‘Denk één minuut na over deze vraag en schrijf je antwoord op.’ Dat krijgen leerlingen vaak te horen in een filosofieles. Als ze daar geen zin in hebben, zeggen ze: ‘Ik doe het wel in mijn hoofd.’ Maar dat is niet hetzelfde. In je hoofd kun je wegkomen met snelle conclusies, half afgemaakte redeneringen, en niet helemaal de juiste woorden. Als je schrijft niet. Dan moet je nadenken over hoe je iets zo formuleert dat een ander het begrijpt. Je moet de juiste woorden zoeken, een zin afmaken, het nog eens nalezen – staat er wel echt wat ik bedoel?
Je denkt op een dag wel duizenden dingen. De meeste vergeet je, en dat is maar goed ook. Maar de goede ideeën moet je opschrijven. Om ze niet te vergeten, maar ook om erachter te komen of het wel echt goede ideeën waren. Je zult niet de eerste zijn die denkt een briljant idee te hebben dat eenmaal op papier toch tegenvalt. Dat lijkt ontmoedigend, maar het mooie is dat je door te schrijven ideeën ook kunt vormen en verbeteren. Al schrijvend – door te schrappen, te schaven, het nog eens om te gooien – worden je ideeën helderder en scherper. Schrijven dwingt tot nauwkeurig formuleren, en daarmee ook tot nauwkeurig denken.
