Home De schaduw van het verleden is lang

De schaduw van het verleden is lang

Door Antoine Verbij op 13 maart 2013

06-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Volker Gerhardt staat bekend als een ‘unheimliche‘ filosoof. Die kwalificatie dankt hij aan zijn liberale opvattingen in bio-ethische kwesties. ‘Er bestaat niet zoiets als “verwekte” rechten of de rechten van een embryo die tijdens de zwangerschap zijn “verworven”.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nee, bondskanselier Schröder heeft hem nog niet gebeld. Het is ook niet waarschijnlijk dat de Duitse regeringsleider gehoor zal geven aan de eis van CDU-parlementariër Hubert Hüppe om de filosoof Volker Gerhardt uit de Ethikrat te zetten. Hüppe had dat geëist omdat Gerhardt in een artikel in het tijdschrift Biopolitik de Amerikaanse president Bush een ‘Dumpfbacke aus Texas’ heeft genoemd. Iemand die zulke beledigingen rondstrooit kan niet langer in zo’n belangrijke ethische commissie worden getolereerd, schreef Hüppe aan Schröder.

‘De man heeft het artikel niet goed gelezen’, reageert Gerhardt. ‘Het was ironisch bedoeld. Ik kritiseerde de gewoonte om de Amerikaanse president een “cowboy uit Texas” te noemen en hem vervolgens niet meer serieus te nemen.’ Gerhardt neemt Bush juist wél serieus. In zijn boek Der Mensch wird geboren roemt hij de Amerikaanse president voor zijn standpunt over onderzoek met embryonale stamcellen. Bush verklaarde eerst te willen zien wat dergelijk onderzoek oplevert alvorens een verbod te overwegen. Gerhardt had graag gezien dat ook Duitsland zo’n positie had ingenomen.

Het Duitse parlement stemde echter in met een nogal halfslachtig regeringsvoorstel om alleen onderzoek toe te laten met geïmporteerde stamcellen die vóór een bepaalde datum zijn aangemaakt. Afgezien van de laatste toevoeging berustte het voorstel op een advies van de Ethikrat, een adviescollege dat in de zomer van 2001 door de bondskanselier is ingesteld. Volker Gerhardt is lid van dat college, maar dat belet hem niet het regeringsbesluit openlijk ‘schijnheilig’ te noemen.

Verontreinigd

In zijn werkkamer in de Humboldt-Universiteit in hartje Berlijn voegt hij nog een verrassend element toe aan zijn kritiek op het parlement. De parlementariërs die ervoor pleitten alleen embryonale stamcellen van een bepaalde leeftijd te gebruiken, hebben geweten dat die stamcellen in feite onbruikbaar zijn omdat ze zijn verontreinigd door het materiaal waarin ze zijn opgeslagen. Hij verdenkt de parlementariërs van bewuste obstructie. ‘En daar komt nog bij dat de onderzoekers die met de stamcellen wilden werken, inmiddels het land verlaten hebben, zodat de Bondsrepubliek in de biowetenschap een achterstand op de concurrenten heeft opgelopen die bijna niet meer is in te halen.’

Het parlement is daar niet rouwig om. Dat staat zeer wantrouwig tegenover elke vorm van onderzoek naar menselijk genetisch materiaal. Het parlement heeft zijn eigen adviesraad inzake  bio-ethiek: de Enquête-Kommission Recht und Ethik der modernen Medizin. Die commissie had voor een totaal verbod op onderzoek met embryonale stamcellen gepleit. Dat advies is niet door de regering gehonoreerd. Wellicht is de aanval die Volker Gerhardt te verduren kreeg van Hubert Hüppe, die vice-voorzitter is van de enquête-commissie, een poging tot wraak op het concurrerende adviescollege.

Maar Gerhardt vindt ‘concurrentie’ een te sterke term. ‘Ik zou eerder zeggen dat we elkaar aanvullen. In de Ethikrat overheersen de liberale, wetenschappelijke standpunten, terwijl in de enquête-commissie de standpunten van de kerken het sterkst zijn.’ In de Bondsrepubliek hebben de kerken het parlement stevig in hun greep. Gerhardt legt uit hoe dat historisch is gegroeid. Stap voor stap heeft het parlement zich de negentiende-eeuwse opvatting van het Vaticaan eigen gemaakt dat het menselijk leven begint bij de versmelting van zaad- en eicel. Vanaf dat moment zou er al sprake zijn van een persoon met recht op bescherming van zijn waardigheid. Zelfs de Groenen, ooit felle pleitbezorgers van vrije abortus, hebben zich inmiddels tot dat standpunt laten verleiden, evenals de voormalige communisten van de PDS, terwijl die hun wortels in de DDR hebben, een staat die heel liberaal met kwesties rond het begin van het leven omging.
Sindsdien is de wil van de kerken de wet voor het parlement. ‘Daarmee overschrijden de kerken hun mandaat’, meent Gerhardt. ‘Ze kunnen in zulke kwesties met zo’n intiem karakter eigenlijk alleen voor hun eigen leden spreken. Het gaat immers om de vraag hoe mensen met hun eigen lichaam omgaan. Daar past terughoudendheid. Maar in plaats daarvan stellen ze talloze eisen aan de wetgever en oefenen ze druk uit op politici. Daarmee tasten ze doelbewust de grenzen aan tussen kerk en staat.’

Papierfabriek

Gerhardt heeft ernstige filosofische bezwaren tegen de opvatting dat het menselijk leven begint bij de versmelting van zaad- en eicel. Die bezwaren heeft hij neergelegd in een fel polemisch essay met de titel Der Mensch wird geboren: Kleine Apologie der Humanität. De titel verraadt het al: Gerhardt vindt dat er pas bij de geboorte sprake is van een persoon in de volle zin van het woord en dat wettelijke bescherming pas vanaf dat moment geboden is. Dat wil niet zeggen dat het embryo aan willekeur kan worden prijsgegeven. Maar het embryo bescherm je het beste door de moeder te beschermen die het embryo in zich draagt, meent Gerhardt. ‘Eigenlijk is het standpunt van de kerken heel positivistisch. Ze reduceren het begin van het menselijk leven tot een puur chemisch proces dat je in een laboratorium kunt laten plaatsvinden. En dat terwijl ze zo tegen de positivistische wetenschappen zijn! Ik vind dat een halfhartige opvatting.’
Gerhardt ergert zich mateloos aan de dubbele moraal waartoe die chemische definitie van het begin van het leven aanleiding geeft. De kerken geven immers ook toe dat er noodsituaties bestaan waarin abortus moet worden toegestaan, terwijl dat  toch moord op een ‘persoon’ betekent. En waarom schaffen ze eigenlijk de verjaardagen niet af en voeren ze de viering van de versmelting der cellen niet in? Gerhardt stuit in het debat over het begin van het leven op de ene absurditeit na de andere. Zelfs Habermas heeft voor wettelijke bescherming van het embryo gepleit omdat het om een potentiële deelnemer aan het gesprek van allen met allen gaat. ‘Door embryo’s de status van gesprekspartners toe te kennen, ook al is het maar in potentie, maakt Habermas zich schuldig aan een naturalistische drogredenering.’ In zijn boek geeft Gerhardt een elegant tegenargument: je noemt een boom toch ook niet een potentieel boek zodra die onderweg is naar de papierfabriek?

