In de Griekse mythologie is Sisyphus de stichter en koning van Korinthe, berucht om zijn sluwheid en hebzucht. Hij verried godengeheimen en toen zijn uur nabij was, sloeg hij Thanatos, de god van de dood, in de boeien, waardoor niemand meer kon sterven. Hij is vooral bekend vanwege de straf die daarop volgde: in de onderwereld moest hij een rotsblok tegen een helling omhoog duwen en steeds wanneer hij bijna boven was, rolde het weer naar beneden. Deze zich eindeloos herhalende inspanning werd een weinig rooskleurige metafoor voor de zinloosheid en absurditeit van het menselijk leven. In plaats van deze absurditeit te boven te komen, tracht Camus hem in De mythe van Sisyphus (1942) te bevestigen. Hij daagt ons uit ons Sisyphus voor te stellen als een gelukkig mens, zonder hem van zijn tartend repeterende lot te verlossen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees