niet langer op de buitenwereld richten, met al zijn begeerlijke objecten. “Hoe kan ik geen ik meer zijn?” vraagt Krishnamurti. Nogal een paradox, niet? Ik kan het ook zo zeggen: op het moment dat je ophoudt met navelstaren daagt het inzicht. Je beseft: ik ben zelf niet meer de belangrijkste in mijn leven.’

In je boek Mondriaan filosoof wijs je ook op de rol die kunst hierin kan spelen.

‘Zeker, theoretische kennis verbindt je niet direct met het leven. Een schilderij is in staat je uit je centrum te gooien. Noem het ontroering of verbazing, wat je wilt. Door naar kunst te kijken, krijgen we als het ware een blik op de werkelijkheid die je niet kunt beschrijven, maar wel kunt ondergaan. Dat is een belangrijke overeenkomst met de oosterse filosofie. In mijn optiek zijn kunstenaars meesters van de meditatie. Zeker Mondriaan! Hij zegt dat we geen individuele kunst meer moeten maken, want die is tragisch. Als je de wereld alleen vanuit jezelf bekijkt, is er namelijk geen openheid voor de ander of de natuur. Daarom maakte hij zijn objectloze kunst met al die vlakken en lijnen: door ernaar te kijken kun je zicht krijgen op de eenheid van alles. Al is het lastig, omdat je los moet komen van jezelf. “Jezelf tenietdoen” noemde Meister Eckhart dat.’

Dat klinkt toch mysterieus – alsof je nergens meer bent… Willen we dat wel?

‘Als je loskomt van je “zelf”, ga je juist helemaal op in de wereld. Laten we vooral voorbij het tragische van de individualiteit proberen te kijken.’

Kan ik de wereld veranderen? (KRO-NCRV) wordt uitgezonden vanaf 10 september op NPO2 om 23:05 uur.

Jan Bor studeerde wijsbegeerte aan de UvA en publiceerde over de filosofie van Henri Bergson, het werk van Piet Mondriaan en over oosterse filosofie. In 1976 ging hij in het Japanse Kyoto in de leer bij de zenmeester Kobori Rosh.