Zeer gedetailleerd beschreef Simone de Beauvoir het sterven van haar moeder. Niet omdat ze dacht dat het verliezen van je moeder zo’n unieke ervaring is. Integendeel, De Beauvoir wilde juist schrijven over de dingen die iedereen meemaakt, waar iedereen mee worstelt.
‘Elke smart verscheurt, maar wat het ondraaglijk maakt, is dat de mens die deze smart ondervindt zich gescheiden voelt van de rest van de wereld; gedeeld houdt smart tenminste op een verbanning te zijn… Dit is naar mijn idee een van de essentiële taken van de literatuur, het maakt haar onvervangbaar: de eenzaamheid te boven komen die wij allen gemeen hebben maar die ons vreemden voor elkaar maakt.’
(uit: Alles welbeschouwd)
Mensen lijden vaak dubbel: eerst door het ongeluk dat hen overkomt, daarna doordat ze door hun verdriet geïsoleerd raken. Mensen sluiten zich op in hun eigen verdriet, denkend dat zij de enigen zijn die zoiets meemaken. Ze lijden in stilte en moeten daarom ook nog eens de eenzaamheid verdragen. De Beauvoir wil die stilte doorbreken door juist over dat soort ervaringen uitvoerig te schrijven.
Wat wil dat precies zeggen, ‘uitvoerig’? De Beauvoir heeft daar zo haar eigen opvattingen over. Uitvoerig betekent voor haar, plat gezegd: alles beschrijven wat er gebeurd is, met wie, door wie, waar precies en hoe het er daar uitzag. Tot in de details. Vooral haar vierdelige autobiografie is er beroemd – of berucht – om. Waarom zou iemand haar hele leven zo minutieus willen beschrijven? Waarom een miljoenenpubliek op de hoogte brengen van, om maar iets te noemen, de verdrietjes van de driejarige Simone? Wat kan daarvan de betekenis zijn voor anderen?
Als goed existentialiste vindt De Beauvoir dat de mens is wat hij doet. Ieder mens kiest door te handelen, en die handelingen maken hem tot wie hij is. Gespit en gewroet in ons ‘innerlijk’, al of niet met behulp van een psycholoog of psychiater, leidt helemaal nergens toe. Analyses en zelfonderzoek leveren ons niet de kennis waar we naar op zoek zijn. Als De Beauvoir een situatie – of bijvoorbeeld haar eigen leven – inzichtelijk wil maken, doet ze dat door de lezer te laten zien welke handelingen er door de betrokken personen werden verricht, waar ze zich bevonden, hoe de omgeving er op dat moment uitzag, enzovoort. Door een compleet beeld te schetsen van alles wat haar overkwam en hoe zijzelf daar op reageerde, laat ze ons zien wie ze is.
‘Alles rood’
Toch is het niet altijd even makkelijk om in te zien wat de toegevoegde waarde is van zulke gedetailleerde informatie. Als ik word aangereden door een auto en ik breek mijn rug, maakt het dan iets uit of de dader in een rode auto reed of juist een blauwe? Het antwoord lijkt simpel: natuurlijk maakt die kleur geen enkel verschil – ik heb mijn rug gebroken, daar gaat het om. Of toch niet? Ik vertel mijn verhaal: “Ik liep op de stoep, je weet wel op de hoek daar bij de bakker, ik wilde net oversteken, toen kwam die idioot daar om de hoek gezeild met een vaart … en later, die man, hij keek alleen maar naar de lak van z’n auto, of die niet beschadigd was. Als ik mijn ogen dichtdoe wordt alles rood.” Het grootste verdriet ligt vaak in op het eerste gezicht onbeduidende kleinigheden, nietige details die de vorm bepalen van onze traumatische ervaringen. Het is juist deze kant van het verdriet, een beleving die nauwelijks te benoemen valt, waardoor mensen geïsoleerd raken. En het is juist dit soort onzegbaar verdriet dat De Beauvoir met al haar feitelijke opsommingen als geen ander kan verwoorden. Deze aanpak – niet analyseren maar beschrijven – komt niet uit de lucht vallen. Op de achtergrond spelen de filosofische ideeën van De Beauvoir een belangrijke rol. Volgens haar hebben de dingen om ons heen van zichzelf geen enkele betekenis; het is de mens die betekenis geeft aan de wereld. Die betekenis is afhankelijk van de situatie waarin we ons bevinden: het land waar we wonen, het lichaam waarmee we geboren worden, het werk dat we doen, de vrienden die we hebben – alles wat zich om ons heen bevindt. De mens is een concreet individu die in zijn dagelijkse leven op allerlei manieren geworteld is in de wereld om hem heen. Om met De Beauvoirs woorden te spreken: de mens is gesitueerd. Als je menselijk gedrag wilt begrijpen kan dat dus alleen als je dat gedrag in de relevante context plaatst; een mens begrijpen betekent dat je je een compleet beeld moet vormen van zijn gehele situatie. Dat is precies wat De Beauvoir probeert te doen als ze nauwgezet de vele directe ervaringen en waarnemingen van iemand beschrijft: het in kaart brengen van de gehele situatie. Om op die manier echt te kunnen begrijpen wat die persoon – of in sommige gevallen: zijzelf – heeft meegemaakt.
