Eicellen en zaadcellen kweken uit gewone lichaamscellen en in het lab een embryo maken – de vraag is niet of, maar wanneer dat gaat gebeuren.
Experiment
Uit lichaamscellen, bijvoorbeeld huidcellen, kunnen onderzoekers geslachtscellen kweken. Onderzoek bij muizen leverde hieruit levende, vruchtbare nakomelingen op.
Illustratie: Bas van der Schot
Een “democratisering van de voortplanting” wordt deze nieuwe techniek wel genoemd’, vertelt Sanne van der Hout, onderzoeker ethiek van de voortplantingsgeneeskunde. ‘Met IVG [in-vitro gametogenese] zal iedereen, althans in theorie, een genetisch eigen kind kunnen krijgen: onvruchtbare heteroparen, homoparen, singles en meerouderparen. Donoren van zaad- of eicellen zijn dan niet meer nodig. Ook zou deze techniek de voortplanting kunnen loskoppelen van seksuele identiteit: door zaad- en eicellen te kweken uit lichaamscellen zou een vrouw de biologische “vader” van haar kind kunnen zijn en een man de biologische “moeder”.
Wensouders lijken doorgaans de voorkeur te geven aan een genetisch eigen kind. Maar wat is precies het belang van genetische verwantschap vanuit het perspectief van het kind? Wat betekent het in psychologisch opzicht voor een kind om voort te komen uit één ouder of vier ouders? Of om genetisch verwant te zijn aan twee vaders en geen moeder? Over die vragen moeten we nadenken.
Als IVG voor iedereen toegankelijk wordt, zal er een sturende kracht van uitgaan om daaraan deel te nemen. Deze technologie kan de impliciete boodschap uitdragen dat genetisch ouderschap het beste type ouderschap is. Het wordt dan lastiger om genoegen te nemen met andere vormen van ouderschap, bijvoorbeeld met hulp van een donor – al zijn de risico’s minder groot en is het proces minder ingrijpend. Een nieuwe technologie stelt indirect nieuwe normen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees