Home Filosofie en beeld: ‘Wie ben ik’ of ‘waar is de wc?’

Filosofie en beeld: ‘Wie ben ik’ of ‘waar is de wc?’

Door Mariëtte Willemsen op 29 september 2016

Cover van 03-2016
03-2016 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Onze wereld is vergeven van pictogrammen. Dat zijn afbeeldingen die, volgens de definitie, de plaats innemen van tekst. We zien ze vooral op stations, vliegvelden en in andere openbare ruimtes. Daar is zulke beeldtaal gewenst, omdat de reiziger, weggebruiker, congresbezoeker of welke voorbijganger dan ook in een oogopslag kan zien wat er bedoeld wordt – onafhankelijk van moedertaal, vaderland, leeftijd en opleiding. Waar is de uitgang? Waar kan ik mijn jas kwijt? Hebben ze hier een zwembad? Kan ik hier met mijn rolstoel in? Hoe hard mag ik hier rijden? De pictogrammen geven ons tekens, en ze beantwoorden dergelijke vragen vaak al voordat we ze gesteld hebben.

De emoticons waarmee we elkaar bestoken via tekstberichten – die daardoor geen tekstberichten zijn – zijn ook pictogrammen: we geven onze emoties niet weer in woorden, maar door middel van een afbeelding. Longinus schreef ooit, in zijn prachtige verhandeling over het sublieme, dat er talloze emoties zijn en dat niemand weet hoeveel er precies zijn. Inmiddels zijn er ook talloze emoticons, en soms lijkt het alsof er meer emoticons zijn dan emoties, al kan dat niet waar zijn.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Pictogrammen maken aanspraak op universaliteit. Maar of ze dat waarmaken is de vraag. Je moet je al een hoop conventies eigen hebben gemaakt om een pictogram goed te kunnen interpreteren. Een kijkwijzer bij een film kan bijvoorbeeld een pictogram met een spin laten zien. Dat betekent dat er beangstigende beelden zullen komen. Maar om dat te weten, zul je geleerd moeten hebben dat de spin een icoon is voor angst, terwijl jijzelf bij het beeld van een spin misschien eerder een film over de herfst in Nederland zou verwachten of een documentaire over geleedpotige insecten.

In zoverre pictogrammen kennis vooronderstellen van conventies vragen ze van ons in die conventies mee te gaan: spinnen zijn eng, ook al ben je banger voor een etalagepop; eten doe je met mes en vork, ook al eet je altijd met stokjes; zwemmen doe je borstcrawlend, zelfs als je alleen de schoolslag beheerst. Vaak is uitgeschreven taal dan toch inclusiever: ‘dit is een enge film’, ‘hier kun je zwemmen’ of ‘hier kun je eten’ kan misverstanden voorkomen die een pictogram teweeg zou kunnen brengen.

Wat dat betreft zouden we veel leed kunnen voorkomen als we op wc’s alleen maar zouden schrijven: ‘wc’. Met die aanduiding doen we geen uitspraak over hoe de persoon die naar de wc wil eruit zou moeten zien. We voorkomen nodeloze normering ook als we een plaatje of zelfs een foto van het betreffende toilet op de deur zouden plakken. Een foto van dat waarnaar we zoeken is veel informatiever dan een afbeelding van een persoon met een broek of een jurk en minder verwarrend dan een centaurisch wezen met een nieuw soort broekrok, hoe sympathiek het ook mag zijn om afbeeldingen te bedenken waarin iedereen zich in elk geval gedeeltelijk kan herkennen.

Belangrijke, actuele discussies over genderneutrale wc’s gaan uiteindelijk over de beeldtaal die we gebruiken. Als een pictogram probeert te vangen wat taalloos is, gaat het mis. Beeldtaal is onvermijdelijk sturend. Omdat dat zo is, is het maar het beste om het zakelijk te houden: daar is de wc, en zo ziet die wc eruit.