Journalist Mariska Jansen ziet het in haar wijk gebeuren: witte hoogopgeleide ouders die hun kinderen naar een eliteschool sturen. De segregatie in het Nederlandse onderwijs is groot. Ouders willen het beste voor hun kind, maar moeten zich ook afvragen: wat is mijn ideale samenleving?
Ik woon met mijn gezin in Amsterdam in een fijne gemengde buurt, zoals je die vaak ziet in steden. Zwart en wit zijn ongeveer fifty-fifty verdeeld over de wijk. Er is een supermarkt waar je alles kunt krijgen en tot een paar jaar geleden was er één – openbare – school. Vrijwel alle kinderen uit de buurt zaten erop. De school trok eerst vooral kinderen uit de lagere milieus, maar met de oplevering van nieuwbouwwoningen en de instroom van kinderen van hoogopgeleide ouders zoals wijzelf veranderde dat. Wij ouders wisten wel dat de school nog niet goed scoorde op de resultatenlijstjes, maar positiviteit en het gemak van ‘de school om de hoek’ overheersten. Er was het voornemen de school met gezamenlijke inspanning beter te maken. Beetje bij beetje lukte dit. De leerkrachten waren gedreven en het gaf een fijn gevoel dat al die kinderen met hun verschillende achtergronden samen in de klas zaten.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het daaropvolgende schooljaar gebeurt wat je kon voorspellen: een kleine uittocht van kinderen naar de nieuwe vlakbij gelegen school. Het zijn vrijwel uitsluitend witte hoogopgeleide ouders die de overstap wagen. Voor leerkrachten en ons als ouders van de openbare school een zorgelijke ontwikkeling – voor je het weet ben je met de schoolscores terug bij af. Zelf dachten we niet over overstappen. Onze kinderen waren blij met hun school en speelkameraadjes.
KLOOF
In Amsterdam concentreren de kinderen van hoogopgeleide ouders zich in een kleine groep scholen. En segregatie op scholen is niet alleen iets van de vier grote steden; ook de kleinere steden zoals Haarlem en Ede kampen ermee. De segregatie in Nederland is groot vergeleken met andere landen, constateerde de Onderwijsinspectie al in 2017.
Tweedeling komt veel voor in het basisonderwijs, vertelt Maurice Crul, hoogleraar diversiteit en onderwijs aan de Vrije Universiteit. In steden zie je gemengde scholen, maar ook scholen met alleen kansrijke of alleen kansarme kinderen. ‘Die laatste duiden we doorgaans aan als witte en zwarte scholen, maar het werkelijke onderscheid is het opleidingsniveau van de ouders. Het is een hardnekkig verschijnsel dat vooral ouders uit de middenklasse en hogere klasse hun kinderen segregeren in aparte scholen.’
Kinderen op een witte school leven in een bubbel van gelijkgezinden.
Volgens Crul kiezen ouders voor scholen met ouders die op henzelf lijken. ‘Daarbij is sociaal-economische achtergrond bepalender dan etniciteit. In de Amsterdamse grachtengordel, waar veel expats wonen, zijn de scholen etnisch gemengd, maar bedienen ze toch een homogene sociaaleconomische klasse.’
Dat wil niet zeggen dat er geen etnische segregatie op de basisscholen is. Temeer omdat de tweedeling tussen hoog- en laagopgeleid in de praktijk vaak samenvalt met huidskleur. In Amsterdam bijvoorbeeld hebben zeven op de tien witte kinderen hoogopgeleide ouders. Tegenover drie op de tien leerlingen met een ‘niet-westerse migratieachtergrond’ – dan hebben we het dus niet over expats, maar bijvoorbeeld kinderen uit de Marokkaans-, Turks- en Surinaams-Nederlandse bevolkingsgroepen.
Filosoof Kees Vuyk schrijft in Oude en nieuwe ongelijkheid (2017) en De feilbare mens (2019) over de maatschappelijke gevolgen van de groeiende kloof tussen hoog- en laagopgeleiden en zwarte en witte kinderen. Hij ziet dat ouders het beste voor hun kind willen. ‘Een bijna biologische drijfveer: je eigen nageslacht een optimale kans geven om verder te komen in de wereld. De evolutiebioloog Richard Dawkins noemt dit the selfish gene, het egoïstische gen. We zijn allemaal bezig met een strijd om ons bestaan. De meest aangepaste, the fittest, zal het uiteindelijk winnen.’
MIDDENKOERS
Toch kunnen – en moeten – volgens Vuyk ook andere overwegingen bij ons handelen een rol spelen. ‘Er ontstaat een overmatige druk als iedereen vecht voor zijn eigen hachje. Als we allemaal voor het hoogst haalbare gaan, de eliteschool, worden we concurrenten, terwijl samenleven en -werken zo belangrijk is. Succes bereik je beter door een middenkoers te varen. Je mag je eigen kinderen verder helpen in het leven, maar je onderwijskeus mag niet ten koste gaan van andere kinderen.’
Volgens hoogleraar Crul is het ook helemaal niet lonend om je af te zonderen in witte scholen. De rangrijstjes met beste scholen zijn misleidend, zegt hij. Een kind wordt niet per se beter op zo’n goed presterende school. ‘Uit internationaal onderzoek blijkt dat het mengen van kinderen van verschillende achtergronden geen of nauwelijks effect heeft op de schoolprestaties van kinderen uit de midden- of hogere klasse. Ze komen uit gezinnen waar al veel ondersteuning is.’
