Home Fascinerend, afschuwelijk

Fascinerend, afschuwelijk

Door Maaike Bos op 10 december 2012

01-2002 Filosofie magazine Lees het magazine
Is het kunst? Wetenschap? Verlangen naar onsterfelijkheid? Circus van commercie? De Duitse anatoom Gunther von Hagens brengt miljoenen bezoekers in verwarring met zijn tentoonstelling van geprepareerde mensenlichamen. Een wandeling langs de preparaten met cultuurfilosoof Erik Oger.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Veertien uur per dag zijn de deuren geopend van de tentoonstelling Körperwelten in de Kelders van Cureghem – te Anderlecht, een voorstad van Brussel. Elke dag weer worden duizenden mensen ontvangen. Maar voor de bezoeker lijkt het er niet zo druk. Men wacht stilletjes of mompelend op zijn beurt om de anatomisch geprepareerde mensenlichamen te bekijken die hier worden getoond. De Duitse hoogleraar in de anatomie Gunther von Hagens, initiator van de tentoonstelling, is uitvinder van de revolutionaire ‘plastinatiemethode’ die het mogelijk maakt complete lichamen droog en geurloos te bewaren. Omdat ook de weke delen hard worden, kan hij de lichamen in elke gewenste positie neerzetten. Von Hagens heeft daarmee esthetische pretenties, hij stelt zijn ‘sculpturen’ op in heroïsche en bevallige poses, zoals de ‘spierman’ die zijn losse huid omhoog houdt en zijn letterlijk ontblote spieren aan ons toont. Of de zwangere vrouw die ons een blik gunt in haar baarmoeder. Ze lijkt je aan te kijken, bijna charmant. De plastinaten zijn aantrekkelijk, fascinerend en afschuwelijk, maar in ieder geval goed voor een miljoenenpubliek. De reizende tentoonstelling trok tot nu toe in Japan, Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland bijna acht miljoen bezoekers.
 
Körperwelten – Die Faszination des Echten is controversieel en vanaf het begin in 1996 onderwerp van felle ethische discussies. Mag men zo omgaan met doden, ook als ze hun lichaam ter beschikking hebben gesteld voor de wetenschap? Opmerkelijker misschien is de parallelle discussie over de identiteit van het fenomeen – we weten eigenlijk niet goed waarmee we te maken hebben. Aan de ene kant toont de anatomische wetenschap een van haar hoogtepunten, een nieuwe preparatiemethode, die de kennis van het menselijk lichaam voor een groter publiek inzichtelijk maakt. Tegelijkertijd wordt de dood je op ongemakkelijke wijze opgedrongen en dat roept hevige en gemengde reacties op. De plastinaten zijn niet zomaar wetenschappelijke objecten. Sommigen spreken van kunst en anderen zijn gebiologeerd door deze nieuwe vorm van ‘onsterfelijkheid’.

Von Hagens beweegt zich op de grenzen van wetenschap en kunst, en daarmee op het randje van de ethische toelaatbaarheid. Hij komt ermee weg, simpel omdat zijn stukken aan alle classificatie ontglippen. En classificaties zijn nodig voor een ethisch oordeel.
Ondanks de blijkbaar fascinerende ambiguïteit en ondanks de brede publieke belangstelling voor de tentoonstelling, vraagt cultuurfilosoof Erik Oger, verbonden aan de Universiteit van Antwerpen, zich af of de tentoonstelling méér is dan een commercieel succes.
 

