Home Mens en natuur ‘Er is behoefte aan goede fictie over het weer’
Mens en natuur

‘Er is behoefte aan goede fictie over het weer’

Door Frank Meester op 16 juli 2021

‘Er is behoefte aan goede fictie over het weer’
Cover van 07/08-2021
07/08-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat hebben we nodig om in actie te komen tegen de toekomstige klimaatramp? Niet alleen cijfers en grafieken, maar ook fictie en zelfs sofisterij, stelt voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos. Hij schreef er een boek over: Meteosofie.

Beeld Alamy

Dat een filosoof een boek over het weer schrijft, is volgens René ten Bos minder vreemd dan je op het eerste gezicht misschien zou denken. De meteosofie is volgens hem een tak van de filosofie die bijna alle grote filosofen bedreven, van Aristoteles tot Descartes en van Pascal tot Sloterdijk. ‘Dat ik dit onderwerp als filosoof ook weer oppak,’ vertelt Ten Bos, ‘komt voort uit mijn grote bezorgdheid om de klimaatramp die zich op dit moment aan het voltrekken is.’ Een bezorgdheid die de filosoof al lang bezighoudt. Meteosofie past dan ook in een reeks boeken die hij de afgelopen tijd schreef die allemaal over het veranderende klimaat gaan en de problemen die wij hebben om daar iets aan te doen, zoals Dwalen in het Antropoceen, Het volk in de grot en Extinctie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat hebben het weer en fictie met elkaar te maken?

‘Die twee horen altijd al bij elkaar. In de Oudheid ging het om de vraag: hoe verhouden we ons wijs tot de weersverschijnselen? Dat was een belangrijke kwestie, omdat het weer toen een groot gevaar voor de sociale orde kon betekenen. Lange periodes van droogte zorgden voor slechte oogsten en hongersnood. Plotselinge stormen konden de oorzaak zijn van een maatschappelijke ramp. Of neem aardbevingen. De oude Grieken zagen die ook als een meteorologisch verschijnsel en werden er verschillende keren zeer onaangenaam door verrast. Dus iemand die wijsheid bezat over de meteoros was bijzonder welkom.
Tegelijkertijd stond iedereen die deze wijsheid claimde juist weer onder verdenking. Het weer was zoiets onzekers, dat moest wel een praatjesmaker zijn, oftewel een sofist: iemand die wijsheid doceerde, maar je ook door mooipraterij iets wijs kon maken. Er was over het weer weinig met zekerheid te zeggen, dus moest je er een mooi verhaal van maken om mensen te overtuigen.’

Maar waarom gold dat alleen voor het weer? Er waren in die tijd – net als nu nog steeds trouwens – toch veel onderwerpen waar niemand iets met zekerheid over kon zeggen? Denk aan de werking van het menselijk lichaam.
‘De medische wetenschap die zich met het menselijke lichaam bezighield, had het inderdaad ook moeilijk en stond evenzeer onder verdenking van sofisterij. Maar het lichaam en het weer lagen in die tijd dicht bij elkaar. Het kon donderen in de lucht en zo kon het ook donderen in je hoofd. Regen en tranen werden met elkaar geassocieerd. Dat zie je nog steeds terug in het Frans: il pleut betekent zowel “het regent” als “hij huilt”.

Maar op veel andere gebieden was er wel degelijk meer zekerheid te vinden. Bijvoorbeeld in de wiskunde of de astronomie. De oude Grieken konden met zekerheid voorspellen wanneer er een zonsverduistering zou plaats­vinden. Ze konden de omloopbaan van een ster precies traceren. En zo waren ze ervan overtuigd dat je de natuurwetten kon achterhalen en die moest koppelen aan de wiskunde om zekerheid te krijgen. Maar wat er tussen hemel en aarde gebeurde – het weer dus, of ook in het menselijke lijf – dat was gewoon te complex, daar viel geen touw aan vast te knopen en onttrok zich aan de zekerheden van de wiskunde. Die oude Grieken leken dus al een intuïtie te hebben gehad voor wat we tegenwoordig chaos noemen.

Kijk maar naar Aristoteles. In de meeste werken die wij nu nog van hem kennen is hij de zekerheid zelve. Hij bouwt het keurig op. Hij haalt er wel andere auteurs bij, maar vooral om een historisch overzicht te geven en te laten zien waar ze ongelijk hadden. Maar in zijn Meteorologika slaat hij een heel andere toon aan. Hij baseert zich opeens op wat anderen gezegd hebben, lijkt soms te twijfelen en is vaak niet consistent. Hij kan er duidelijk niet mee uit de voeten.

De oude Grieken leken al een intuïtie te hebben gehad voor wat we tegenwoordig chaos noemen

Je ziet hetzelfde bij de epicuristen. Die probeerden, anders dan Aristoteles, de veranderlijkheid van het weer te verklaren op basis van onveranderlijke kleine deeltjes die we atomen noemen. Dat lijkt solide te zijn, maar als je Lucretius leest, dan zie je dat het weer alleen maar turbulent en onstuimig is: de angst voor het weer spat van de bladzijden af. De vraag die het weer aan ons stelt is voor de epicurist dan ook vooral ethisch: hoe te verhinderen dat het weer ons angstig en ongelukkig maakt? Bij latere denkers zie je ook die vertwijfeling over het weer. In de zeventiende eeuw probeerde René Descartes alles terug te brengen tot heldere en welonderscheiden principes, maar als het om het weer ging, lukte dat niet. Daarom noemde hij de meteorologie “pure filosofie”. Dat is misschien geen fictie, maar toch wel veel speculatie.’

Inmiddels hebben we die fictie toch niet meer nodig? We kunnen het weer vrij aardig voorspellen, zeker als het om de kortere termijn gaat.
‘Dat is waar. Die voorspellingsprecisie verbaast me telkens weer. Onlangs was er een grote storm boven Utrecht, de stad waar ik woon, en het is ongelooflijk hoe nauwkeurig die voorspeld was. Het bijzondere is dat die grotere mate van zekerheid juist is ontstaan vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw door het werk van de wiskundige en meteoroloog Edward Lorenz, de grondlegger van de chaostheorie. De voorspellingen zijn beter geworden doordat meteorologen accepteerden dat het weer niet terug te brengen is tot eenvoudige principes, en juist chaos en complexiteit als uitgangspunt namen.

Op de korte termijn kunnen meteorologen nu goed voorspellen wat er gaat gebeuren. Het weerbericht is in feite een soort scenario met tegenwoordig een relatief hoge mate van waarschijnlijkheid. Hoe korter de termijn, hoe waarschijnlijker het scenario. Daarom is de onzekerheid nu verhuisd van het weer van morgen of de komende week naar het klimaat van de toekomst.

Wie nadenkt over scenario’s, moet vanzelf over ficties gaan nadenken. Toen er in de Verenigde Staten nagedacht werd over bioterreuraanslagen en de mogelijke pandemieën die daarop volgden, werd er door de regeringen -Clinton en -Bush maar al te graag geluisterd naar sf-schrijvers die over dergelijke zaken schreven. Dat zou je je ook bij voorspellingen omtrent het klimaat kunnen voorstellen. Let wel: ik zeg niet dat die scenario’s hetzelfde zijn als ficties. Ik noem ze in mijn boek gerationaliseerde ficties. Scenario’s voorspellen niet zozeer, maar hebben als doel een bepaalde mindset te bewerkstelligen bij de mensen die de beslissingen moeten nemen. Wetenschappers moeten keuzes maken over welke factoren het klimaat gaan bepalen. Welke broeikasgassen zullen de grootste rol spelen? Wat zal de rol zijn van het smelten van de ijskappen? Ga zo maar door. Je moet van al deze complexiteit toch een min of meer rond verhaal zien te maken, waarin je onherroepelijk op sommige aspecten meer nadruk legt dan op andere. En dat is dus precies wat er in fictie ook gebeurt.’

