In 1930, midden in de toenmalige crisis, schreef John Maynard Keynes, die door velen als de grootste econoom van de vorige eeuw wordt beschouwd, een beroemde boodschap voor zijn kleinkinderen. Daarin keek hij vooruit naar een toekomst waarin zij bevrijd zouden zijn uit de economische ratrace. Er zou voor hen een zodanige overvloed zijn gecreëerd dat de gemiddelde arbeidstijd tot vijftien uur zou zijn teruggebracht. De generatie van de kleinkinderen zou dan het goede leven dat in onze traditie geprezen wordt kunnen omhelzen. Ze zouden de lessen uit deze traditie – ‘dat hebzucht een ondeugd is, het nemen van woekerrente een misdaad en de liefde voor geld verachtelijk’ – eindelijk ter harte kunnen nemen.
Helaas waren we daar midden in de crisis volgens Keynes voorlopig nog niet aan toe. We moesten nog een tijdlang onze kiezen op elkaar klemmen en vasthouden aan een leven vol hebzucht en concurrentie. Want alleen deze volgens Keynes slechte, maar noodzakelijke eigenschappen konden ons ‘uit de tunnel van de economische schaarste naar het daglicht leiden’.
De generatie van de kleinkinderen is al lang bereikt, maar we zijn niet in het overvloedparadijs van Keynes beland. We zitten zelfs weer midden in een ongedacht grote crisis. Wat is er misgegaan? Waarom blijven we voortploeteren en hebben we nooit genoeg?
Die laatste vraag hebben Robert Skidelsky, de biograaf van Keynes, en zijn zoon, de filosoof Edward Skidelsky, in een terugblik op de beroemde tekst van Keynes aan de orde gesteld in het interessante boek How Much Is Enough? Ze maken daarin veel behartigenswaardige opmerkingen over onze consumptieverslaving en doen nuttige voorstellen om deze in te perken. Toch missen ze mijns inziens de kern. In Het rijk van de schaarste heb ik de tekst van Keynes ook besproken. Mijn voornaamste punt was dat schaarste en overvloed geen objectief meetbare fenomenen zijn, zoals Keynes en de Skidelsky’s suggereren. Hoe rijker een maatschappij is, hoe groter de behoeften en hoe nijpender voor velen de schaarste. We zitten niet in een donkere tunnel waar we eens uit zullen komen, maar in een soort hamsterrad waarin we vooruit proberen te hollen. Een individu kan hier nog wel deels uit stappen, een hele samenleving nauwelijks.
Het rijk van de schaarste is al vijfentwintig jaar in druk. Kennelijk is de maatschappij op dit punt weinig veranderd. Het boek droeg ik indertijd op aan mijn kinderen. Ik had nooit gedacht dat ze er misschien nog een keer de royalty’s van zouden ontvangen. En daarna de kleinkinderen?