Home De plek waar je vandaan verhuist

De plek waar je vandaan verhuist

Door Pieter Hoexum op 26 maart 2021

De plek waar je vandaan verhuist
Cover van 04-2021
04-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat betekent het om ergens te wonen? Tussen de verhuisdozen herleest filosoof Pieter Hoexum Ruimten rondom van de Franse essayist George Perec. Met een weemoed die hem zelf verrast.

Beeld Pieter Van Eenoge

Maanstraat, Rozenstraat, Bruggertstraat, Sloep, Meerpaal, Peperstraat, Herengracht, Beemsterstraat, Dorpsplein, Alligatorstraat… Sinds ik op mijn achttiende uit huis ging, ben ik tien keer verhuisd. En als kind ben ik drie keer verhuisd: van de Linthorst Homanstraat naar de Jan Vermeerstraat naar de Randweg. Dertien verhuizingen is veel meer dan de zeven keer die Nederlanders volgens het CBS gemiddeld in hun leven verhuizen. Toch beschouw ik mezelf langzamerhand wel als honkvast, aangezien ik nu al twintig jaar niet verhuisd ben.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Verhuizen is dan ook een heel gedoe. Sterker nog: het staat na het overlijden van een dierbare en een echtscheiding derde in de top drie van meest stressvolle gebeurtenissen in een mensenleven. Maar achteraf kan ik wel zeggen dat ik mijn tien ‘eigen’ verhuizingen tamelijk lichtzinnig benaderd heb. Ik zag geen andere dan praktische problemen, die overigens meestal groot genoeg waren. Maar nu we na twintig jaar dan toch weer op het punt staan te verhuizen, heb ik het er moeilijker mee dan ik had verwacht.

Zandbank

Ik beschouwde mijn woonplaats, Purmerend, als een soort zandbank waar ik toevallig gestrand was, op zoek naar een koophuis in Amsterdam. Die waren twintig jaar geleden ook al onbetaalbaar. Dan maar Purmerend. Maar inmiddels blijk ik, zonder dat ik er erg in had, met mijn woonplaats een rijkere en innigere relatie dan een puur functionele verhouding ontwikkeld te hebben. Naast de praktische problemen die een verhuizing nu eenmaal oplevert, ervaar ik nu ook problemen van een andere aard. Terwijl ik er nog woon, begin ik mijn vertrouwde woonplaats al een beetje te missen.

Met een bevriende filosoof-socioloog, die onderzoek deed naar de band van inwoners van groeikernen zoals Purmerend met hun woonplaats, maakte ik een lange wandeling door mijn stad. Hij vroeg waaruit mijn band ermee nu precies bestond. Tot een paar jaar geleden had ik die vraag weggewuifd, maar nu bleef hij hangen. Tja, waaruit bestond die band?

Om te beginnen zijn onze twee dochters hier geboren en getogen. Via hen ben ik hier als het ware een beetje geworteld. Daarnaast leerde ik in de loop der jaren talloze mensen kennen, met wie ik, nadat we verhuisd zijn, vermoedelijk veel minder contact zal hebben, en die ik zal missen. Mijn pianolerares met name. En dan is er nog ons volkstuintje met ‘datsja’. Daar staan peren- en appelbomen die ik eigenhandig geplant heb en waar we jaren de vruchten van plukten. Met die door mij bewerkte grond heb ik een haast fysieke band.

‘Purmerend zag ik als een zandbank waar ik toevallig gestrand was’

En dan was er nog iets, ontdekte ik enkele dagen later. Ik reed met de fiets van pianoles terug naar huis; ik nam een omweg, om nog even wat meer van Purmerend te zien. Terwijl ik over een fietspad door een woonwijk reed, bedacht ik dat ik hier tot tien jaar geleden vaak wandelde, maar dat je toen nog tussen de weilanden door liep. Ik was al een beetje in een melancholieke bui, en toen kwam ook nog eens deze gedachte op: ik weet nog hoe het was…

Nostalgie

Tot mijn verbazing werd ik overvallen door een soort nostalgie, hoewel ik daar een hekel aan heb en argwaan tegen koester. Ik heb een vast geloof in vooruitgang! Ik ben groot liefhebber van nieuwbouwwijken en ben een bijna principiële, in elk geval enthousiaste bewoner van rijtjeshuizen (onze nieuwe woning is natuurlijk ook een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk, al is die niet meer zo nieuw, maar stamt die uit 1977). Maar blijkbaar was ik begonnen genoegen te scheppen in het nostalgische ‘terugkijken’. Ik realiseerde me dat dit inmiddels misschien wel mijn sterkste band met Purmerend is: dat ik rond kan fietsen of lopen en spontaan zie hoe het in de loop der jaren veranderd is. Voor de duidelijkheid: ik betreur die veranderingen niet – integendeel – maar het is wel fijn te kunnen constateren dat ik geen nieuweling meer ben. Ik herken de sporen, ik kan ze lezen.

Mijn argwaan tegenover nostalgie gold vooral de gevoeligheid van nostalgici voor emotionele politiek, voor populisme eigenlijk. Sinds een aantal jaren lijkt nostalgie een soort politiek-populistisch programma te zijn geworden: ‘Make America Great Again’, ‘Let’s Take Back Control’. De aantrekkingskracht van die leuzen zat toch vooral in die schijnbaar onschuldige woorden again en back. Ik wil helemaal niet terug.

Enkele dagen na mijn nostalgische bui bedacht ik echter dat nostalgie ook samen kan gaan met optimisme en toekomst­gerichtheid: als het hier in Purmerend gelukt was, moest het op den duur in mijn nieuwe woonplaats ook wel lukken sporen te herkennen. Misschien zal het een paar jaar duren, maar ook daar zal ik op een gegeven moment, tijdens een ommetje of fietstochtje, zien dat er iets veranderd is. Ook daar zal op den duur een moment komen dat de gedachte ‘Ik weet nog hoe het was’ spontaan opwelt.

