‘De prijs die we betalen voor objectieve, voor iedereen geldende kennis, is vervreemding’. Log in of word lid van filosofie.nl om het volledige college (41 minuten) te beluisteren. In het vijfde en laatste deel van de Kleine geschiedenis van de filosofie spreekt René Gude over de twintigste en eenentwintigste eeuw.
In de vorige eeuw scheidt de wetenschap zich volledig af van de filosofie. Dit leidt er toe dat de filosofie zich gaat richten op de taal die we gebruiken om over kennis (fysica) en moraal (ethiek) te spreken. Alle filosofie in de twintigste eeuw is op de een of andere manier taalfilosofie. De wetenschapsfilosofie bijvoorbeeld, richt zich op het zo objectief mogelijk verwoorden van de wetenschappelijke experimenten en de resultaten die deze opleverden. Maar gedurende de eeuw steekt relativisme de kop op: is zo’n objectieve taal wel mogelijk? Ludwig Wittgenstein spreekt over ‘meaning is use’. Het postmodernisme kondigt het einde van de grote verhalen aan.
Maar in de eenentwintigste eeuw roept het resultaat van het twintigste-eeuwse denken, scepticisme, een voorzichtige tegenreactie op. Door het einde van de grote verhalen zijn er geen collectieve verbindingen meer. Het individu staat alleen – moraal wordt gereduceerd tot privémoraal, en ‘jezelf zijn’ is het hoogste goed. Filosofen als Charles Taylor en Martha Nussbaum zoeken naar nieuwe verbanden. Log in om hieronder de link naar het volledige college te kunnen afspelen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees