Home Drie Jonge Denkers in gesprek met de ‘oude’ Denker des Vaderlands: kun je intiem zijn met een vreemde?

Drie Jonge Denkers in gesprek met de ‘oude’ Denker des Vaderlands: kun je intiem zijn met een vreemde?

Ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie gaan drie Jonge Denkers des Vaderlands – Merel Hoffman (17), Suus Zethof (17) en Twan Augustijn (18) – in dialoog met de ‘oude’ Denker des Vaderlands Paul van Tongeren (71). De centrale vraag: kunnen vreemden intiem met elkaar zijn?

Door Fleur Jurgens op 30 maart 2022

Drie Jonge Denkers in gesprek met de ‘oude’ Denker des Vaderlands: kun je intiem zijn met een vreemde?

Ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie gaan drie Jonge Denkers des Vaderlands – Merel Hoffman (17), Suus Zethof (17) en Twan Augustijn (18) – in dialoog met de ‘oude’ Denker des Vaderlands Paul van Tongeren (71). De centrale vraag: kunnen vreemden intiem met elkaar zijn?

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De scholieren kennen elkaar alleen van een eenmalige Zoom-bijeenkomst. Het is dus wat onwennig om ineens bij elkaar in de auto te zitten. Verlegen wisselen ze uit welke vakkenpakketten ze hebben: alle drie exact. Suus baalt ervan, want ze wil liever iets met film doen. ‘Of met filosofie. Ik heb het vorig jaar gekozen, omdat je er thuis het minste voor hoefde te doen.’ Merel: ‘Bij ons op school is filosofie gecombineerd met drama.’ Twan: ‘Wat hebben die twee dingen met elkaar te maken?’ Merel: ‘Je leert van allebei jezelf kennen of zo.’

Zojuist heb ik bij station Nijmegen mijn auto volgeladen met drie Jonge Denkers: Twan Augustijn (18) uit Alphen aan de Rijn, Merel Hoffman (17) uit Dordrecht en Suus Zethof (17) uit Amsterdam. Ze hebben (naast vier anderen) die eervolle titel gewonnen met hun schoolessay over de vraag ‘Kun je intiem zijn met een vreemde?’ Op verzoek van Filosofie Magazine gaan zij vanmiddag in dialoog met Paul van Tongeren (71), de huidige Denker des Vaderlands, die zijn huiskamer vol boeken voor dit doel beschikbaar heeft gesteld. Ze nemen beleefd plaats op zijn bankstel. Van Tongeren serveert thee en vlaai.

Goed, om maar meteen met de deur in huis te vallen: Kún je intiem zijn met een vreemde?

Twan (gezeten naast Merel) breekt het ijs: ‘Ik zeg “Ja”. Als je een presentatie moet houden voor een zaal onbekenden en de zenuwen door je lijf gieren, ben je intiem met vreemden.’

Merel denkt toch dat je een ander wel moet kennen om intiem met diegene te zijn. ‘Intimiteit bestaat uit een gedeelde geschiedenis. Maar wat nou, als de ander die gedeelde geschiedenis vergeet door een ziekte als Alzheimer? Wordt diegene met wie je intiem was dan alsnog een vreemde? Ik denk van niet. Omdat een herinnering niet per se van één iemand is: het is een gedeelde ervaring.

Suus kan de vraag niet met ja of nee beantwoorden. ‘Voor mij bestaan er geen absolute vreemden, omdat we allemaal mensen zijn. Intimiteit is een schaal. Het gaat om de connectie die je met een ander voelt. Neem een dansvloer vol vreemden. Daar is toch contact en aanraking. Als je je allebei vertrouwd voelt terwijl je met elkaar danst, dan ontstaat er intimiteit tussen twee vreemden.’