Zijn overtuiging dat de mens pas mens wordt zodra hij is geboren, baseert Gerhardt op Kant. Die heeft het immers niet voor niets over ‘aangeboren rechten’ en ‘aangeboren vrijheid’, betoogt hij in Der Mensch wird geboren. ‘Nergens spreekt Kant van “verwekte” rechten of van rechten die tijdens de zwangerschap zijn “verworven”.’ De mens is veel meer dan alleen maar een lichaam met eigenschappen. De menselijke waardigheid die het verdient rechtens beschermd te worden, verwerft de mens pas wanneer hij met anderen in relatie treedt en zo zichzelf leert kennen en bepalen. Gerhardt meent dat er filosofisch gesproken pas van een ‘persoon’ sprake is wanneer zelfbepaling en individualiteit in het spel zijn. Die twee kwaliteiten zijn wat hem betreft de hoekstenen van de menselijkheid, en die treden pas vanaf de geboorte aan het licht, pas wanneer de mens een lichamelijk zelfstandige eenheid vormt is en heeft leren ageren en reageren. Aan elk van die hoekstenen wijdde Gerhardt een monografie: Selbstbestimmung: Das Prinzip der Individualität (1999) en Individualität: Das Element der Welt (2000). Tezamen vormen die twee boeken Gerhardts filosofische credo.
Gerhardt is kantiaan in hart en nieren. Kant is voor hem in de eerste plaats een levensfilosoof, zo blijkt uit zijn gloedvolle boek Immanuel Kant: Vernunft und Leben. ‘In dat boek probeer ik aan te tonen dat Kant zich vanaf zijn eerste essay tot en met zijn nagelaten werk heeft beziggehouden met de vragen des levens. Het gaat hem erom hoe onder omstandigheden van toevalligheid leven, kennis, wetenschap en moraal mogelijk zijn. Mijn filosofie van de zelfbepaling en de individualiteit blijft helemaal binnen het kantiaanse paradigma; ik voeg er alleen wat cultuurfilosofische en biologische elementen aan toe en probeer duidelijk te maken dat we ons bewuste bestaan dienen te begrijpen vanuit de zelfervaring van onze lichamelijkheid.’

Pas toen hij zijn grondslagenwerk min of meer had afgerond, voelde Gerhardt zich beslagen genoeg om aan het publieke debat deel te nemen. Dat resulteerde in zijn lidmaatschap van de Ethikrat. Daarin trad hij al snel op de voorgrond. Hij uitte scherpe kritiek op het bio-ethische debat in Duitsland en werd van de weeromstuit zelf ook met heftige kritiek bestookt. ‘Maar ik was daar op voorbereid. Kort voor ik in de Ethikrat zitting nam, werd de filosoof Julian Nida-Rümelin benoemd tot Staatsminister van Cultuur. In een interview vlak voor zijn benoeming zei hij dat de menselijke waardigheid alleen toekomt aan wezens die over de rede beschikken. Er kwam heftige kritiek op hem, men beschuldigde hem zelfs van het oproepen tot moord. Dat vond ik zo unfair, zo stuitend, vergeleken daarmee stellen de aanvallen op mij niet zo veel voor.’

Euthanasie

In de Frankfurter Allgemeine Zeitung is Gerhardt een ‘unheimliche’ filosoof genoemd. Dat is nog maar een van de vele heftige aantijgingen die hem in de media ten deel zijn gevallen. Maar omgekeerd laat Gerhardt zich ook niet onbetuigd. Hij verwijt de media ‘politiek moralisme’ en ‘sensationalisme’ omdat ze, niet gehinderd door kennis van zaken, visioenen oproepen van Designer-Baby’s en genetisch gemanipuleerde Übermenschen. Mondeling voegt hij er nog een paar scherpe kwalificaties aan toe: ‘Het ontbreekt de Duitse pers aan openheid tegenover de wetenschap en respect voor de vrijheid van meningsuiting. In de bijdragen overheersen slaafsheid tegenover de kerken, een noodlottige behoudzucht en een regressieve kijk op de toekomst.’

Wel heeft hij er begrip voor dat in de kranten steeds maar weer op het nazi-verleden wordt gewezen. ‘De schaduw van het Duitse verleden is lang, daar kunnen we ons niet zomaar van bevrijden. Het is maar al te begrijpelijk dat in de grondwet van ’48-’49 strenge regels zijn opgenomen voor de bescherming van het menselijk leven, de herinneringen aan concentratiekampen en SS-artsen waren toen nog zeer levendig. Die herinnering kleeft ook aan de restrictieve abortuswetgeving van de jaren zeventig. Alleen jammer dat toen over het hoofd werd gezien dat juist ook onder de nazi’s abortus ten strengste verboden was. Het volk moest groeien!’

