Home Het goede, ware & schone: Parisa Damandan, fotografe en onderzoeker

Het goede, ware & schone: Parisa Damandan, fotografe en onderzoeker

Door Carolien Ceton op 25 oktober 2006

09-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Portretfotografe Parisa Damandan onderzoekt en conserveert oude fotoarchieven in Iran. Ze wil het verleden bewaren, inclusief de perioden die in de huidige Islamitische Republiek taboe zijn. 'Wat je bent geweest in het verleden kun je niet scheiden van hetgeen je bent geworden.'

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Je moet doen waar je het best in bent en trouw blijven aan jezelf, zegt Parisa Damandan. Dat is niet altijd even gemakkelijk, vooral niet als je moet werken in een noodsituatie. Met dat laatste is Damandan, portretfotografe en kunsthistorica uit Iran, welbekend. Twee dagen na de aardbeving in Bam, in het zuiden van Iran, was zij ter plekke. Ze kwam er om te graven – niet naar overlevenden, maar naar foto’s. Ze wilde de inwoners van Bam hun verleden teruggeven.

Nu is ze – op uitnodiging van het Prins Claus Fonds – in Nederland, een bezoek dat samenvalt met een tentoonstelling van haar werk in Amsterdam.

Parisa Damandan, geboren in 1967, is ooit begonnen als portretfotografe. Via de fotojournalistiek is ze uitgekomen bij haar grote passie: het onderzoeken en conserveren van oude fotoarchieven. Foto’s zijn het middel bij uitstek om het verleden in te vangen, zegt Damandan. Soms dreigt geschiedenis verloren te gaan – als gevolg van een natuurramp bijvoorbeeld, of onder druk van censuur. Damandan ziet het als haar taak om die geschiedenis weer terug te halen, te bewaren en zo toegankelijk te maken voor komende generaties. Inmiddels doet ze al ruim tien jaar onderzoek en is haar huis in Teheran veranderd in één groot archief. Een enorme collectie negatieven en glasplaten ligt opeengepakt onder haar bed, in de kasten en overal waar ze nog een gaatje kon vinden.

Haar eerste glasplaatnegatieven verzamelde Damandan in haar geboortestad, Isfahan. Nadat in 1979 de Islamitische Republiek werd gevestigd, werd het voor Iraanse vrouwen verplicht om een sluier of hijab te dragen. Vanaf dat moment was het verboden om ongesluierde vrouwen te fotograferen. Sommige fotostudio’s werden tot de grond toe afgebrand en hele collecties van waardeloos geworden negatieven werden weggestopt en vergeten. Jarenlang heeft Damandan Isfahan afgespeurd op zoek naar deze negatieven. Haar verzameling telt ondertussen zo’n twintigduizend glasplaten.

De foto’s uit uw verzameling getuigen allemaal van het verleden – ook delen van het verleden die momenteel taboe zijn. Is het belangrijk om mensen te laten zien hoe het leven eruitzag in Iran in de eerste helft van de vorige eeuw?

‘Jazeker. De foto’s zijn een reconstructie van het verleden. De fotografie geeft ons vanaf het begin van de negentiende eeuw een fantastische mogelijkheid om de geschiedenis te behouden, te bewaren op een manier die de realiteit zo dicht mogelijk benadert. Er zijn natuurlijk erg veel politieke veranderingen geweest in Iran in de vorige eeuw. En dat zie je op de foto’s: zelfs de gezichten van de mensen veranderen. Ook voor vrouwen is er erg veel veranderd. In het begin van de negentiende eeuw werden ze gedwongen hun sluier af te doen, later moesten ze hem juist weer op. Nu kan ik met behulp van foto’s aan de jongere generatie laten zien hoe hun moeders en voorouders eruitzagen in een andere tijd, zonder sluier.

Daarbij is de vraag of vrouwen nu wel of niet een sluier dragen niet het belangrijkste. Het is de overheid die de hijab tot voornaamste thema voor vrouwen heeft gemaakt. Overal waar ik kom, is er wel iemand die me vraagt of ik een sluier draag. Wat mij betreft zijn er genoeg andere zaken, andere vrouwenrechten, die veel belangrijker zijn. Wat ik wil is aan jonge mensen laten zien dat verschillende periodes in de geschiedenis elkaar in een golfbeweging afwisselen. Dat een – in dit specifieke voorbeeld – religieus en politiek bepaald kledingvoorschrift op een goed moment verdwijnt, om later weer te verschijnen. Dat is belangrijk als geschiedkundig document van onze tijd. Om veilig te stellen, niet om te verbergen of te verbranden.’
‘Helaas is een van mijn boeken gecensureerd in Iran. Het is wel verschenen, maar dan zonder de foto’s van vrouwen – alleen de mannen zijn te zien. Ik vind dat vreemd: waarom zou je alleen maar één bepaald deel van een historisch document willen laten zien? Maar ik ben er zeker van dat mijn boeken zullen voortbestaan als een onderdeel van de geschiedenis van Iran, in Iran of desnoods daarbuiten. Misschien dat op een goede dag de censuur wordt opgeheven, maar zolang ik leef is het belangrijk dat ik mijn steentje heb bijgedragen.’
‘Voor mij is het essentieel om onze geschiedenis zo compleet mogelijk te tonen aan jonge mensen van nu. De geschiedenis van Iran maakt deel uit van mijn eigen geschiedenis. Zo heeft iedereen zijn eigen geschiedenis: wat je bent geweest in het verleden kun je niet scheiden van hetgeen je bent geworden. Het is een deel van je identiteit. Dat is geen zaak van goed of fout, maar je moet wel weten hoe het verleden eruitzag. En ik probeer dat verleden te documenteren, dat is mijn werk.’

Dag des Oordeels

‘Op de foto’s zien we natuurlijk niet het dagelijkse leven van de mensen. Ze laten zich zien van hun beste kant. Zo gaat dat; het is het effect van de camera. Daarom getuigen de foto’s van een vervolmaakt, ideaal verleden. Zeker in die tijd – de eerste helft van de negentiende eeuw – was fotograferen in Iran een bijzonder serieuze zaak. Iran maakte voor het eerst kennis met de fotografie door het boek Aksiyeh Hashriyeh of Fotografie van de Dag des Oordeels, eind negentiende eeuw geschreven door Muhammad bin Ali Meshkat al-Molk. Hij stelt de macht van de camera gelijk aan de macht van God. Net als de camera observeert God ieder detail van ons leven; hij registreert al onze goede en slechte daden. Op de Dag des Oordeels worden wij daarop afgerekend. Net zoals mensen altijd goed moeten zijn voor het aangezicht van God, zo moeten zij zichzelf ook goed en waardig presenteren tegenover de camera. Dit hele idee was tegen het midden van de twintigste eeuw natuurlijk behoorlijk afgezwakt, zodat mensen meer ontspannen op de foto staan. Maar in die eerste tijd was het beslist geen grap om een foto te laten nemen.’

Parisa Damandan is geen vrouw van woorden maar van daden, zo zegt ze zelf. Toen Bam op 26 december 2003 werd getroffen door een aardbeving, ging zij erheen om te redden wat er te redden viel van de geschiedenis van Bam. Een reconstructie van het verleden van een stad, getroffen door verwoesting.
‘Bij de aardbeving in Bam kwam bijna de helft van de bevolking om. Een afschuwelijk drama. Veel van de overlevenden hebben de plek verlaten, en nieuwe mensen zijn gekomen. De identiteit en de cultuur van de stad zijn drastisch veranderd. Ik denk dat het belangrijk is voor de nieuwe generatie van Bam om iets van de oude cultuur van de stad veilig te stellen en te bewaren. Al is het maar op een foto. Ik ben dus naar Bam gegaan en ben gaan graven op de plekken waar vroeger fotostudio’s stonden. Met hulp van vrijwilligers hebben we het materiaal van zes studio’s opgegraven. De stad bestaat niet langer, maar op de foto’s is er niets veranderd. Je ziet de stad en de mensen die poseren voor de historische citadel. Je ziet families; ze eten, ze lachen, ze zoenen elkaar. Kiekjes van het leven, die nu dienen als tastbaar bewijs voor het voorbije bestaan van Bam.’