Paul van Tongeren is gezeten op een krakend rieten stoeltje. Hij heeft zwijgend geluisterd naar de jonge denkers. ‘Ik heb moeite met de vraag zelf: “Kun je intiem zijn met een vreemde?” Deze vraag veronderstelt dat intimiteit een kenmerk is van een relatie. Maar eigenlijk is intimiteit iets wat diep in jezelf zit, wat je niet aan de buitenwereld laat zien. Het is dus iets dat niet in relatie staat tot iets anders. Alleen in uitzonderlijke gevallen laat je iemand toe in die binnenruimte.’

Van Tongeren vervolgt: ‘Wij hebben hier ooit vierenhalve maand een vluchteling in huis gehad. Toen heb ik ervaren dat je door het vreemde je eigen intimiteit kunt ontdekken. Een ander liep met zijn gewoontes en tijdsritme door mijn huiskamer. Dat schuurde en er ontstond irritatie bij mij, omdat ik ontdekte dat ingesleten gewoontes, zoals ontbijten met de krant, bij mijn intimiteit hoorden. Mijn eigen huis bleek geen neutrale ruimte te zijn, maar iets dat bij mij hoort. Zoals je je bewust wordt van je lichaam als er iemand tegenaan knalt, zo kan de vreemdeling jouw intimiteit zichtbaar maken door haar te doorbreken. En andersom, als je intiem bent met een vreemde, zoals op een dansvloer, dan raakt de ander zijn vreemdheid kwijt naarmate je intiemer wordt. Deze voorbeelden sterken mijn idee dat vreemdheid en intimiteit primair in tegenspraak zijn met elkaar.’

Een vraag die steeds op de achtergrond lijkt te spelen in dit gesprek is hoe intimiteit samenhangt met identiteit. Door een vreemde te leren kennen, verander je zelf immers ook. Betekent dat dat we door intiem te zijn met anderen onze identiteit verliezen?

Van Tongeren: ‘Iemands identiteit wordt slechts voor een deel bepaald door wat hetzelfde blijft. Ik leef al meer dan zeventig jaar en in die tijd is alles aan mij veranderd. Al mijn cellen hebben zich vernieuwd. Toch zeg ik nog steeds “ik” en identificeer ik mezelf nog steeds met de jongen die ik vroeger was. Deze “historische identiteit” komt op het spel te staan als iemand Alzheimer krijgt, zoals Merel laat zien in haar column. Dan wordt hij een soort vreemde voor zichzelf, terwijl zijn geliefden hem nog steeds kennen in zijn eigen geschiedenis.’

Merel: ‘Toch blijven bepaalde trekjes hetzelfde bij zo iemand. De bewuste kant is anders, maar de onbewuste dingen zijn er nog. Daardoor kan de intieme band in stand blijven. Je bent niet alleen jezelf door je gedachtes en ideeën, maar ook door je gedragingen en bewegingen. Mensen met Alzheimer houden vaak dezelfde fysieke bewegingen. Zelfs als je Alzheimer hebt blijft er dus nog een kern van “jou” aanwezig.’

Van Tongeren: ‘Ik heb het met mijn moeder meegemaakt, die dement is geworden voordat ze stierf. Mijn band met haar werd intiemer in de tijd dat ze langzaam wegdeemsterde dan in de tijd daarvoor. Hoewel ze me niet meer herkende, niet meer normaal kon spreken en gekke dingen deed, was het nog steeds mijn moeder van wie ik hield, zoals je van een moeder houdt.’

Merel: ‘De herinnering komt dan los te staan van de persoon zoals die nu is.’

Van Tongeren: ‘Maar wat is een persoon zoals die nu is? Iemand met Alzheimer is nog steeds een persoon in zijn geschiedenis. Je bent niet alleen die je nu bent, maar ook degene die je geweest bent en die je nog gaat worden.’

Twan: ‘Dat is best een gek idee.’

Van Tongeren: ‘Daar zit iets interessants aan vast, iets waardoor vreemdheid en intimiteit toch samen kunnen gaan. Wat ik niet meer ben en wat ik nog niet ben is toch deel van mij. Er zit een vreemdheid diep in mij zelf. Doordenkend kom je dan bij de dood terecht. De dood is een ontkenning van alles wat ik ben, terwijl ik hem al in mijn binnenste met me meedraag.’