Het thema dat in het licht van het nazi-verleden het gevoeligst ligt, is euthanasie. ‘Op de laatste vergadering van de Ethikrat heb ik er krachtig voor gepleit om het niet alleen te hebben over het begin van het leven, maar om ook het einde tot thema te maken. Dan gaat het over Sterbehilfe, waarbij het voorbeeld van Nederland ongetwijfeld een belangrijke rol zal spelen. Duitsers neigen er op dat punt toe om ineens moreel superieur te gaan doen. Ik was laatst op een groot nationaal filosofencongres. Daar trok een collega van leer tegen de Sterbehilfe en slaagde er binnen twee zinnen in een morele veroordeling over heel Nederland uit te spreken. Weerzinwekkend.’

Gerhardt, Brandenburger van geboorte, maakte in West-Duitsland carrière in de filosofie. Nu is hij teruggekeerd in het hart van Brandenburg, waar hij op de plek zit waar ooit Fichte, Schelling en Hegel doceerden, en waar recenter de nazi’s en de communisten de wetenschap dicteerden. Kortom, de Humboldt Universiteit heeft altijd dicht bij de macht gezeten. Maar Gerhardt wijst iedere verdenking van de hand dat hij in de Ethikrat de bondskanselier naar de mond zou praten. ‘Lees in het volgende nummer van Merkur mijn kritiek maar op de diplomatieke blunders die Schroeder in de kwestie-Irak heeft begaan. Misschien dat hij me op grond van dat stuk alsnog uit de Ethikrat zet!’

Voor een staatsfilosoof is Gerhardt toch werkelijk te liberaal. En zijn kritiek op de rol van de kerken in de Duitse staat getuigt ook al niet van slaafsheid tegenover de macht. Wat is dan Gerhardts richtpunt, waar gelooft hij werkelijk in, behalve in Kant? ‘Ik geloof in God’, zegt hij, nogal verrassend voor iemand die genadeloos inhakt op de vertegenwoordigers van God op aarde. Heeft hij filosofische gronden voor zijn geloof? ‘Ik kan daarop alleen maar in de geest van Schleiermacher zeggen: het is een puur individuele kwestie. Ik kan niemand dwingend bewijzen dat hij een noodzakelijke behoefte heeft aan zoiets als geloof. Er zijn nu eenmaal mensen die het niet nodig hebben. Dat zijn er maar weinigen, maar ze zijn er. Ik behoor daar niet toe.’

Ook in deze kwestie roept hij Kant te hulp. ‘Het geloof in God sticht uiteindelijk de samenhang tussen de redenen van het verstand en mijn hoogstpersoonlijke verlangens en verwachtingen. Dat is, als ik het wel zie, ook de betekenis van Kants opvatting van God als een postulaat. God is een postulaat dat we niemand kunnen opleggen, dat uit de innerlijkheid van het individu moet worden ontwikkeld. De mooiste uitdrukking daarvan vind je bij Plato: God is dat wat de ziel het meest nabij is.’

‘Maar’, voegt hij er lachend aan toe, ‘als iemand zegt dat hij die nabijheid niet kent, nou, dan kent hij die niet. Ik zal heus niet zeggen dat zo iemand een rationeel defect heeft, hij kan net zo goed mens worden als ieder ander.’ Gerustgesteld neemt de interviewer afscheid van de godvruchtige rationalist, die met zijn liberale opvattingen over  bio-ethiek heel christelijk Duitsland tot zijn vijand heeft gemaakt.

Volker Gerhardt (1944) was eerst hoogleraar filosofie in Münster voordat hij in 1992 benoemd werd tot hoogleraar praktische filosofie aan de Humboldt Universiteit te Berlijn. Hij is vice-voorzitter van de Berlijn-Branderburgse Academie van Wetenschappen, lid van de Nationale Ethikrat en mede-redacteur van de Kritische Gesamtausgabe der Werke Friedrich Nietzsche. Tot zijn belangrijkste publicaties behoren Selbstbestimmung: Das Prinzip der Individualität (1999) en Individualität: Das Element der Welt (2000). Over bio-ethiek schreef hij Der Mensch wird geboren: Kleine Apologie der Humanität (2001). Zijn jongste boekpublicatie is Immanuel Kant: Vernunft und Leben (2002). Daarnaast schrijft hij in tal van kranten en tijdschriften, met name in het maandblad Merkur.