‘Maar op dat moment hadden de mensen natuurlijk eerst hulp nodig, en geen foto’s. Ik denk dat je zulke dilemma’s niet kunt vermijden als je in een noodsituatie belandt. Juist dan is het belangrijk om trouw te blijven aan datgene waar je in gelooft – en om door te gaan met het werk waar je mee bezig bent.’

‘Maar zo’n reconstructie van het verleden is vreselijk moeilijk. Als je naar foto’s aan het graven bent, terwijl anderen de dode lichamen naar boven halen. Op dat moment voelde ik me schuldig, alsof wat ik deed moreel niet te rechtvaardigen was. Het was echt gekkenwerk. Maar toch was er steeds een klein stemmetje in mijn achterhoofd dat zei: ga door, het moet gebeuren, straks zal het belangrijk zijn. Tijdens het graven kwam er een jongen naar me toe, die klaagde: ‘‘Onze cultuur is verdwenen, er is helemaal niets meer van over.’’ Dat is een immens verlies. Die geschiedenis weer terughalen was het enige wat ik kon doen om deze mensen te helpen.’
‘En beetje bij beetje kwamen er meer andere geluiden op me af. Zo kwam er op een goed moment een vrouw naar me toe. De dag ervoor was een van haar zonen getrouwd; hij had nog juist de fotorolletjes weggebracht naar de winkel die ik op dat moment aan het uitgraven was. Hij was omgekomen en nu had ze geen enkel tastbaar bewijs meer van zijn bestaan. Ze zei: ‘‘Ik heb iets nodig om naar te kijken, ik moet hem kunnen zien.’’ Ze hoopte de negatieven te krijgen, maar die kon ik haar niet geven. Het waren er te veel, alles was een puinhoop. Maar misschien, op een dag, kan ik ze wel teruggeven. Dat is mijn doel.’

‘Ik weet niet precies in welke vorm dat moet gebeuren. Het is niet aan mij om te besluiten wanneer de foto’s teruggaan; de overlevenden moeten aangeven wanneer ze daaraan toe zijn. Op dit moment liggen de prioriteiten elders; er moeten geen monumenten worden gebouwd, maar huizen. Een aantal van de fotografen leefden nog; aan hen heb ik hun archief terug kunnen geven. De rest ligt bij mij thuis. Maar daar horen ze niet, ze zijn niet van mij. Ik wil ze teruggeven.’

‘Bovendien is de situatie bij mij thuis ook niet ideaal. Onder mijn bed liggen ze veiliger dan ergens buiten onder het puin, maar dat is niet goed genoeg. Ik wil ze ergens op een veilige plek brengen waar ze in de juiste condities kunnen worden geconserveerd. Ik heb geprobeerd dat via een officiële instantie te regelen, maar dat is niet gelukt. Het islamitische regime neigt niet naar onderzoek, documentatie en conservering van cultureel erfgoed. Beleid blijft over het algemeen nogal aan de oppervlakte; het gaat niet de diepte in. Een deel van de collectie heb ik, tezamen met een aantal antieke fotografische instrumenten, aan een museum gegeven. Het is allemaal verdwenen. Weggeven durf ik nu niet meer, dus zit ik nog altijd met dat enorme archief thuis.’ 

Als onderzoeker wilt u het verleden veiligstellen voor toekomstige generaties, maar voor een fotograaf en kunsthistorica is ook de esthetische waarde van een foto van belang.

‘Die twee gaan hand in hand. Mijn documenten moeten het verleden weergeven, maar ik wil ook zeker weten dat de foto’s op zichzelf een krachtig beeld uitdragen. Je kunt de boodschap en de vorm niet scheiden, ik hecht aan beide een even groot belang. Ik ben fotograaf én onderzoeker, door elkaar gemixt als een salade.’
‘Ik zie mijn onderzoek niet alleen als een wetenschappelijke onderneming. In dit leven zijn fotografie en de camera voor mij altijd een venster geweest om door te kijken. Een manier om waar te nemen en te leren – het maakt deel uit van mijn identiteit. Ook nu, na al die jaren, is dat nog steeds mijn instelling, en dat geldt ook voor mijn onderzoek.’

Anton de Wit