Ruim twintig jaar geleden was populisme in de Lage Landen nog vrijwel onbekend, en ook elders in Europa werd er weinig over gesproken. Het leek een exotisch verschijnsel uit de Derde Wereld, waar duistere volksmenners de arme en ongeletterde massa ophitsten tegen het rijke Westen; of uit het verleden, toen aan het eind van de negentiende eeuw de People’s Party en de Narodniki het Amerikaanse respectievelijk Russische volk trachten te mobiliseren tegen de heersende elite. De gestage opmars van het Vlaams Blok in de jaren negentig en de onstuimige doorbraak van de Lijst Pim Fortuyn maakten echter duidelijk dat populisme evenzeer in België en Nederland kan gedijen als in Argentinië, Venezuela of Rusland. Populistische partijen drongen bovendien door in de parlementen van de meeste Europese landen, zelfs in het altijd zo rustige Zwitserland. Men zou bijna van een pandemie kunnen spreken. Evenals bij de zogenaamde Mexicaanse griep ontstond in bepaalde kringen enige paniek over de gevolgen van deze ‘ziekte’ van het politieke systeem. Kiezers zouden door populistische propaganda simplistische, autoritaire oplossingen gaan verkiezen boven verstandige compromissen, ze zouden hun vertrouwen in de parlementaire democratie kunnen verliezen en uiteindelijk zelfs een dictatuur aanvaarden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees