Home Ten geleide: gastvrijheid

Ten geleide: gastvrijheid

Door Lieke van der Veer en Willemine Willems op 30 november 2020

Ten geleide: gastvrijheid
Cover van 04-2020
04-2020 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Sinds The Eagles eind jaren zeventig van de vorige eeuw Hotel California uitbrachten, is de abstracte songtekst op veel manieren geïnterpreteerd. Het hotel zou een metafoor voor de hel zijn, het zou refereren aan satanisme, en het zou gaan over decadentie en verval. Als setting van gastvrijheid bij uitstek openbaart het hotel zich in de duistere rocksong als een unheimische plek waar je eigenlijk niet te lang wilt zijn, maar waar je ook niet gemakkelijk wegkomt. Deze bedrieglijke hotelgezelligheid wordt ook in de cinematografie gretig benut: in The Shining zien we Jack na all work and no play langzaam krankzinnig worden in een verlaten hotel, en in Psycho kan de hotelier niet voorkomen dat damesbloed op de klanken van ijselijke vioolmuziek door het doucheputje wegstroomt. Het anonieme hoteldecor suggereert kalmte en warmte maar herbergt geheimen en geweld. Niets is wat het lijkt.

De veelheid aan interpretaties van het liedje over het Californische logement, evenals het gebruik van het hotel als filmisch decor van verschrikkingen, roepen een soort achterdocht op voor gastvrijheid, een spanning tussen de vele meerduidige connotaties. We wantrouwen de term als een uitgedroogd laagje vernis dat een heleboel ellende en gevaar tijdelijk uit het zicht houdt – totdat de barsten erin komen.

Gastvrijheid: Nederland claimt het als gastland voor hen die zij compassie wil schenken, en welkomstinitiatieven wensen het voor ‘hun’ vluchtelingen. Horecabedienden beogen het voor bezoekers, en ook hotelpersoneel wordt opgeleid warme gevoelens uit te schenken. Maar ook op deze locaties heeft de kernwaarde een schaduwkant. In dit nummer nodigen wij uit dwarsverbanden tussen deze gastvrijheidspraktijken te onderzoeken. We werpen licht op de mogelijkheid van geweldloze ontmoeting, maar ook op ontluisterende schijnveiligheid – in welke context dan ook.

Naast Hitchcock en Kubrick meent ook de Litouwse filosoof Emmanuel Levinas dat gastvrijheid zich niet kan voltrekken zonder pijn – zo laat Kim Meijer in haar essay over gastvrijheid in de hotelbranche zien. Deze pijn heeft weinig te maken met hakbijlen in een besneeuwd doolhof of met messen van achter een douchegordijn – al figureert er in Meijers’ essay een vreemdeling voor de deur en aanschouwt de lezer een gijzelingsscène. Meijer, filosoof en docent op een hotelschool, problematiseert in haar essay het ‘warme gevoel van welkom’ dat gastvrijheidsmanagement in de hotelbranche beoogt. Ze contrasteert dit vrijblijvende gevoel met de dwingende metafysica van Levinas, en laat zien hoe gastvrijheid het fundament vormt van mens-zijn dat voorafgaat aan iedere vorm van normatieve ethiek.

De fundamentele onveiligheid die onder een ogenschijnlijk warm welkom schuilt, wordt messcherp blootgelegd door Sanne Boersma en Maja Hertoghs. Om gast te mogen zijn, moet de asielaanvrager in verblijfsprocedures het recht op compassie bewijzen – ‘getest via de vele ogen en gevoeligheden van Nederland als gastland’. Ook de bureaucratische classificaties van immigratiemonitoring houden mensen in een wurggreep van hun zogenaamde anders-zijn. Eens een vreemdeling altijd een vreemdeling – ook al ben je in Nederland geboren. Je naaste openbaart zich telkens opnieuw als wispelturige gastheer, die voor jou bepaalt waar je écht vandaan komt. Gastvrijheid is conditioneel, laten de auteurs zien aan de hand van hun eigen veldwerk vis-à-vis contemporaine feministische en postkoloniale literatuur.

Het thema van onophoudelijk vluchten en de onmogelijkheid zich te kunnen ontworstelen aan de wurggreep van vermeende geborgenheid is ook in het essay van Caszimir Cleutjens pregnant. Empathisch opent de auteur zijn essay met een geste van kameraadschap voor eenieder die ooit ‘een opluchting van bijna existentiële lading’ heeft ervaren na het ‘ontsnappen’ aan een horeca-omgeving. De auteur onthult de ontzielde kilte en zelfverloochening van Sartres dartelende garçon de café – en het existentie-ondermijnende ‘motorisch-automatische’ van de ‘kwade trouw’. En met Agambens notie van de ‘sfeer van gebruik’ – de huiselijke sfeer waarin de slaaf zich begeeft – schetst Cleutjens een beeld van een moderne dienstensector waarin personen zich in de marge voortbewegen. In een schemerzone tussen arbeid en generositeit, tussen markt en de intieme sfeer, en tussen koude zakelijkheid en onvoorwaardelijke intimiteit, onderzoekt de auteur de mogelijkheid van een unieke en viscerale ontvankelijkheid voor het vreemde.

Schrijvend over open ruimtes geeft Elena Ponzoni de lezer lucht. De auteur beargumenteert waarom zij gelooft in de potentie van burgerinitiatieven voor vluchtelingen om bij te dragen aan een alternatief verhaal van gastvrijheid en inclusie. Dit doet ze middels het werk van Derrida en haar ervaringen als sociologisch onderzoeker. De pogingen tot zorgzaamheid, openheid en verwelkoming, die Ponzoni ontwaart, reproduceren ook patronen van macht, dwang en ongelijkheid. Tegelijkertijd keert de auteur zich tegen de manier waarop gastvrijheid verdacht wordt gemaakt – het zogenaamde ‘delict van gastvrijheid’ – en verdedigt ze onverminderd de mogelijkheid om ‘afstand te nemen van het statische beeld van het huis’.

Welkom bij Wijsgerig Perspectief. Dit is het zestigste jaar dat we de lezer uitnodigen om met ons vanuit een filosofisch perspectief de wereld om ons heen te bezien. Maar onze gastvrijheid is nooit alleen maar comfortabel. Ook deze keer niet.