Körperwelten – Die Faszination des Echten is controversieel en vanaf het begin in 1996 onderwerp van felle ethische discussies. Mag men zo omgaan met doden, ook als ze hun lichaam ter beschikking hebben gesteld voor de wetenschap? Opmerkelijker misschien is de parallelle discussie over de identiteit van het fenomeen – we weten eigenlijk niet goed waarmee we te maken hebben. Aan de ene kant toont de anatomische wetenschap een van haar hoogtepunten, een nieuwe preparatiemethode, die de kennis van het menselijk lichaam voor een groter publiek inzichtelijk maakt. Tegelijkertijd wordt de dood je op ongemakkelijke wijze opgedrongen en dat roept hevige en gemengde reacties op. De plastinaten zijn niet zomaar wetenschappelijke objecten. Sommigen spreken van kunst en anderen zijn gebiologeerd door deze nieuwe vorm van ‘onsterfelijkheid’.
Von Hagens beweegt zich op de grenzen van wetenschap en kunst, en daarmee op het randje van de ethische toelaatbaarheid. Hij komt ermee weg, simpel omdat zijn stukken aan alle classificatie ontglippen. En classificaties zijn nodig voor een ethisch oordeel.
Ondanks de blijkbaar fascinerende ambiguïteit en ondanks de brede publieke belangstelling voor de tentoonstelling, vraagt cultuurfilosoof Erik Oger, verbonden aan de Universiteit van Antwerpen, zich af of de tentoonstelling méér is dan een commercieel succes.
Zenuwbanen
‘Maar dat is een beetje overdreven’, vindt Oger. ‘Er is een grote belangstelling voor zo’n expositie, toch is het fenomeen niet nieuw. Je hebt nu wel een aantal preparaten, zoals dat lichaam in schijfjes, waarvan je àlles kan bekijken, waarvan niets ontsnapt aan de onderzoekende blik. Maar díe blik, die kennen we in onze westerse cultuur al sinds de zestiende eeuw.’ Ondanks dit vertrouwde perspectief gaat het tonen van die geprepareerde dode mensenlichamen aan een groot publiek voor een kleine groep anatomen en theologen een stap te ver. De dode zou tot een spektakel worden gereduceerd. ‘Als mensen daarover ethisch verontwaardigd zijn,’ vindt Oger, ‘dan moeten ze dat zijn over die hele culturele tendens, en niet over deze tentoonstelling. Hier blijkt alleen maar wat reeds werkzaam was.’ De grondlegger van de wetenschappelijke anatomie, Andreas Vesalius (1514-1564) begon al met openbare dissecties in een Anatomisch Theater. ‘Het behoort tot de traditie in de anatomie.’
Körperwelten maakt anatomie weliswaar een zaak van het grote publiek, dat via advertenties en recensies lucht krijgt van deze spectaculaire ‘show’. Maar behalve de grootschaligheid is er verder niets nieuws onder de zon. ‘De moderne wetenschap functioneert juist door de openbaarheid van gegevens’, zegt Oger. ‘Je gaat ervan uit dat iedereen moet kunnen vaststellen wat jij hebt vastgesteld. Dus die openbaarheid is een fundamenteel principe in de wetenschap. Vanaf het begin ging dat samen met een proces van popularisering, vulgarisering. Hier gebeurt het op grotere schaal’. Dat sommige stukken getuigen van ‘slechte smaak en sensatiezucht’ is net zo min een fundamentele verandering. Sinds de Anatomische Theaters is deze wetenschap altijd een spektakel geweest. Von Hagens biedt de bezoekers ‘edutainment’, een combinatie van educatie en entertainment. ‘Alleen wordt dit wetenschappelijk amusement hoofdzakelijk commercieel uitgebaat’, volgens Oger. Hij doelt niet alleen op de miljoenenverkoop van toegangskaartjes, maar vooral op de bedenkelijke merchandising: de bedrukte buttons, muismatjes en T-shirts die bij de uitgang te verkrijgen zijn. Maar is er naast dit opmerkelijke commerciële gebruik van lichaamsdonoren nog iets anders aan te wijzen dat de tentoonstelling bijzonder maakt?
Afschuw
Volgens Oger verraadt Von Hagens bovendien een naïeve kunstopvatting als hij beweert ‘de objecten mooi te willen maken zoals een kunstenaar dat doet.’ Oger: ‘Kunst is niet noodzakelijk het produceren van mooie objecten. Specifiek aan kunst is de transformatie of zelfs transfiguratie van objecten. Het maakt het afstotelijke op een esthetische manier stralend, uitnodigend om naar te kijken. Maar de fascinatie voor Körperwelten is niet een esthetische ervaring. Het is een fascinatie voor het geheimzinnige, zoals je die ziet bij een klein kind dat zijn speelgoedautootje uit elkaar haalt om te kijken hoe het werkt.’
In elke beschrijving is er sprake van ambiguïteit, ziet Erik Oger. De preparaten zijn lichaam maar ook machine, ze zijn lelijk maar op een andere manier toch mooi, levend als voorstelling maar toch dood als mens. Die ambiguïteit ‘maakt de fascinatie mogelijk’, die zorgt voor de ongehoorde belangstelling. ‘Voortdurend zet deze expositie je op het verkeerde been. Er is een confrontatie met de dood, maar door de nadruk op het educatieve element ook een continu afzwakken van de verschrikking die de dood veroorzaakt.’
Bewust of onbewust, Von Hagens speelt handig met dat continue uitstel van classificatie, dat een definitief oordeel verhindert. Hij biedt geen fundamenteel nieuwe vorm van wetenschap maar slechts een voortzetting van de bestaande tendens. Kunst kun je het ook niet noemen, al zijn de lichaamspreparaten volgens Von Hagens ‘citaten uit de kunsthistorie’.
De echte originaliteit van Körperwelten ligt in het feit dat het ‘toch primair een commerciële bedoening’ is. Erik Oger blijft bij zijn mening, hij kan geen esthetische waarde ontdekken aan het tentoonstellen van deze geprepareerde lichamen, hoe revolutionair bewerkt ook.
Onsterfelijkheid
De tentoonstelling ‘Körperwelten, die Faszination des Echten’ is tot en met 24 februari te bezichtigen in Brussel: in de ‘Kelders van Cureghem’, op het terrein van de ‘Slachthuizen en Markten van Anderlecht’, aan de Leon Delacroixstraat. Dagelijks open vanaf 09.00 uur tot 23.00 uur (laatste toegang). Hierna gaat de tentoonstelling naar Londen.
Informatie op www.koerperwelten.com