Maar is dat niet gevaarlijk? Hier kan de klimaatscepticus verwarring zaaien. Hij kan de wetenschapper verwijten op de stoel van de politicus te gaan zitten.
‘Ja, dat is een beetje de aporie. Wetenschappers moeten dat in strikte zin ook niet doen. Ze zijn niet opgeleid om fictie te schrijven. Maar aan de andere kant hoop ik wel dat er naar hun zorgelijke bevindingen geluisterd wordt. En al die cijfers, grafieken en diagrammen helpen daar niet bij. Ze overtuigen de meeste mensen nauwelijks. Toch zijn wetenschappers op dit moment vooral bezig met meer cijfers verzamelen. Als er iets niet goed gaat, is apocalyptisch boekhouden de meest voor de hand liggende reactie. Dus heel veel gegevens verzamelen om te laten zien wat er misgaat. Overal staat meetapparatuur om de toestand in kaart te brengen. Hoeveel soorten zijn er nog? Hoe snel stijgt de temperatuur? Hoeveel mensen sterven er jaarlijks aan de slechte luchtkwaliteit? Ga zo maar door. Ik zeg trouwens helemaal niet dat je dat niet moet doen. Maar er is tegelijkertijd een taal nodig die daarbovenuit gaat.

Vandaar dat we een die nieuwe taal moeten ontwikkelen om hierover te spreken. Er is in die zin behoefte aan overtuigende fictie, dus aan sofisterij met een bepaald soort realisme-effect. In de literatuur wordt een voorzichtig begin gemaakt. Kijk naar de boeken van Thomas van der Slobbe. Hij schreef niet alleen theoretische werken over ecologische onderwerpen, maar ook bijvoorbeeld een ecothriller over een mogelijke watersnoodramp. Klifi, het laatste boek van Adriaan van Dis, is ook een goed voorbeeld. Of lees de Indiase schrijver Amitac Ghosh. Wat al deze schrijvers proberen te doen is het onzegbare zeggen, het onwaarschijnlijke waarschijnlijk maken, namelijk de catastrofe. En dat is noodzakelijk. We moeten het voor ons kunnen zien. Anders dringt het niet door tot onze hoofden. Dat komt niet alleen doordat we traag van begrip zijn, maar ook doordat het klimaat een zogenoemd hyperobject is, zoals de Amerikaanse filosoof Timothy Morten het noemt. Een object dat te groot is voor ons om te bevatten. Er zitten te veel kanten aan, het is te complex, zoals het weer dat was voor de oude Grieken. “Hyper” heeft trouwens niet alleen met het ongrijpbare te maken, maar ook met het feit dat je er hyper van wordt. Je wordt zenuwachtig van dat klimaat dat we maar niet goed kunnen vatten. Wat dat betreft is het weer nog eenvoudig en zichtbaar. Er is regen, er is storm, er is zon. Dat zijn allemaal weers­verschijnselen die we direct ervaren, maar het klimaat is nooit te zien. Het is dat wat achter die weerverschijnselen schuilgaat. Goed geschreven fictie is een uitstekende manier om het onzegbare van het klimaat toch onder woorden te brengen.’

 

Meteosofie. De wijsgeeren het weer

René ten Bos | Boom | 320 blz. | € 24,90

 

Collegedag Natuur
10 september
De natuur staat volop in de schijnwerpers. Of het nu klimaatspijbelaars of boze boeren zijn, iedereen lijkt zich met de natuur te bemoeien. Maar hoe verhoudt de mens zich tot de natuur? Kunnen wij de natuur bedwingen of zijn wij juist aan haar overgeleverd? Filosofie Magazine organiseert een veelbelovende collegedag waarbij soortgelijke natuurvragen centraal staan. René ten Bos zal bij deze gelegenheid spreken over meteosofie.

Tijd: 10:00 – 16:00 uur
Plaats: Zuiderkerk, Amsterdam
Prijs: € 89,- (regulier)
€ 69,- (abonnees)
€ 50,- (studenten)
Tickets te bestellen via filosofie.nl