Home Filosofie en Beeld: Weergaloze verwondering

Filosofie en Beeld: Weergaloze verwondering

Door Marriëtte Willemsen op 28 september 2017

Cover van 03-2017
03-2017 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de prachtige reeks podcasts ‘philosophy bites’ (www.philosopybites.com), interviews van Nigel Warburton en David Edmonds met gezaghebbende f ilosofen over wijsgerige stromingen, denkers en thema’s, of over recent onderzoek in de filosofie, is een gesprek opgenomen met Jesse Prinz, hoogleraar filosofie aan de City University in New York. Prinz is bekend om zijn vele, vaak baanbrekende publicaties, vooral op het gebied van emoties. Zoals Gut Reactions. A Perceptual Theory of Emotion, dat in 2004 verscheen. In de podcast van twintig minuten vertelt Prinz in dit gesprek, dat dateert uit mei 2015, dat hij zich tegenwoordig bezighoudt met esthetische vraagstukken.

Wat is kunst? Wat maakt een kunstwerk tot een goed kunstwerk? Zijn kunstwerken onder een gemeenschappelijke noemer te brengen, en welke noemer zou dat dan zijn? Prinz betoogt dat er veel voor te zeggen valt om kunst te typeren in termen van ‘verwondering’. Een kunstwerk leidt tot verwondering bij de toeschouwer. Natuurlijk is er meer over kunst te
zeggen dan dat ze die emotie teweegbrengt, geeft Prinz toe, en zeker is het zo dat er ook zaken zijn die verwonderen zonder dat ze daarmee meteen als kunstwerk beschouwd moeten worden. Maar toch: verwondering is een belangrijke notie in het nadenken over wat kunst is en wat kunst doet, legt Prinz helder en gepassioneerd uit.

In een verwante, korte lezing, uit oktober 2016, zien we Prinz op beeld (op YouTube) zijn positie nog eens uitleggen. Ditmaal brengt hij  kunst, wetenschap en religie bijeen en wijst hij erop hoe ze overeenkomen in de verwondering
die aan elk van deze domeinen ten grondslag ligt. Op de achtergrond zien we beelden van kunstwerken zoals Barnett Newmans Cathedra en een zelfportret van Van Gogh, maar ook foto’s van wetenschappers, en van religieuze processies.
Prinz noemt verwondering (wonder) een verwaarloosde emotie. Denkers als Plato, Aristoteles en ook Descartes nog zagen verwondering als het begin van de filosofie, als de aanzet tot elk dieper denken. Maar in de hedendaagse wijsbegeerte is daar volgens Prinz nauwelijks aandacht voor. Op de website van de New Yorkse denker is te
zien dat hij een boek voorbereidt over wonder: Works of Wonder: The Experience, Evaluation, and Origin of Art. Het is een studie om naar uit te kijken want hij heeft, dunkt me, gelijk dat de verwondering aan een revival toe is, al is er in de
moderne filosofie wel degelijk aandacht geweest voor emoties als verwondering, eerbied, ontzag, verrassing en awe. Dit is met name het geval bij denkers die zich hebben beziggehouden met het sublieme, zoals Burke, Kant en Lyotard. Zij legden zich toe op dat wat zich onttrekt aan inkadering, aan dat wat zich niet laat toe-eigenen omdat het te groot is om in een woord of een beeld te vatten.
 

Waarom is verwondering zo belangrijk? In haar boek Oplevingen van het denken (2006) zegt
Martha Nussbaum, net als Prinz een filosoof die publiceert over emoties, het volgende:
Deze emotie [verwondering, red.] is een reactie op de aantrekking door het object en je zou kunnen zeggen dat het subject zich in deze emotie maximaal bewust is van de waarde van het object en slechts minimaal
van het verband van dat object met de eigen doelen van het subject. (…) Een andere, verwante emotie is eerbied of ontzag: ook ontzag in bijvoorbeeld een religieuze context is een erkenning van de weergaloze waarde van het object, niet louter vanuit het gezichtspunt van de persoon, maar heel algemeen (58).

Zo typeert Nussbaum verwondering dus als een zelfloze emotie: wie zich verwondert, wordt bewogen door wat van buiten komt. Hoewel Nussbaums theoretische kader verschilt van dat van Prinz – Nussbaum werkt in een
cognitivistische traditie, terwijl Prinz een empirist is en veeleer de lichamelijke aspecten van emoties benadrukt – hebben de denkers gemeen dat ze oog hebben voor het belang van emoties; uit onze emoties blijkt dat we
betrokken zijn op datgene waarop onze emoties gericht zijn.

Aan het eind van de podcast krijgt Prinz de vraag voorgelegd of het zo is dat de intensiteit
van de verwondering evenredig is met de kwaliteit van het kunstwerk. Prinz betwist dit.
Het gaat hem er niet om een lans te breken voor spectaculaire kunst. Onder verwijzing naar Longinus, de denker die in de eerste eeuw van onze jaartelling een geschrift publiceerde over het sublieme, onderstreept Prinz het belang van
subtiele, blijvende verwondering. Een spektakel is één keer leuk maar de verwondering – die denk ik de eerste keer al geen verwondering was, maar een sensationelere emotie – zal niet voortduren.

Misschien is duurzame verwondering dan het criterium voor goede kunst of ook, bij uitbreiding, voor waardevolle wetenschap of belangrijke religieuze uitingen. Kijk bijvoorbeeld naar Cathedra en het almaar veranderende blauw
van Barnett Newman. Lees of herlees To the Lighthouse van Virgina Woolf en verlang naar de vuurtoren. Of luister naar de Goldberg-variaties van Bach: een aria, dertig variaties en dan weer de aria, die precies dezelfde noten heeft, maar
onmogelijk hetzelfde kan klinken als voor de variaties.