Kamer 114. Geen bezoek
Het mooiste voorbeeld van deze methode is De Beauvoirs Een zachte dood, het boek waarin ze de dood van haar moeder beschrijft. Op een goede dag moet haar moeder worden opgenomen in het ziekenhuis naar aanleiding van een onschuldig lijkend ongelukje: ze is gevallen. Ter plekke blijkt dat zij niet lang meer te leven heeft. In Een zachte dood vertelt De Beauvoir ons veelvuldig waar ze is, wat ze doet en hoe haar omgeving eruitziet.
‘Ik loop de tuin door. Ik ga de hal binnen, je zou je op een luchthaven kunnen wanen: lage tafels, moderne stoelen, mensen die met een omhelzing elkaar begroeten of afscheid van elkaar nemen, mensen die wachten, koffers, weekendtassen, vaasjes met bloemen, bossen bloemen in de hand, als om reizigers te begroeten die zo dadelijk uit het vliegtuig zullen stappen. […] Ik loop naar de eerste verdieping. Links is een lange gang met kamers, de verpleegstersruimte en het kantoortje. Rechts een vierkant portaal met een bankje en een bureau waarop een witte telefoon staat. Een deur naar een wachtkamer en een deur naar kamer 114. Geen bezoek. Ik kom in een kort gangetje. Links is de natte cel met de steek, het bekkentje, watten, bokalen; rechts een kast waarin moeders spullen zijn opgeborgen; op een kleerhanger hangt de rode kamerjas, vuil van het stof. Ik duw de tweede deur open.’
Allerlei onbenullige, nietszeggende dingen krijgen ineens een geheel andere betekenis; niet zomaar een witte ziekenkamer, maar de witte ziekenkamer waar haar moeder zal sterven. De Beauvoir vervolgt: ‘De eerste tijd liep ik door al die ruimtes zonder ze te zien. Nu weet ik dat ze voorgoed deel uitmaken van mijn leven.’ Wat eens een willekeurige ziekenkamer was met betekenisloze instrumenten, zijn nu onuitwisbare herinneringen geworden. De Beauvoir merkt op: ‘Dezelfde rit, dezelfde zoele, blauwe herfst, dezelfde kliniek. Alleen het verhaal was nu anders: een doodsstrijd in plaats van herstel.’
Waarom heeft De Beauvoir het verhaal van haar moeders dood opgeschreven? Niet omdat ze vinst dat het verliezen van je moeder zo’n unieke ervaring is. Integendeel, ze wil juist schrijven over de dingen die iedereen meemaakt, maar waar ieder voor zich desalniettemin enorm mee worstelt. Het is moeilijk om afscheid te moeten nemen van iemand die je zeer dierbaar is, ook al zegt iedereen dat ze toch al heel oud was, een goede leeftijd had om te sterven. Moeten toekijken hoe iemand door een ziekte geveld wordt, de medische wetenschap die koste wat het kost iemands leven wil verlengen; het zijn zaken waarover mensen niet makkelijk praten en waarmee veel mensen vroeger of later toch geconfronteerd worden. Door de details van haar moeders stervensproces in al hun banaliteit te beschrijven probeert De Beauvoir haar ervaring voor anderen toegankelijk te maken. Ze wil de mensen laten zien dat zij niet alleen staan in hun ellende, om hen zo tot steun te zijn in de strijd die het menselijke bestaan nu eenmaal is. Het bestrijden van menselijke eenzaamheid is voor De Beauvoir niet alleen een taak van de literatuur, maar ook een persoonlijke opdracht. En het zijn juist de details die De Beauvoirs persoonlijke verhaal voor een ander springlevend maken, die door hun banaliteit een schok der herkenning teweegbrengen die de eenzaamheid van ons bestaan even lijkt te verzachten.
Van Carolien Ceton verscheen de inleiding Simone de Beauvoir: een verhaal apart bij uitg. Damon. (95 blz., € 9,03)