Zenuwbanen

Het is een merkwaardige locatie voor zo’n expositie, de kelders van de oude slachthuizen. Een route van namaakrotsformaties en tropische planten probeert de bezoeker nog geruststellen in de wereld van menselijk vlees en botten. Openingsstuk is een blauw fluwelen kussentje met de drie kleinste botjes van het menselijk lichaam, de gehoorbotjes. Maar het onschuldige karakter verdwijnt als het pad ons verder voert. Na het gedeelte met uitleg over de plastinatiemethode en een demonstratie van het preparatieproces, waarbij het vocht in elke cel van het lichaam wordt vervangen door kunststof, komen we aan bij de echte lichamen. Er zijn vitrines met zieke en gezonde organen, ‘schijfplastinaten’ ofwel doorzichtige millimeter-doorsnedes van een romp, een arm of een geheel lichaam, en ten slotte het paradepaardje: de Ganzkörperplastinate. Een schaker die zijn zenuwbanen toont, een renner met een waaier van spieren half los om hem heen (het toont de dunne pezen) en zo nog een stuk of twintig ‘bewegende’ figuren, die alle hun eigen mechanisme laten zien. De plastinaten zijn gruwelijk en toch intrigerend, ze houden niets voor ons verborgen. Maar we kiezen er in alle vrijheid voor om ze te gaan bekijken. Volgens Von Hagens is dit een doorbraak in de democratisering van de anatomische wetenschap.

‘Maar dat is een beetje overdreven’, vindt Oger. ‘Er is een grote belangstelling voor zo’n expositie, toch is het fenomeen niet nieuw. Je hebt nu wel een aantal preparaten, zoals dat lichaam in schijfjes, waarvan je àlles kan bekijken, waarvan niets ontsnapt aan de onderzoekende blik. Maar díe blik, die kennen we in onze westerse cultuur al sinds de zestiende eeuw.’ Ondanks dit vertrouwde perspectief gaat het tonen van die geprepareerde dode mensenlichamen aan een groot publiek voor een kleine groep anatomen en theologen een stap te ver. De dode zou tot een spektakel worden gereduceerd. ‘Als mensen daarover ethisch verontwaardigd zijn,’ vindt Oger, ‘dan moeten ze dat zijn over die hele culturele tendens, en niet over deze tentoonstelling. Hier blijkt alleen maar wat reeds werkzaam was.’ De grondlegger van de wetenschappelijke anatomie, Andreas Vesalius (1514-1564) begon al met openbare dissecties in een Anatomisch Theater. ‘Het behoort tot de traditie in de anatomie.’

Körperwelten maakt anatomie weliswaar een zaak van het grote publiek, dat via advertenties en recensies lucht krijgt van deze spectaculaire ‘show’. Maar behalve de grootschaligheid is er verder niets nieuws onder de zon. ‘De moderne wetenschap functioneert juist door de openbaarheid van gegevens’,  zegt Oger. ‘Je gaat ervan uit dat iedereen moet kunnen vaststellen wat jij hebt vastgesteld. Dus die openbaarheid is een fundamenteel principe in de wetenschap. Vanaf het begin ging dat samen met een proces van popularisering, vulgarisering. Hier gebeurt het op grotere schaal’. Dat sommige stukken getuigen van ‘slechte smaak en sensatiezucht’ is net zo min een fundamentele verandering. Sinds de Anatomische Theaters is deze wetenschap altijd een spektakel geweest. Von Hagens biedt de bezoekers ‘edutainment’, een combinatie van educatie en entertainment. ‘Alleen wordt dit wetenschappelijk amusement hoofdzakelijk commercieel uitgebaat’, volgens Oger. Hij doelt niet alleen op de miljoenenverkoop van toegangskaartjes, maar vooral op de bedenkelijke merchandising: de bedrukte buttons, muismatjes en T-shirts die bij de uitgang te verkrijgen zijn. Maar is er naast dit opmerkelijke commerciële gebruik van lichaamsdonoren nog iets anders aan te wijzen dat de tentoonstelling bijzonder maakt?
 

Afschuw

Sommigen beweren een kunstzinnige dimensie te zien in de lichaamsplastinaten. Maar is Körperwelten ook een kunstexpositie? Is Von Hagens een ‘anatoom-kunstenaar’? Bij deze vraag wil Oger niet lang blijven hangen. Zelf vindt hij de preparaten ‘verschrikkelijk’. ‘Volgens een pedagogisch principe kan de organisator die grote belangstelling pas krijgen wanneer hij de objecten interessant maakt. Hij moest dus zijn objecten prepareren, aantrekkelijk maken. Of het daardoor kunst wordt? Ík heb het nooit met een esthetische blik kunnen bekijken. Je wordt voortdurend geremd door de gedachte: het gaat hier om dode lichamen. De afschuw staat het esthetisch genot in de weg.’

