Home Een beter mens door de vrije markt

Een beter mens door de vrije markt

Door Frank Mulder op 25 april 2013

Cover van 05 -2013
05 -2013 Filosofie magazine Lees het magazine

De Amerikaanse econome Deirdre McCloskey is een gepassioneerd pleitbezorger van het kapitalisme. Volgens haar is het de beste voedingsbodem voor deugden. Alleen moeten die deugden dan wel onderling in balans zijn, en daar gaat het tegenwoordig vaak mis.  

Wie durft het kapitalisme nog te verdedigen? De crisis heeft aangetoond dat dit systeem alleen maar leidt tot calculerende burgers, en tot hebzuchtige bankiers die bonussen belangrijker vinden dan het welzijn van hun klant. Niet waar, zegt de flamboyante econoom en historicus Deirdre McCloskey. De crisis is niet de schuld van de vrije markt. Integendeel, die vrije markt is de beste voedingsbodem voor de aloude zeven deugden, die essentieel zijn voor een geslaagd en moreel leven: verstandigheid, rechtvaardigheid, gematigdheid en moed – de klassieke deugden die Aristoteles al beschreef –, aangevuld met de theologische deugden geloof, hoop en liefde – bekend van de middeleeuwse theoloog en filosoof Thomas van Aquino.

Zonder markt geen moraal, zegt McCloskey. Ze is gepokt en gemazeld in Chicago, de stad van de vrijemarktkampioen Milton Friedman, die haar ooit zelf nog naar zijn universiteit haalde. Toch schopt McCloskey ook in Chicago tegen heilige huisjes aan. Ja, ze is tegen links, maar ze is ook tegen rechtse economen die alleen maar zien wat je kunt berekenen.

‘Wat we tegenwoordig vaak vergeten’, zegt McCloskey, ‘is dat alle menselijke beschavingen zijn uitgekomen bij een aantal deugden als basis voor hun ethiek. In de westerse tradities zijn we tot de bekende zeven gekomen. Ze zijn niet los te verkrijgen, wist Aristoteles al. Je kunt ze niet reduceren tot één maatstaf; ze hebben elkaar nodig en moeten in balans zijn.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wie op onvoorzichtige of onrechtvaardige wijze vriendelijk zou zijn, zei Aristoteles, of wie geen maat weet te houden in zijn vriendelijkheid, of niet de moed heeft om ook vriendelijk te zijn als dat gevaar oplevert, die bezit niet echt de deugd van vriendelijkheid. Het zijn allemaal scharnieren (cardines in het Latijn) waar alles om draait. Vandaar de latere benaming ‘kardinale deugden’.

‘Een losse deugd is een zonde, zei Aquino. Denk maar aan rechtvaardigheid zonder liefde; dat wordt koud formalisme. Of aan moed zonder verstand; dat is als motorrijden zonder helm. Tegenwoordig wordt ethiek vaak gereduceerd tot één richtlijn. Het zogenoemde utilisme zegt: “Vergroot het geluk van zo veel mogelijk mensen.” En de ethiek van Kant zegt: “Luister naar de categorische imperatief.” Maar in de praktijk moet je juist afwegingen maken, en daartoe bieden de deugden veel meer ruimte. Per situatie moet je telkens weer de juiste balans zien te vinden tussen de verschillende deugden.’
 
Wat hebben deugden te maken met economie?

‘Alles. De economie is gebaseerd op burgers die deugden op het commerciële vlak toepassen. Kijk om je heen, naar alle spullen. Die hebben we te danken aan mensen die geloven dat ze deugdzaam leven door te innoveren, door de wereld beter te maken. En aan de ondernemers, die uit liefde voor hun klanten trouw blijven aan hun missie van de goede kapitalist en het leveren van kwalitatief goede producten. Die niet stelen, of hun beloften breken, maar zo handelen dat iedereen er beter van wordt. Ondernemen en handelen zijn gebaseerd op deugdzaamheid; een ondeugdelijke kapitalist, die zijn woord breekt, of klanten besteelt door te hoge prijzen te vragen, gaat ten onder.

