In onze kille tijden verwijst het begrip ‘(eigen) verantwoordelijkheid’ op de eerste plaats naar hoe men anderen in de kou kan laten staan. Er was echter een tijd dat dit begrip nog niet politiek gecorrumpeerd was en dat over de verantwoordelijkheid van machtigen voor machtelozen gesproken werd. In de bundel artikelen Verantwoordelijkheid en oordeel reflecteert de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt op de verantwoordelijkheid, de schuld en het kwaad van Eichmann en andere Nazi’s.
De gruwelen van de Tweede Wereldoorlog brachten Arendt tot verwondering over de inwisselbaarheid van moraal. Voor de oorlog gold eeuwenlang: ‘Gij zult niet doden’. Binnen korte tijd werd deze grondregel massaal ingewisseld voor het tegenovergestelde, alsof men even een nieuwe hoed opzette. Aan het eind van de oorlog veranderde men opnieuw van moraal. Betekent dit dan – vraagt Arendt zich af – dat moraal slechts gewoonte of mode is? Dat zou onbevredigend zijn. Bovendien, zelfs in Nazi-Duitsland waren er velen die niet met het fascisme meededen en verzet boden. Dit waren niet degenen die in de jaren twintig en dertig als intellectuelen of denkers werden beschouwd. Kan de moraalfilosofie iets zinnigs zeggen over wie goed en fout was in de oorlog?
Voor deze vragen gaat Arendt ten rade bij Nietzsche, Jezus en Macchiavelli, en vooral bij Kant en Socrates. Analyserend en argumenterend onderscheidt ze collectieve schuld van individuele verantwoordelijkheid, moraal van politiek, gehoorzaamheid van instemming, handelen van denken, en komt ze tot de volgende voorzichtige antwoorden.
Lijdend ding
Daar schuilt volgens Arendt de bron van het banale kwaad: veel mensen, inclusief filosofen en andere intellectuelen, denken niet na, en doen alleen wat aansluit bij de omgeving. Ze zijn niet gedreven door een diep kwaad, maar doen toch de vreselijkste dingen. Ze zijn wel mensen, maar geen individuele personen. Een teveel aan aangepastheid maskeert hun individuele stem. Wie werkelijk nadenkt weet dat hij in de toekomst met zichzelf moet (samen)-leven, en niemand wil met een moordenaar samenleven. Paradoxaal genoeg komt het goede dus voort uit strikt op zichzelf betrokken reflectie, en wordt men pas een individu (‘ondeelbaar’) wanneer men innerlijk gespleten is.
Arendt pleit feitelijk voor een traditioneel Verlichtingsideaal. Het goede komt voort uit de innerlijke dialoog van een naar integriteit strevend autonoom subject. De vraag blijft wat er gebeurt als die dialoog oplevert dat iemand wél met zichzelf als moordenaar wil leven. Of zoals Nietzsche schreef: ‘de slechtaards die gelukkig zijn – een species die door de moralisten doodgezwegen wordt’. Daarop weet Arendt ook niks anders te bedenken dan dat ze zulke mensen niet in haar vriendenkring wil. Hoewel haar uiteindelijke conclusies weinig nieuws te bieden hebben, en er veel herhaling in de artikelen zit, zijn de weg naar de conclusies en de vele analyserende uitweidingen erg leerzaam. Al was het maar om te ontdekken dat ‘verantwoordelijkheid’ naar individuele zelfreflectie kan verwijzen en niet alleen naar overheidsjargon waarmee geprobeerd wordt mensen in het gareel te houden.
Verantwoordelijkheid en oordeel, door Hannah Arendt, vert. Marjolein Stoltenkamp, uitg. Lemniscaat, Rotterdam 2004, 330 blz., € 24,95