Home Filosofie en beeld: Hondenliefde

Filosofie en beeld: Hondenliefde

Door Mariëtte Willemsen op 22 maart 2017

Cover van 01-2017
01-2017 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Heart of a dog (2015) is een autobiografisch essay van performer, schilder, stemkunstenaar en musicus Laurie Anderson. De film is vanaf de eerste beelden en woorden overweldigend in inhoud en vorm. We zien Lolabelle, de rat terriër en titelheld van de film, eerst getekend op grote vellen. Daarna verschijnt Anderson zelf, als een pratende stripfiguur. Ze vertelt een wonderlijk verhaal, van mythologische proporties, over de geboorte van Lolabelle. De hond zou uit haar geboren zijn, na eerst in haar buik genaaid te zijn. De sprekende beeltenis van Anderson maakt plaats voor andere beelden, maar haar stem blijven we horen zolang de film duurt – een muzikale, ruisloze, betoverend wendbare stem, waarmee Anderson een scala van gevoelens blijkt te kunnen weergeven en oproepen, van ironie tot ernst, van angst tot berusting. 

Verderop in de film volgt een ander verhaal over het verleden van Lolabelle. Ze zit op de punt van een kano als metgezel van haar vroegere eigenaar, die na een vechtscheiding een tocht maakt door een rivierlandschap, verdrietig en radeloos op zoek naar hoe het nu verder moet. Hier zou Lolabelle, zo vertelt Anderson, ‘the great skill of empathy’ hebben geleerd. Volgens de uitleg van haar meditatieleraar, die in de film regelmatig wordt aangehaald, zou empathie het vermogen zijn om je verdrietig te voelen zonder verdrietig te zijn. Het is een van de wijze lessen die de film aandraagt, een aanmoediging om gevoelens toe te laten zonder ermee samen te vallen. 

Anderson verbindt beelden en teksten van verschillende aard met elkaar, experimenterend met kleur en geluid in haar poging om het wezen van Lolabelle te vatten: eigen tekeningen, citaten van filosofen als Kierkegaard en Wittgenstein over tijd en taal, een goudkleurig Goya-schilderij met hond dat Anderson telkens weer laat opschitteren, 8mm-kleurenfilmpjes uit haar jeugd, getypte woorden – vaak zonder duidelijk verband, maar soms ineens een zin (‘Where is the brilliant Philosophy’) en op straat gefilmde impressies – veelal vanuit het groenblauwe perspectief van Lolabelle, bomen, treinen, winterlandschappen in zwart-wit, en dan juist weer helderblauwe luchten. En verder gedachten over de aanslagen van 9/11, ondersteund door documentaire-achtige beelden en – op de vlucht voor de angst na 9/11 – Anderson en Lolabelle in de bergen, waar haviken de kleine witte hond voor een konijn aanzien en bijna tot de aanval overgaan. De ervaring met de havik verbindt 9/11 direct met Lolabelle. Haar blik, de angst om aanvallen vanuit de lucht, vertelt Anderson, was zoals die van de New Yorkers. 

Als Lolabelle ten slotte sterft, oud en blind, is dat niet door een spuitje van de dierenarts, hoewel die daarop aandringt. Ze sterft thuis, na drie dagen van dichtbij elkaar zijn: ‘We had learned to love Lolabelle with a tenderness we did not know we had’. Anderson spreekt hier, en ook elders, in de wij-vorm. De niet genoemde ander met wie ze terugdenkt aan Lolabelle is haar in 2013 gestorven partner, de muzikant Lou Reed, aan wie ze de film heeft opgedragen en wiens song ‘Turning Time Around’ (van het album Ecstasy, 2000) bij de aftiteling klinkt. Reed verschijnt twee keer in beeld, eerst samen met Anderson op het strand en aan het eind langer, slapend met Lolabelle in zijn armen. Over Reed spreekt Anderson niet, maar zijn afwezigheid is telkens voelbaar. 

Kort voor het einde van de film spreekt Anderson over het sterven van haar moeder, met wie ze kennelijk een moeizame relatie had. Bevrijdend en ontroerend is het dat ze zich een moment herinnert waarop haar moeder echt van haar hield. Zo geeft Anderson via reflecties op leven en dood van Lolabelle en via het terugdenken aan haar jeugd en het sterven van haar moeder vorm aan het rouwen om haar gestorven partner. 

Maar elke reducerende duiding van deze film, elk gepolijst verhaal is verdacht. Dat leren we van Anderson die ons, in een van de vele onvergetelijke passages in de film, ‘a story about a story’ vertelt. Het betreft een herinnering aan een periode in het ziekenhuis. Anderson lag daar als kind van twaalf na een val van de duikplank. Vaak heeft ze deze periode teruggehaald en erover verteld in een samenhangend verhaal, maar pas veel later heeft ze zich met een schok herinnerd hoe er ’s nachts kinderen huilden van de pijn, en hoe er soms ’s ochtends plots een bed leeg was, zonder dat daarover gesproken werd. Voor deze ervaringen is een ander genre nodig dan dat van het verhaal. 

Heart of a dog is een gesproken liefdesbrief, een muzikaal dierengedicht, een zelfloze autobiografie, een droomvertelling, een verhaal zonder plot, een verkenning van het gebied tussen leven en dood, een empathisch onderzoek naar het innerlijk leven van Lolabelle en een lyrisch filosofisch essay over de zin van de dood. Halverwege de film, in het hart van het essay, vertelt Anderson aangedaan over hoe haar ervaringen met de dood haar uiteindelijk ‘the purpose of death’ hebben doen zien: we denken als iemand sterft meestal aan onszelf, we voelen schuld en spijt. Maar het gaat niet om ons, het gaat om de liefde die vrijkomt als de ander sterft. In Andersons woorden: ‘the release of love’. Het catharsis-achtige effect van de film op de toeschouwer, aan wie Anderson iets van deze liefde meegeeft, is een teken van het zich openen van dit inzicht.