Maaike Merckens Bekkers en Sabine Wassenberg runnen samen Wonder-Why, een organisatie met als doelstelling om het filosoferen met kinderen en jongeren te stimuleren. Iedere maand leggen zij een thema voor aan de klas. Deze maand spreekt zij over de vraag ‘Kun je gedachten meten?’
Terwijl ik naar buiten loop, verschijnen op het scherm van mijn iPhone de woorden: ‘Uw reistijd bedraagt 42 minuten. Er zijn geen belemmeringen.’ Al is dit niet de eerste keer dat die tekst verschijnt, toch ben ik telkens weer verbaasd dat mijn telefoon blijkbaar weet waar ik naartoe ga. Ik besluit deze wonderlijke metingen te bespreken met de leerlingen uit groep 7. Zij zijn van een andere generatie en kijken er vast heel fris tegenaan.
‘Welke dingen kunnen we allemaal meten op de mobiele telefoon?’ vraag ik. Direct steken vijfentwintig kinderen hun vinger op.
‘Je lengte, je gewicht, je bloedsuiker, je hartslag, het aantal stappen dat je die dag hebt gezet, je energieverbruik’, en zo gaat het nog een tijdje door. Het is een hele lijst, en Tim, die al een tijdje vragend naar me op zit te kijken, lijkt een tikje verward.
‘Maar juf’, zegt hij, ‘het zijn toch allemaal maar getallen waar we het nu over hebben? En u zegt altijd dat als er maar één goed antwoord op een vraag is, het eigenlijk geen filosofische vraag is. Dus waarom gaan we niet gewoon filosofie doen?’
‘Scherp opgemerkt, Tim. Wie weet over al die metingen een filosofische vraag te stellen?’
Lichtelijk uit het veld geslagen worden de leerlingen stil, totdat Jamie wel een vraag heeft: ‘Bijvoorbeeld je gedachten – zou je die ook kunnen meten?’
‘Nee, echt niet’, zegt Tessa, ‘gedachten zitten in je hersenen en niet in je mobiel.’
‘Ja, stel je voor’, roept Vincent, ‘iemand vindt mijn mobiel en dan weet hij ook alles wat ik denk, bijvoorbeeld ook dat ik iemand haat!’ De klas kan hier wel om lachen.
‘Maar je hoeft daar echt niet bang voor te zijn’, repliceert Tessa, ‘want gedachten kun je helemaal niet tellen. Die zijn ontelbaar volgens mij.’
Vincent laat zich nog niet zo snel overtuigen. En nu hij erover nadenkt, lijkt het hem ook wel weer mooi: een mobiel met zijn gedachten. ‘Kijk’, zegt hij, ‘het zou eigenlijk wel superhandig zijn want als ik iets vergeten ben, dan zoek ik het gewoon weer op. Dan kan je dus niks meer vergeten.’
Maar precies dit lijkt Jamie een nachtmerrie. ‘Nou, ik vind het ook heel fijn om iets te kunnen vergeten. Bijvoorbeeld als je ruzie hebt gehad. Ik hoop maar dat ze nooit een gedachtenteller uitvinden.’