Home Denker des Vaderlands ‘Descartes kon niet rekenen’
Denker des Vaderlands

‘Descartes kon niet rekenen’

Door René Gude op 17 mei 2001

03-1998 Filosofie magazine Lees het magazine

Filosofen zijn warhoofden die niet kunnen rekenen, niet kunnen schrijven en rechtstreeks de weg naar Auschwitz hebben geplaveid, stelde Maarten ’t Hart in Hollands Maandblad. René Gude reageert op de valse aantijgingen: ‘Blijf maar met beslagen brillenglazen boven je aquarium hangen!’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

U bent misschien productmanager m/v bij een gerenommeerde firma en u dacht dat een beetje Spinoza in de avonduren geen kwaad kon? Fout! U meende dat een paar uurtjes bladeren in Vita Activa van Hannah Arendt zonder risico is? Een ernstige vergissing! U liet zich afgelopen zondag door David Hume uit uw dogmatische sluimer wekken? Was toch blijven dutten, nu loopt u pas echt gevaar! Bioloog/etholoog en schrijver Maarten ‘t Hart heeft het beste met u voor en daarom heeft hij in het decembernummer van Hollands Maandblad, in een stuk getiteld ‘Is Kant riskant?’, gemeend de noodklok te moeten luiden over de kwalijke gevolgen van filosofiebeoefening. Vroeger dweepte ‘t Hart zelf ook met filosofie: ‘Verschillende filosofen, Kierkegaard, Plato, Spinoza, Nietzsche, Schopenhauer heb ik met enorm veel genoegen gelezen en ik zou bijvoorbeeld ook niet graag het prachtige boek Mijn weg naar zelfkennis van de filosoof Berdjajew gemist willen hebben.’ Maar ‘t Hart raakte gedesillusioneerd en nu wil hij u en uw kinderen tot in het derde en vierde geslacht die narigheid besparen. ‘Met huiver en argwaan’ beziet hij ‘de pogingen van diverse “denkers” om de filosofie in te voeren als leervak op de middelbare school. Daarvoor zijn de risico’s van het beoefenen van de wijsbegeerte veel te groot.’ Neem kennis van ‘t Harts Werdegang en oordeel of u uw wijsbegeerte nog onbekommerd de vrije loop kunt laten.

Maarten ‘t Hart werd van het bestaan van wijsbegeerte op de hoogte gebracht via de kansel, door dominee Vollenhoven. Die leerde natuurlijk alleen de Wijsbegeerte der Wetsidee, een filosofie ‘die uitging van Schrift en Belijdenis’. Daardoor hevig in de filosofie geïnteresseerd geraakt, toog de jonge Maarten naar de Openbare Bibliotheek en leende de Ethica van Spinoza. Nog steeds koestert hij een gevoel van grote achting en waardering voor Spinoza, ook al heeft hij er indertijd geen bal van begrepen. Begint u het gevaar van filosofie al te zien? Kierkegaard, de volgende waar ‘t Hart op stuitte, was van hetzelfde laken een pak. Prachtige dagboeken, maar als ‘ie begint te filosoferen niets dan duistere onzin. En Kierkegaard is op een heel belangrijk punt exemplarisch voor alle wijsgeren: ze weten niets van natuurwetenschap. Ze zijn er zelfs opzettelijk doof en blind voor, terwijl het ‘de enige vorm van wetenschap [is] die nog een beetje tot echte kennis leidt’.

Tijdverspilling

Maarten kon zich tijdens zijn studie niet goed fatsoen niet onttrekken aan de studentencatechisatie en kwam daardoor, via dominee G. Rothuizen, terecht aan de voeten van de filosoof C.A. van Peursen, goedgekeurd want van gereformeerde huize. Van Peursen voerde Maarten willoos langs allerlei filosofen die in de jaren zestig in de mode waren: Heidegger, Sartre, Merleau-Ponty en al die andere types. Zinloze tijdverspilling, zegt ‘t Hart nu, want destijds begreep hij er niets van en dat blijkt anno 1998 helemaal geen problematisch te zijn. Iedereen is die oude sukkelaars allang vergeten. U kunt van ‘t Hart aannemen dat de halfwaardetijd van filosofisch werk buitengewoon laag is. En laat u niet van de wijs brengen door het feit dat Plato al 2500 jaar meedraait. Plato is volgens ‘t Hart een verdienstelijke Griek’ die leuk kon leuk schrijven: echt iets voor alfa’s die niets van natuurwetenschappen en wiskundige logica willen weten. Alleen daarom heeft Plato de tand des tijds doorstaan en het ware beter geweest als dat niet zo was. ‘t Hart is ervan overtuigd dat Plato aansprakelijk is voor een grondfout van alle brooddenkers: filosofen kunnen niet rekenen. Bewijs: Descartes was ook zo’n typische alfa en Leibniz kon alleen narekenen wat Newton had voorgerekend. En danken we onze computers aan Plato, Descartes en Leibniz? Welnee, de voorbereidingen daarvoor zijn pas begonnen bij de wiskundige George Boole rond 1847. Kunnen ze dan misschien schrijven, die filosofen? Oef, dat taalgebruik! Broodschrijver ‘t Hart gruwt ervan. De Kritik der reinen Vernunft van Kant is onleesbaar en Hegel is het afgrijselijkste wat er bestaat. Wartaal. Nietzsche schreef weliswaar prachtig, maar dat was weer een domineeszoon die niets van natuurwetenschappeil wist. ‘De grondfout der filosofen is dat ze denken dat je met denken iets kunt bereiken.’ Filosofen speculeren veel, rekenen weinig en experimenteren helemaal niet. Vooral door die aperte weigering om speculaties te toetsen in een degelijk experiment leutert de filosofie alle kanten op. Dat kun je volgens ‘t Hart trouwens ook zien aan dat eeuwige geruzie van filosofen. Ze maken elkaar altijd voor oud vuil uit, terwijl ‘in echte vakken zoals de fysica, de chemie, de wiskunde en de biologie de beoefenaars met eerbied over hun voorgangers spreken’. Wat een aangrijpende Werdegang heeft Maarten ‘t Hart gehad. Uniek en heel persoonlijk. The story of ’t Harts life geeft de lezer een diep en leerzaam inzicht in diens vergeefse streven naar Existenzerhellung, in hoe hij als jongeling eigenlijk niets begreep, maar ook in de heldenmoed waarmee hij zich heeft losgemaakt uit de onmondigheid waar hij buiten zijn schuld in terecht was gekomen. Hij heeft het gered door uren, ver van de wereld en de mensen, door te brengen met zijn hoofd boven een moerasfantasie met stekelbaarsjes: ‘Het is echt niet alleen maar voor die bak zitten en naar zo’n beestje kijken’, zegt Maarten ‘t Hart in De Groene Amsterdammer. ‘Het is altijd knutselen en puzzelen, en dat is ontzettend leuk. Ook het wereldvreemde ervan, dat het buiten alles staat, maatschappelijk niet relevant is en dat niemand er eigenlijk op zit te wachten. Behalve ikzelf natuurlijk, en professor Sevenster. [..] De biologie en het schrijverschap liggen voor mijn gevoel in elkaars verlengde. Als bioloog ben je bezig met de observatie van gedrag van dieren, terwijl je als schrijver gedrag van mensen observeert.’ Een bak stekelbaarzen, compleet met eventrecorders en meetapparatuur, meer heb je als intelligent mens niet nodig.

Sectie

Ik zal u mijn Werdegang en mijn strijd voor het bereiken van kritische zelfstandigheid besparen – je bent geboren verteller of je bent het niet – maar ook ik ben met filosofie in aanraking gekomen. Sterker nog, toen ik mij eenmaal had losgemaakt van het monsterverbond tussen Lord Baden Powell en Rudyard Kipling, ben ik zelfs filosofie gaan studeren. Ik heb tijdens mijn studie en in de jaren daarna een hele andere kijk gekregen op de filosofen, wier werk Maarten ‘t Hart u en uw kinderen met klem afraadt. Zo weet ik bijvoorbeeld zeker dat Plato geen typische alfa was, maar een goede leerling van Pythagoras. Toen Plato eenmaal zijn eigen Academie had, liet hij iedere leerling eerst een vol jaar alleen
maar wiskundesommetjes maken. Geen gelul. Het staat vast dat Aristoteles door het toelatingsexamen heen is gekomen. Die kon dus ook rekenen. En nu we het toch over Aristoteles hebben: die was behalve briljant logicus ook vooral een empirisch ingestelde bioloog. Dankzij Alexander de Grote beschikte Aristoteles driehonderdvijftig jaar voor Christus over een geclassificeerde verzameling exotische planten en dieren waar Linnaeus zich tweeduizend jaar later niet voor zou hebben geschaamd. En dan Descartes. Die vond de analytische meetkunde uit en heeft zijn hele leven gepleit voor wiskunde als propedeuse voor alle wetenschappen. Hij is in de laarzen gestorven: tijdens een wiskundeles aan koningin Christina van Zweden. Descartes kou dus in ieder geval heel goed rekenen, maar hij heeft ook aardige dingen gedaan op het gebied van de fysica: hij verklaarde als eerste het verschijnsel van de regenboog. Verder, stond Descartes, toen hij in Amsterdam woonde, iedere ochtend in alle vroegte in de Kalverstraat bij een slager sectie te verrichten op pas geslachte kalveren. Descartes’ correspondentie bevat voor tachtig procent verslagen en werktekeningen van natuurwetenschappelijke experimenten. Hij was geen onverdienstelijk geneesheer en maakte een begin met de beschrijving van psychosomatische aandoeningen. Iedere chirurg die z’n patiënten dezer dagen uit de brand helpt met een varkenshart huldigt Descartes’ lichaam-ziel dualisme, of Steven Weinberg – een fysicus die volgens ‘t Hart slimmer is dan alle filosofen bij elkaar – dat nu leuk vindt of niet.

Het is onbegrijpelijk dat ‘t Hart precies de verkeerde voorbeelden geeft bij bezwaren die hij tegen filosofie heeft. De wiskundige grootheden Plato en Descartes konden niet rekenen, de bioloog Aristoteles wilde niet observeren en Kant maakte ruim baan voor oeverloze, speculatie? Hoe komt Maarten ‘t Hart daarbij? Het is hem nooit gelukt om de Kritik der reinen Vernunft uit te lezen. Het is jammer dat ‘t Hart nu juist dat boek op de index heeft geplaatst. Het werk is helemaal gericht op het aan banden leggen van oeverloze speculatie. Om dat te weten te komen hoef je het boek niet eens uit de kast te halen. Het lezen van de rugtitel is voldoende. Kritik der reinen Vernunft betekent letterlijk ‘grenzen aan het niet-enipirische gebruik van de rede’. Precies het project van Maarten ‘t Hart zou je zeggen.

Maarten ‘t Hart heeft een zeer vertekende kijk op filosofie en zolang hij daar alleen voor zichzelf conclusies uit trekt, is het alleraardigst om daar kennis van te nemen. Hij geeft ongegeneerd zijn geestelijke bagage ter inzage en dat is interessant voor iedereen die, behalve in het gedrag van stekelbaarsjes, ook geïnteresseerd is in wat mensen beweegt. Maar hij kan zijn grappige vooroordelen natuurlijk niet zomaar generaliseren. Maarten ‘t Hart heeft echter nog een paar niet-inhoudelijke argumenten in petto. Echte troeven.

‘Hemelse manna’

Het eerste is een autoriteitsargument. U weet uit ‘t Harts onophoudelijke stroom scheldkanonnades tegen de christenheid dat hij zich – in ieder geval voorlopig heeft losgemaakt van de invloed van ds. Rothuizen. Maar dat wil niet zeggen dat hij nu zelfstandig opereert. Nee, hij heeft een wapenbroeder: filosofie is onzin want … Rudy Kousbroek vindt het ook. Het is hartverwarmend zoals de bevindingen van ‘t Hart overeenstemmen met die van Kousbroek. Kousbroek vond filosofie vroeger ook enig, maar ook hij verloor langzaam maar zeker de smaak voor wartaal: ‘Met spijt en wraakzucht denk ik terug aan de jaren die ik aan die nonsens heb verspild,’ schreef Kousbroek in 1993. ‘Hemelse manna, zulke woorden…,’ schrijft Maarten ’t Hart nu. Vermeerder ‘t Harts privé-mening met Kousbroeks persoonlijke smaak en u kunt niet ver meer van de objectieve waarheid verwijderd zijn. Rudy Kousbroek is bepaald niet de eerste de beste. Hij heeft in 1994 een eredoctoraat van de filosofische faculteit in Groningen aanvaard, of eigenlijk net niet geweigerd. U kunt in de bundel Hoger Honing (1997) lezen dat Kousbroek – net als ‘t Hart – christenmensen ongelooflijk slecht vindt en natuurwetenschappers heel erg goed, of die laatsten in ieder geval het minst dom van alle mensen. Want echt bovenaan in de hiërarchie van intelligente wezens staat natuurlijk de kat. Kousbroek is precies zo’n geslagen misantroop als Maarten ‘t Hart, op dezelfde manier verpletterd onder het gewicht van zijn goede bedoelingen. Mogelijk halen die twee iedere zondagmiddag slechte herinneringen op aan hun encounters met de homo sapiens sapiens, terwijl achter hen de kat met de stekelbaarsjes speelt. Misschien ook is Rudy Kousbroek helemaal niet blij met zijn rol als ‘autoriteit’. Hij baseert zijn apodictische, universele vervloeking van de filosofie ook alleen maar op enkele hoogstpersoonlijke observaties. Straks komen zelfs de diepbewonderde natuurwetenschappers op het idee dat hier de empirische basis ontbreekt. Het autoriteitsargument is bovendien geen vruchtbare strategie omdat ‘t Hart z’n brood grotendeels verdient met doorzeuren over gereformeerde autoriteitsargumenten die langgeleden zijn ontluikende seksualiteit in de knop hebben gebroken. Niet verstandig dus om er nu zelf mee op de proppen te komen.

Maar Maarten redt het ook wel zonder autoriteitsargument. Er zijn meer retorische trucs om gelijk te krijgen in een twist, ook als je helemaal geen gelijk hebt. De ultieme kunstgreep, die alle argumentatieve spitsvondigheid overbodig maakt is: associeer je tegenstander met iets minderwaardigs, liefst iets afgrijselijks. Alleen al de woede waarin je tegenstander dan ontsteekt is zeer in jouw voordeel. De omstanders zullen denken dat er bij zoveel verontwaardiging wel iets aan de hand moet zijn. Om die reden doet de beledigde partij er meestal tandenknarsend het zwijgen toe en ondertussen trekt de beledigende partij aan het langste eind. Hoe grover de belediging, hoe beter ‘t werkt. In het naoorlogse Nederland komen daarom nationaal-socialisme, jodenhaat en concentratiekampen het meest in aanmerking. Het is nog steeds het meest invloedrijke collectieve trauma, je bereikt er dus een groot publiek mee. Deze strategie is Maarten ‘t Harts laatste troef. Filosofie bedrijven is volgens hem de poorten wijd open gooien voor het nationaal-socialisme. ‘Het antwoord op de vraag: Is Kant riskant? luidt dus: nou en of. Kant was een antisemiet.’ En volgens ‘t Hart niet de enige. ‘Inderdaad, op enkele uitzonderingen na zoals Husserl (zelf joods), waren alle grote Duitse denkers antisemitisch. Ook vele Franse filosofen waren het, Voltaire en Pascal voorop.’ En ‘t Hart besluit: ‘Als de wijsbegeerte echt iets voorstelt, als zij echt uitnodigde tot kritische bezinning, als zij echt aanmaant tot voorzichtigheid, als al die deugden ervan echt zoveel te betekenen zouden hebben voor middelbare scholieren, hoe moeten wij dat dan rijmen met het feit dat zo’n levensgroot vooroordeel als het antisemitisme eeuwenlang ook door met name de Duitse wijsbegeerte werd uitgedragen en derhalve ook via de Duitse wijsbegeerte tot Auschwitz heeft kunnen leiden? Zelfs dat ene ongelofelijk schadelijke vooroordeel heeft de wijsbegeerte niet weten uit te roeien, alle kritische bezinning ten spijt. Mij dunkt: wij moeten niet wijsbegeerte als leervak invoeren op de middelbare scholen, wij moeten, mede gelet op het feit dat elke student filosofie de staat jaarlijks een vermogen kost, de wijsgeren, overgoten met pek en veren, smadelijk wegjagen van onze universiteiten. Kan het eindelijk eens afgelopen zijn met die gevaarlijke onzin?’

Monomanie

Wat een schandalig samenraapsel van verdachtmakingen. Om bij het begin te beginnen: Immanuel Kant was een kosmopoliet, geen antisemiet. Hij stelde zich ondubbelzinnig op tegenover alle despotisme, niet alleen de despotie in de pastorie, maar ook die in de spreekkamer van de dokter en aan de balie in de rechtbank. Niemand m/v mag ooit gedwongen worden zich met huid en haar uit te leveren aan een ander, niet aan een dominee, dokter, advocaat en zeker niet aan een kampbeul. Ongeacht de kleur van die huid en dat haar. De filosofie van Kant is absoluut onbruikbaar voor dogmatische fanatici. Een kantiaan die met rollen prikkeldraad begint te slepen is geen kantiaan. Het is pervers om Kant van racisme te beschuldigen. Het boek waar Maarten ‘t Hart zijn aanklacht op baseert, telt om te beginnen 292 pagina’s en niet 700. In één voetnoot, die ‘t Hart tendentieus citeert, gaat het over de cultuur van ‘Palästiner’ in ballingschap en niet over hun natuur. Geen rassenleer, maar een proto-sociologische beschouwing.

Er waren wel foute filosofen, de Nederlanders Bolland en Goedewaagen bijvoorbeeld, maar ook heel veel goede: De Wiener Kreis, Wittgenstein, Popper, Horkheimer, Adorno. Zo waren er ook foute bioloog-ethologen en medici die in Auschwitz dezelfde monomanie voor ‘wereldvreemd’ experimenteren aan de dag legden als waar Maarten ‘t Hart nu een lans voor breekt. Maar moet ik vanwege een paar foute artsen mijn kinderen hun polioinjectie onthouden? Er waren ook foute rechters; schaffen we daarom ons rechtssysteem af? Niemand heeft Auschwitz tegengehouden! De biologen en ethologen ook niet, terwijl zij toch experts zijn op het gebied van redeloos en beestachtig gedrag. Wat hadden we aan die ‘echte’ wetenschap toen de pleuris uitbrak? Maarten ‘t Hart moet zich realiseren dat biologische theorieën zich beter lenen voor extrapolatie tot rassenleer, dan bijvoorbeeld een wiskundige theorie. Dat probleem los je niet op door filosofen met de verantwoordelijkheid voor Auschwitz op te zadelen en zelf met beslagen brillenglazen boven een bak guppies te blijven hangen. Schuif je verantwoordelijkheid niet af, ‘t Hart. Ik ben een van die ‘denkers’ die gepleit heeft voor invoering van filosofie in het voortgezet onderwijs en ik protesteer tegen de infame beschuldiging dat ik daarmee antisemitisme zou bevorderen. Als aanklager heeft Maarten ‘t Hart alle denkbare vormfouten gemaakt en zich inhoudelijk een totale nitwit betoond. Ik verzoek hem zijn aanklacht in te trekken of eraan vast te houden, maar dan verwacht ik betere argumenten. Kinderen worden niet intellectueel zelfstandig geboren en zelfstandigheid kun je er nu eenmaal niet inrammen. Als je die ontwikkeling wilt bevorderen, dan kan dat in de eerste plaats door zelf zo goed en zo kwaad als het gaat intellectuele integriteit aan de dag te leggen. En verder kunnen we hen in contact brengen met andere integere intellectuelen. Liefst al in het voortgezet onderwijs.