‘De typische deugd voor de ondernemer is verstandigheid, oftewel prudentia. Het woord is moeilijk te vertalen. Er zit iets in van berekening, zorg, vooruitdenken, praktische kennis. Maar let op: ook de prudentia moet tegenwicht hebben. Met louter prudentia word je een individu dat alleen zijn eigenbelang probeert te vergroten. Helaas is dat wel het enige waar economen tegenwoordig nog op letten, omdat je dat zo mooi in formules kunt vangen. Het klassieke voorbeeld op mijn universiteit is Gary Becker, de Nobelprijswinnaar die zelfs in zijn model van de huwelijksmarkt uitgaat van berekenende egoïsten. Het woord “liefde” zet hij consequent tussen aanhalingstekens.’
 

Bijzonder om dit uit de mond van een Chicago-econoom te horen.
‘Ik kwam op het spoor van de ethiek toen ik het christelijk geloof ontdekte, in de jaren negentig. Maar eigenlijk ben ik nooit tevreden geweest over de wiskundige benadering van de economie. Ik was meer bezig met de retorica van de economie, de verhalen en de taal die de cijfers zin en betekenis geven.

De meeste economen praten over incentives, prikkels. Leraren en ambtenaren moeten financiële incentives krijgen. Ik ben daar niet altijd tegen. Maar als je mensen aanmoedigt om op basis van hun portemonnee te gaan kiezen, dan gaan ze dat ook doen. Dan krijg je hoogleraren die alleen nog letten op het getalletje dat aangeeft hoe productief ze zijn. Het is dwaas, en het maakt van de universiteit een fabriek. Wat economen vergeten, is dat een baan meer is dan inkomen. Werk is ook iets waar je verantwoordelijkheid voor neemt, wat je leven zin geeft.’
 
Toch bent u een gepassioneerd voorstander van de vrije markt. Laat uw voorbeeld niet zien dat de markt onze deugden corrumpeert?
‘Dat is wat de communitaristen zeggen, zoals Michael Sandel. Die pleiten tegen individualisme en leggen de nadruk op de gemeenschap. Ik geloof ook dat zingeving ontstaat tussen mensen, in gemeenschappen. Maar de markt is daarvoor essentieel. Wat communitaristen niet zien, is dat de markt andere deugden juist laat opbloeien. Vanochtend ging ik hier naar een groenteboer. De eigenaar kent iedereen. De markt is een sociale plek. De zorg van de ondernemer voor zijn klanten is in balans met zijn prudentia.’
 
U bent wel heel optimistisch. Die groenteboer wordt weggeconcurreerd op de markt van Albert Heijns en de Walmart.
‘Alleen als hij zich defensief opstelt en zich niet wil vernieuwen. Ik hou van Walmart en Albert Heijn! Ze zijn goedkoop en hebben de service dat ze op zondag open zijn. Het is onzin dat een regering dat moet tegenhouden.

‘Conservatieve mensen zijn bang voor de creatieve destructie van de markt. Ze willen houden wat er nu is, maar ze zien niet wat er gecreëerd kan worden. Er verdwijnen gemeenschappen, maar er komen ook nieuwe voor terug. In de jaren negentig zeiden mensen dat internet mensen zou isoleren. Het is een van de grootste impulsen gebleken voor sociale relaties. Alleen al op je werk verlopen contacten veel makkelijker door mail. Ja, er gaan ook dingen kapot. Maar je weet niet wat ervoor in de plaats komt. Je kunt niet over de heuvel kijken.’
 
Maar Sandel is bang dat in de markt alleen het ik nog telt, en niet het wij.
‘Over welk wij heeft hij het? De samenleving? Ik ben bang dat hij heel vaak gewoon overheden bedoelt. Die worden almaar groter. Regeringen waren 120 jaar geleden verantwoordelijk voor een tiende van alle uitgaven. Nu is dat 35 procent in de VS en 45 procent in Zweden. Dat corrumpeert. Het leidt tot marktbescherming en dat houdt innovatie tegen. Innovatie staat voor sociale interactie, en juist voor cultivering van deugden.’
 
