Bovenstaande uitspraak is de lijfspreuk voor sceptische mensen. Mensen die graag bewijs willen, niet zomaar iets voor waar aannemen. Mensen die de boel graag in twijfel trekken, een tikje cynisch zijn misschien. Wellicht zouden ze zichzelf eerder als ‘nuchter’ omschrijven. Of als ‘verstandig’.
Volgens deze uitspraak is er een causaal verband tussen zien en geloven, en voltrekken die twee zaken zich ook in die volgorde. Eerst zien, voelen, horen, ruiken – eerst bewijs. En dan pas het geloof in de zaken die je hebt gezien, gevoeld, gehoord. Werkt het echt zo? Of ga je de dingen pas zien als je er al in gelooft?
Misschien is het net zoiets als wanneer je op zoek bent naar een nieuwe auto en je oog op een witte Tesla hebt laten vallen. Dan lijken er ineens een stuk meer witte Tesla’s rond te rijden dan toen je je er nog niet mee bezighield. In de psychologie noemen ze dat de frequency illusion.
Geloof je dat toeval niet bestaat en alles voorbestemd is, dan zie je overal redenen en verbanden. Is je overtuiging dat alles van toeval aan elkaar hangt, dan is dat hoe je de zaken interpreteert.
Zijn de ‘eerst zien, dan geloven’-aanhangers gewoon de verstandigste mensen, die de frequency illusion weten te ontlopen? Of is deze uitspraak een manier om je subjectiviteit op een voetstuk te zetten en alles waar je niet in wilt geloven van tafel te vegen?
Is het überhaupt mogelijk om te leven volgens het ‘eerst zien, dan geloven’-principe? Om niets te geloven tot het bewezen is? Of bezit je altijd, ergens in de verte, toch wel een of ander idee of geloof?
Kun je überhaupt datgene zien waar je (nog) niet in gelooft?
Of is het eigenlijk andersom: eerst ergens in geloven, dan het pas kunnen zien?