Stilte. Het duizelt de jonge denkers zichtbaar. Denken zij ooit aan hun eigen sterfelijkheid?

Merel: ‘Niet echt. Hoewel? Dat je de ene keuze maakt en niet de andere, betekent dat je je bewust bent van je eindigheid.’

Twan: ‘Maar in hoeverre is de dood vreemd? Het is toch bekend dat je doodgaat?’

Suus: ‘Het is daar waar jij ophoudt te bestaan.’

Van Tongeren: ‘En precies daar zijn intimiteit en vreemdheid geen contradictie meer, maar een paradox; een schijnbare tegenstelling. In mijn eigen intimiteit zit iets waar ik niet bij kan. De dood is de sterkste gedaante daarvan. Niet toevallig zei Socrates: “Filosoferen is leren sterven.”’

Twan: ‘Waarom zei hij dat?’

Van Tongeren: ‘Filosofie is een oefening in zelfkennis. Het denken lijkt grenzeloos. We kunnen alles denken. Maar die almacht is beperkt, want je denkt altijd vanuit jouw standpunt. Ook in de tijd zijn we beperkt, al proberen we steeds over die beperking heen te reiken. We doen een paar jaar mee en dan zijn we er niet meer. Zo leven dat je je eigen beperkingen ziet en je vandaaruit richten op waar het uiteindelijk om gaat, dat is leren sterven. Dat is mijn uitleg.’

Twan: ‘Toch… denk ik bij intimiteit en vreemdheid eerder aan iets dat een sterk gevoel oproept. Een vakantieliefde bijvoorbeeld. Ik heb eens een leuke meid in Griekenland ontmoet. Zij was Engels en ik Nederlands. Het was erg intiem tussen ons, maar we bleven vreemden voor elkaar.’

Van Tongeren: ‘Is intimiteit met iemand met wie je een toekomst ziet niet een andere dan met iemand waarvan je weet dat het volgende week is afgelopen?’

Suus: ‘Juist die eindigheid kan ook meer waarde geven.’

Twan: ‘Een vakantieliefde gaat sneller door alle fases heen.’

Merel: ‘Je stelt je denk ik juist meer open voor iemand met wie je een toekomst wilt delen.’

Suus: ‘Ja, met iemand die je vertrouwt.’

Van Tongeren: ‘Ik begin me af te vragen: betekent “intimiteit” niet steeds wat anders? Mijn hart gaat niet sneller kloppen van mijn huis. Toch bleek het onderdeel van mijn intimiteit. Een trouwe veilige vriendschap of relatie is iets anders dan het overrompelende van een vakantieliefde.’

Stilte.

Van Tongeren: ‘Dit is wel een filosofische ervaring, dat je op den duur denkt: “Nou snap ik er niets meer van!” Het doet me denken aan wat Augustinus over God schrijft: die zou interior intimo meo zijn, nog intiemer in mij dan ik in mijzelf ben. Dat vind ik een voorbeeld van een tekst, die ik niet helemaal snap, maar ook niet kan vergeten. Zo’n tekst is zelf al een mooi voorbeeld van het intieme vreemde. Kennen jullie zo’n ervaring, waar je geen vat op krijgt, maar die je niet loslaat?’

Suus denkt na: ‘Misschien als het gaat over hoe mensen zich gedragen… Ik vraag me soms af wat echte vriendschap is.’

Van Tongeren: ‘Dat is een mooi voorbeeld van een filosofische vraag: de vraag naar wat iets echt is. Zo zit in de vraag “kun je intiem zijn met een vreemde”, de vraag naar wat eigenlijk intimiteit écht is verstopt.’

Wat hebben twee uur filosoferen opgeleverd? ‘Mijn idee blijft hetzelfde, maar ik ben het wel vanuit andere hoeken gaan bekijken,’ zegt Merel.

Twan: ‘Hetzelfde geldt voor mij. Ik denk er anders over na.’

Terug in de auto zitten de jonge denkers diep verzonken in hun telefoon.