Home Het gelukkige denken

Het gelukkige denken

Door Het gelukkige denken en Lodewijk Verduin op 26 maart 2021

Het gelukkige denken
Cover van 04-2021
04-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

In postuum verschenen essays filosofeert de dan nog jonge Cornelis Verhoeven over de grote betekenis van kleine dingen.

Cornelis Verhoeven (1928-2001) was een van de markantste figuren binnen de Nederlandse filosofie. Van 1982 tot 1987 was hij bijzonder hoogleraar klassieke wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam, daarna hoogleraar ‘metafysica en haar geschiedenis’ aan hetzelfde instituut, totdat hij in 1993, tot zijn frustratie, gedwongen werd om met emeritaat te gaan.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hij moest van ver komen. Verhoeven was een Brabantse boerenzoon, pienter genoeg om naar het seminarie te mogen. Dat verliet hij weer in 1949 om klassieke talen, filosofie en godsdienstwetenschappen te gaan studeren in Nijmegen. Hij werd docent Latijn en Grieks op een middelbare school in Den Bosch om het vervolg van zijn studie te bekostigen en promoveerde in 1956 op de symboliek van de voet in oude teksten. Voor hij mocht aantreden in Amsterdam bleef hij nog zestien jaar leraar, steeds op dezelfde plek. Daarnaast schreef hij, en veel ook: vanaf 1965 verscheen er elk jaar minimaal één titel van zijn hand. In totaal publiceerde hij een zestigtal boeken – essaybundels, studies, vertalingen, egodocumenten – waarvoor hij in 1978 de P.C. Hooftprijs voor beschouwend proza kreeg toegekend. Decennia later is zijn invloed echter moeilijk te peilen. Voor sommigen is hij ‘Nederlands grootste filosoof’ (Lodewijk Dros in Trouw, 2020), maar in hedendaagse debatten klinkt zijn naam nog maar zeer zelden. Als niet-academisch filosoof bleef hij een buitenstaander, wat hem de vrijheid gaf om te schrijven voor geestverwanten en goede verstaanders.

Twintig jaar na Verhoevens dood eert uitgeverij Damon deze buitenissige auteur met de publicatie van Alledaagse mijmeringen. Een keuze uit de onuitgegeven essays – 1953-1956, mede mogelijk gemaakt door ruim 150 vroege intekenaars. In de nalatenschap bevond zich namelijk nog een aantal mappen met handgeschreven en getypte vroege teksten, waar Jacques De Visscher en Jean-Pierre Monsieur een handzame selectie uit hebben gemaakt.

De gebundelde stukken bieden ons de mogelijkheid om de jonge Verhoeven aan het werk zien: op het moment van schrijven was hij immers pas een midtwintiger. Ook was hij toen student, leraar en promovendus. Hij schreef deze essays als het ware tussen de bedrijven door, op vrije momenten en in de avonduren; Verhoevens eigen dateringen suggereren dat elk essay steeds op één dag tot stand is gekomen.

In deze compacte ‘opstellen’ van enkele pagina’s bezint Verhoeven zich op onderwerpen die even bescheiden als eeuwig zijn: geld, lawaai, heimwee, geur, genot, boeken, verveling, snoepen, geheimen en muziek. In zekere zin wordt de spontane werkwijze dus gereflecteerd door de inhoud: het is goed voor te stellen dat de auteur in het klaslokaal, tijdens het studeren of op een verloren moment over een van deze dagelijkse thema’s een inval kreeg, die hij bij thuiskomst uitwerkte tot een essay. De op het eerste gezicht misschien weinig hoogdravende titel is wat dat betreft uitstekend gekozen.

Het denken is net als geluk en liefde oneindig in zichzelf

Qua opbouw lijken de essays veel op elkaar. Verhoeven begint steeds met een observatie, ontleend aan filosofen als Bergson, Kierkegaard en Schopenhauer, dichters als Rilke en Gorter, of gewoon aan zichzelf, die hij vervolgens met flinke gedachtesprongen uitdiept, doorlicht of verbindt aan andere ideeën. Zijn schrijfstijl is uiterst associatief, maar tegelijkertijd ponerend en stellig. Daardoor bevat deze bundel een heel aantal aforismen en inzichten die het onthouden waard zijn: ‘Leegte is vrijheid zonder toekomst, toekomst is wat de leegte van de vrijheid vult door het ontwerp mogelijk te maken’ bijvoorbeeld, of: ‘Troost is de taal van de vreugde die in gesprek treedt met de taal van het lijden.’

Ook schrijft Verhoeven regelmatig over het filosoferen zelf, waarbij hij abstracte redeneringen verrassend helder onder woorden weet te brengen: ‘Het eigenlijke denken beweegt zich noch rechtlijnig naar een bepaald doel toe, noch heeft het concrete resultaten. Het eigenlijke denken is niet op benutbare, zelfs niet op uitspreekbare resultaten toegespitst, het kan niet gemeten worden aan de conclusies die het voortbrengt. Het is oneindig in zichzelf, zoals het geluk en de liefde.’

In die trant is Alledaagse mijmeringen te typeren als de bevindingen van een denkend mens, die zich de ruimte permitteerde om in het wilde weg te filosoferen en de kleinste dingen van duiding en betekenis te voorzien. Voor wie bereid is geduldig met Verhoeven mee te denken en verder te gaan waar de schrijver moest stoppen, zal het lezen van dit enerverende boekje een zeldzaam genot zijn.

Alledaagse mijmeringen. Een keuze uit de onuitgegeven essays − 1953-1956
Cornelis Verhoeven, bezorgd, ingeleid en geannoteerd door Jacques De Visscher en Jean-Pierre Monsieur
Damon | 160 blz. | € 19,90