Nog iets meer dan een jaar en dan is techniekfilosofe Martijntje Smits 25 jaar ‘in tijdelijke dienst’. Sinds begin jaren negentig, toen concurrentie ineens een positieve kwalificatie op de arbeidsmarkt werd, is het ook aan de Nederlandse universiteiten gebruikelijk geworden om een substantiële ‘flexibele schil’ te hebben. Maar – en dat is het punt – eens flexibel blijft vaak flexibel. Op filosofie.nl beschrijft Martijntje hoe die paar mensen die nog in vaste dienst zijn zich uitputten in beleidswerk en in het binnenslepen van financiering, en het hart van het wetenschappelijk werk uitbesteden aan (overigens zeer gekwalificeerde) flexwerkers, die na gedane arbeid weer elders aan de bak moeten zien te komen. Zo gaat het aan de universiteit, maar ook in de uitgeverij, en ik durf te wedden ook in veel andere sectoren in het bedrijfsleven.
Er lijkt iets fundamenteel veranderd in de manier waarop wij met werk omgaan. Filosoof en publicist Ger Groot, die onlangs zijn hoogleraarschap neerlegde, beschrijft op p. 18 wat hem tot deze demotie deed besluiten – maar óók zijn twijfel of het iets zal helpen; zijn drang om (te) hard te werken, en op die manier van betekenis te blijven, zit te diep.
Waarom werken we – althans, velen van ons – zo hard? Veel harder dan nodig, en veel harder dan goed voor ons is? En misschien nog een belangrijker vraag: hoe geven we op een constructieve manier vorm aan gezamenlijke ambities in een economie die vooral om concurrentie en competitie draait? Ik zou alle beschikbare denkkracht en creativiteit op dit gebied willen bundelen, dus wie hiervoor interessante suggesties heeft, is van harte uitgenodigd om contact met mij op te nemen. We zullen hieraan in Filosofie Magazine in het komende jaar zeer regelmatig aandacht besteden.