Home Elke Wiss: ‘Waarom doen we dat, wachtmaartotten?’

Elke Wiss: ‘Waarom doen we dat, wachtmaartotten?’

Elke Wiss is praktisch filosoof en stelt hier elke maand vragen bij stellige uitspraken die ze tegenkomt.

Door Elke Wiss op 28 april 2023

Elke Wiss

Elke Wiss is praktisch filosoof en stelt hier elke maand vragen bij stellige uitspraken die ze tegenkomt.

FM5 cover vergeten Filosofie Magazine
05-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Wacht maar tot…’ Het is zo’n zinnetje dat je gedurende je leven af en toe voor je kiezen krijgt. Vaak vergezeld van een opgetrokken wenkbrauw, een snoevend lachje of weinig subtiele grinnik.

‘Wacht maar tot het pubers zijn, dan zijn ze niet meer zo schattig.’

‘Wacht maar tot je dit zelf eens hebt meegemaakt, dan piep je wel anders.’

‘Wacht maar tot je wat ouder bent, dan gaan die eierstokken vanzelf wel klapperen.’

Waarom doen we dat, wachtmaartotten? Willen we de ander oprecht behoeden voor gevaar X of risico Y? Of is de wachtmaartot een symptoom dat wijst op onze eigen negatieve ervaringen en verwachtingen?

Even tussendoor… Meer columns lezen van Elke Wiss? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Spreken we dit zinnetje uit om onszelf te troosten, omdat wíj ooit verwachtingen hadden die een desillusie bleken? Ik hoor zelden een wachtmaartotje dat positief bedoeld is.

‘Wacht maar tot je supersuccesvol bent!’

‘Wacht maar tot je de liefde van je leven hebt gevonden!’

‘Wacht maar tot dat droomhuis eindelijk van jou is!’

Nee, ‘wacht maar tot’ is een waarschuwing, een boodschap van ‘oppassen, koester niet te veel hoop, maak het niet te mooi in je koppie’. Wachtmaartotten we uit oprechte bezorgdheid? Of zou een gemeende waarschuwing er anders uitzien, en is ‘wacht maar tot’ eerder een manier om te etaleren wat wij hebben meegemaakt?

Willen we dat de ander ziet hoe goed, hoeveel beter, hoeveel verder, hoeveel wijzer wij zijn? Is het een verlangen om de ander een glimp van een wereld te laten zien die jij al kent en waarvan de ander nog niet kan vermoeden hoe-ie eruitziet?

Niet zelden komt er een zweempje zelfingenomenheid of superioriteit mee in de wachtmaartot. Of is het nog erger en verkneukelen we ons een beetje om de onwetendheid van de ander?

Wellicht verheugen we ons onbewust al op de desillusie later, verderop, in de toekomst, waar de fanatieke wachtmaartotters klaarstaan met een welgemikt ‘ik zei het toch’.

De vraag die maar door mijn hoofd blijft spoken: is er ooit iemand daadwerkelijk geholpen met een uitspraak die begon met ‘Wacht maar tot…’?