De grote passie van Deirdre McCloskey is de bourgeoisie in de zeventiende eeuw. In de Nederlanden, en vervolgens in Engeland, ontstond volgens haar een nieuw respect voor de burgerij. De burgerij is een groep mensen die de deugden naar de commerciële praktijk vertaalden. Van oudsher werd deze groep verafschuwd door de adel en de geestelijkheid. Tot in de Nederlanden een nieuw soort bewondering ontstond voor innovatie, voor fabrieken, en voor het feit dat je door te handelen een win-winsituatie creëert. Handelen kan deugdzaam zijn, ontdekte men. Dit was volgens McCloskey niets minder dan een ethische omwenteling, die vervolgens de Industriële Revolutie mogelijk maakte. En daarmee de basis was voor het kapitalisme, ofwel de vrije markt voor innovatie.
 
Kon het kapitalisme niet vooral ontstaan doordat we koloniën en goede oorlogsschepen hadden?
‘Handel en kolonialisme hebben altijd al bestaan. Toch leidde dat nooit eerder tot een industriële revolutie. De geschiedenis is niet materialistisch te verklaren. Dat dacht Marx, maar accumulatie leidt niet tot innovatie. Nee, het nieuwe besef van waardigheid van de individuele burger, dat was de cruciale factor. Dat maakte dat er een enorme menselijke genialiteit loskwam, dat de deur werd opengezet voor innovatie op elk vlak. Niet alleen in technisch opzicht, maar ook in de vorm van bijvoorbeeld de aandelenmarkt.’
 
Is dat ethische vooruitgang? Juist aandelen en obligaties gaven koningen de kans om grote oorlogen te financieren.
‘Dat klopt. Mensen kunnen rijkdom verkeerd gebruiken. Maar ondanks al die oorlogen hebben we een gigantische toename van het gemiddelde inkomen gehad. In 1800 leefden we nog van drie dollar per dag, nu van het honderdvoudige. Dit noem ik het Grote Feit van de moderne geschiedenis. Dat komt door de deugden.’
 
Ondermijnt al die voorspoed nu niet juist de deugden waarop ze is gebaseerd?
‘Het feit dat wij, nakomelingen van boeren – of je moet toevallig behoren tot de kleine groep afstammelingen van het Habsburgse huis –, over filosofie kunnen praten, is spiritueel een onvoorstelbare winst. Juist rijkdom stelt mensen in staat om bijvoorbeeld kunst te waarderen. Of om te geloven in een betere toekomst. Ik voorspel dat over honderd jaar de wereld eruit zal zien zoals Hilversum. Heerlijk bourgeois. Er is geen enkele reden te bedenken waarom Afrika dan nog arm is. Er komt een materiële én een spirituele explosie. Mensen zullen rijk genoeg zijn om boeken te lezen en films te kijken.’
 
Of om hun steeds maar verder groeiende verlangens na te jagen.
‘Dat ligt niet aan de markt, dat ligt aan henzelf. Ja, welvaart kun je gebruiken om bier te drinken en porno te kijken, maar vroeger deden mensen ook domme dingen. Dan moeten wij maar proberen ze van iets anders te overtuigen. Door kunst, bijvoorbeeld. Kunstenaars zijn mensen die zich hebben gerealiseerd hoe belangrijk immateriële zaken zijn. We moeten mensen laten zien dat ze niet zonder het immateriële kunnen.’
 
Klinkt nobel, maar is de prudentia niet een heel sterke deugd, die andere deugden snel verdringt?
‘Wel als je zegt dat hebzucht goed is. Veel economen zeggen dat, omdat ze de economie zien als een ballon die je altijd maar moet blijven opblazen. Dwazen zijn het. Ze zouden Thomas van Aquino moeten lezen; dan weten ze dat de deugden met elkaar in balans moeten zijn. Onze economie kan niet zonder deugden. En dus ook niet zonder prudentia.’