Het voorgaande wil niet zeggen dat de keuze van ouders voor een witte minderheidsschool zonder grond is. Op zwakke scholen zijn meer problemen: overbelaste leerkrachten, stoorzendertjes die de rust verstoren in de klas. De angst van ouders dat alle aandacht naar de minderbegaafde leerlingen gaat is reëel. Daar staat tegenover dat je door over te stappen naar een witte school de andere kinderen in de kou laat staan, omdat de afwezigheid van de slimmeriken de school minder sterk maakt.
Dat laatste is ook wat mij boos en verdrietig maakt als ik hoor van weer een overstap van een kind van succesvolle ouders: wij dragen de verantwoordelijkheid voor onze eigen kinderen, maar ook voor die van anderen.
‘Bij het maken van een keuze voor een school moet je als ouder uitzoomen,’ zegt Vuyk. ‘Bedenk: wat is nou mijn ideale samenleving? Een competitiesamenleving waarin we onze eigen kinderen in optimaal gunstige omstandigheden manoeuvreren of een samenleving waarin we ook de belangen van kinderen uit de directe omgeving erbij betrekken?’
Volgens Crul is het een wereldwijd fenomeen dat ouders steeds vroeger nadenken over de toekomst van hun kinderen. ‘In de jaren tachtig was de keuze voor de juiste middelbare school belangrijk. Nu begint dat met een goede basisschool. In Amerika gaat het inmiddels om de juiste crèche. Daar is het idee dat die eerste stap in het onderwijs bepalend is voor wie er op de meest prestigieuze universiteiten komt.’
BUBBEL
In een stad als Amsterdam is één op de drie kinderen onder de vijftien jaar nog van autochtone Nederlandse afkomst, zegt Crul. ‘Als je als ouder kiest voor een witte minderheidsschool buiten je buurt, dan verplaats je het leven van je kind en van jezelf naar een beperkte bubbel van gelijkgezinden. Dat heeft impact op het vertrouwen in de mensen om je heen, de verbondenheid met de wijk. De andere vaders en moeders in de speeltuin ken je niet. Ik vind dat deze ouders geen weldoordachte visie hebben op goed onderwijs. Dat wat ouders met de beste bedoelingen “het beste voor mijn kind” noemen, kan achteraf weleens een de verkeerde keuze zijn geweest.’
In de jaren van de verzuiling waren er ook scheidslijnen in de samenleving, maar die waren vooral gebaseerd op religieuze achtergrond en levensovertuiging, en niet op sociaal-economische klasse. ‘Kinderen van arbeiders, winkeliers en de notaris gingen met elkaar naar de school die bij hun zuil hoorde, maar dat zie je steeds minder,’ aldus Vuyk.
Vuyk benadrukt dat kennismaken met andere culturele gewoonten en klassen belangrijk is. ‘Hoog- en laagopgeleiden hebben in onze maatschappij onderling maar weinig contact. Er zijn niet zo heel veel plekken meer waar ze elkaar tegenkomen.’ Als alternatief voor de witte minderheidsschool pleit hij voor de middenschool, waar kinderen tot vijftien, zestien jaar samen onderwijs volgen. De keuze voor vervolgonderwijs stel je dan nog even uit.
Een optimale leeromgeving kan beter niet te homogeen zijn. ‘Ik kom op de VU regelmatig studenten tegen die op de witte basisschool en het categoraal gymnasium hebben gezeten. Ze ontdekken pas op de universiteit hoe divers de stad is,’ zegt Crul. ‘Neglecting the world around you – de wereld om je heen veronachtzamen – noemt de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum dat in haar pamflet Niet voor de winst (2010). Zij benadrukt dat als je alleen met gelijkgestemden omgaat, je ook niet leert je te verplaatsen in mensen uit een andere cultuur. Als je pas laat geconfronteerd wordt met andere perspectieven op de wereld, ontwikkel je bepaalde interculturele vaardigheden niet, die je later op de arbeidsmarkt zo nodig hebt, bijvoorbeeld bij het werken in teams.’
Door over te stappen laat je de andere kinderen in de kou staan.
‘Ik snap wel dat het geen zin heeft om leerlingen van verschillende niveaus met wiskunde bij elkaar te houden,’ zegt Vuyk. ‘Maar als het gaat om praktische vakken of sociale onderwerpen, dan is de middenschool de ideale plek waar mensen van verschillende pluimage interactie hebben. Bijvoorbeeld als je bij maatschappijleer wilt spreken over problemen in de samenleving. Dan zijn gymnasiasten en vmbo’ers het onderling snel eens. Veel interessanter is het om ze met elkaar te laten spreken. Dan krijg je een spannender gesprek, waarin je ook van elkaar leert.’
De openbare school van mijn kinderen ging ondanks de komst van de nieuwe school toch niet onderuit. Dat is te danken aan de inzet van de leerkrachten en de nieuwe directeur, maar waarschijnlijk vooral aan het feit dat de nieuwe school in het huidige gebouw gedwongen is tot kleinschaligheid en maar mondjesmaat leerlingen toelaat. Veel ouders die wilden overstappen kregen nul op het rekest. Goed nieuws, vind ik. De kinderen kunnen samen naar school blijven gaan.