Volgens Oger verraadt Von Hagens bovendien een naïeve kunstopvatting als hij beweert ‘de objecten mooi te willen maken zoals een kunstenaar dat doet.’ Oger: ‘Kunst is niet noodzakelijk het produceren van mooie objecten. Specifiek aan kunst is de transformatie of zelfs transfiguratie van objecten. Het maakt het afstotelijke op een esthetische manier stralend, uitnodigend om naar te kijken. Maar de fascinatie voor Körperwelten is niet een esthetische ervaring. Het is een fascinatie voor het geheimzinnige, zoals je die ziet bij een klein kind dat zijn speelgoedautootje uit elkaar haalt om te kijken hoe het werkt.’
 
In elke beschrijving is er sprake van ambiguïteit, ziet Erik Oger. De preparaten zijn lichaam maar ook machine, ze zijn lelijk maar op een andere manier toch mooi, levend als voorstelling maar toch dood als mens. Die ambiguïteit ‘maakt de fascinatie mogelijk’, die zorgt voor de ongehoorde belangstelling. ‘Voortdurend zet deze expositie je op het verkeerde been. Er is een confrontatie met de dood, maar door de nadruk op het educatieve element ook een continu afzwakken van de verschrikking die de dood veroorzaakt.’
Bewust of onbewust, Von Hagens speelt handig met dat continue uitstel van classificatie, dat een definitief oordeel verhindert. Hij biedt geen fundamenteel nieuwe vorm van wetenschap maar slechts een voortzetting van de bestaande tendens. Kunst kun je het ook niet noemen, al zijn de lichaamspreparaten volgens Von Hagens ‘citaten uit de kunsthistorie’.

De echte originaliteit van Körperwelten ligt in het feit dat het ‘toch primair een commerciële bedoening’ is. Erik Oger blijft bij zijn mening, hij kan geen esthetische waarde ontdekken aan het tentoonstellen van deze geprepareerde lichamen, hoe revolutionair bewerkt ook.
 

Onsterfelijkheid

Ook de vermeende nieuwe vorm van onsterfelijkheid die de plastinatiemethode biedt, trekt Oger in twijfel. ‘Natuurlijk, de onsterfelijkheidsgedachte is inherent aan elke vorm van mummificeren. Ik kan me indenken dat mensen zeggen dat ze ook wel zo geprepareerd willen worden, uit een verlangen naar een hiernamaals.’ Maar de met siliconen doordrenkte en uitgeharde droge en reukloze lichamen – gemaakt om de tand des tijds te doorstaan – getuigen juist in hun gestileerde onverwoestbaarheid van een naïef idee van onsterfelijkheid. Voor de tentoonstelling en ten behoeve van de menselijke waardigheid zijn de lichamen van hun menselijke individualiteit ontdaan. Niet getrouw aan de medische traditie zijn de zieke organen zoveel mogelijk uit de lichamen verwijderd. Dat verband zou de doodsoorzaak verraden en de plastinaten hun anonimiteit ontnemen. Oger: ‘We kijken niet naar personen die aanwezig zijn. Doordat we met een klinische blik kijken, reduceren we ze tot objecten. Von Hagens heeft dat heel sluw, heel verstandig aangepakt. Hij heeft het griezelen precies genoeg afgezwakt om zo’n succes te kunnen bereiken.’
 
De tentoonstelling ‘Körperwelten, die Faszination des Echten’ is tot en met 24 februari te bezichtigen in Brussel: in de ‘Kelders van Cureghem’, op het terrein van de ‘Slachthuizen en Markten van Anderlecht’, aan de Leon Delacroixstraat. Dagelijks open vanaf 09.00 uur tot 23.00 uur (laatste toegang).  Hierna gaat de tentoonstelling naar Londen.



Informatie op www.koerperwelten.com