Leefruimte

Verhuizen heeft blijkbaar twee kanten. Ik had verhuizen tot nu toe niet zozeer lichtzinnig als wel eenzijdig beschouwd. Ik had verhuizen steeds gezien als een ‘verhuizen naar’. Omdat ik telkens maar zo kort ergens gewoond had, realiseerde ik me niet dat ‘verhuizen naar’ onvermijdelijk samengaat met ‘verhuizen van’. Terwijl het toch zo logisch is: je kunt niet ergens heen verhuizen zonder ergens vandaan te verhuizen. In zijn boek Ruimten rondom uit 1974 besteedt de Franse schrijver Georges Perec een zeer verhelderend hoofstukje aan verhuizen. Zoals zoveel van de in dat boek verzamelde teksten bestaat dat hoofdstuk geheel uit opsommingen, waar Perec sowieso in grossiert en dol op is. Onder het kopje ‘Verhuizen (1)’ begint hij met: ‘Een woning verlaten. Een huis ontruimen. De plaat poetsen. Ervandoor gaan. Je biezen pakken…’ Om zo door te gaan met synoniemen, eindigend met: ‘Vegen. Afsluiten. Weggaan.’ Onder het kopje ‘Verhuizen (2)’ gaat het van ‘Schoonmaken controleren uitproberen omruilen passen…’ tot ‘binnengaan uit­puffen je nestelen wonen leven’.

Perec noemde zijn boek Ruimten rondom een ‘dagboek van een ruimtegebruiker’. Het boek gaat niet over de abstracte, geometrische ruimte, de ‘lege ruimte’, maar juist over de concrete, nabije en volle ruimte. Het gaat Perec om de ruimte waarin we wonen, waarin we ons verplaatsen, waar we werken of ons verpozen. Kortom, de leefruimte: de ruimte waarin we leven én zoals we die beleven. Maar het boek gaat niet alleen over ruimte, het gaat ook over schrijven. Perec beschrijft ook zijn poëtica als hij in het begin van het boek schrijft: ‘Ik schrijf: ik bewoon mijn blad papier, ik maak het me eigen, ik doorloop het.’ Net als Slauerhoff kon Perec eigenlijk alleen in zijn schrijfsels wonen.

En zelfs daar niet. Het boek eindigt met de tragische vaststelling dat ‘de ruimte smelt als zand dat door je vingers stroomt’: ‘Tijd voert de ruimte mee en ik hou niets dan vormloze flarden over: Schrijven: pijnlijk nauwgezet proberen iets vast te houden, iets te laten voort­bestaan: een paar scherpomlijnde brok­stukken aan de groeiende leegte ontrukken, ergens een vore, een afdruk of een paar tekens achterlaten.’

‘Het is fijn te kunnen constateren dat ik geen nieuweling meer ben’

Jeugd

Het is verleidelijk Ruimten rondom, zoals al het werk van Perec, als autobiografie te lezen. Achter zijn speelse zinnen en op­sommingen, achter zijn vreemde sprongen en malle fratsen gaat een tragisch leven schuil dat overal tussendoor kiert. Hij verlangde zijn hele leven naar het tweede soort verhuizen, naar het aan­komen, vestigen, nestelen. Maar door een traumatische kindertijd was hem dat niet gegeven; het bleef bij ‘vegen, afsluiten, weggaan’.

De ouders van Perec waren Joodse immigranten die vanwege het steeds sterkere antisemitisme in Polen naar Frankrijk waren gevlucht. In 1936 werd daar Georges als eerste en enige kind geboren. Zijn vader nam als vrijwilliger dienst in het Franse leger en sneuvelde in 1940. Als het in Parijs, waar ze wonen, na de bezetting door de Duitsers voor hen als Joden gevaarlijk wordt, stuurt zijn moeder Georges naar familie op het platteland. Zelf wordt ze in 1943 opgepakt en komt hoogstwaarschijnlijk om in een concentratiekamp bij Auschwitz. Vanwege de veiligheid wordt Perec door zijn tante, zogenaamd als Frans katholiek jongetje, ondergebracht in een internaat en onderhouden ze geen enkel contact. Na 1945 wordt hij herenigd met zijn tante en oom en door hen geadopteerd. Het ‘spoorloos verdwijnen’ van zijn moeder en het feit dat hij geen herinneringen heeft aan zijn tijd met haar blijven een levenslang trauma en een (pijnlijke) bron voor zijn schrijverschap. Wie daar alles over wil weten kan terecht in het zeer verhelderende boek Georges Perec, een gebruiksaanwijzing van Manet van Montfrans uit 2003.

Maar hoe verleidelijk en vooral correct het ook is Perecs teksten autobiografisch te duiden, ik geloof dat het ook te beperkt is; je doet zodoende niet zozeer Perec tekort als wel jezelf. De opmerkingen over verhuizen van Perec zeggen inderdaad veel over hem, maar ze zeggen ook iets over verhuizen. Iets heel zinnigs: hij biedt twee manieren van kijken naar verhuizen.

Twee kanten

Je zou, geïnspireerd door Isaiah Berlins beroemde essay Twee opvattingen van vrijheid kunnen spreken van een positieve en een negatieve opvatting van verhuizen. Berlin onderscheidde in zijn oratie ter aanvaarding van het hoogleraarschap aan de Universiteit van Oxford, in 1958, twee opvattingen van vrijheid: negatieve en positieve vrijheid, ‘vrijheid van’ en ‘vrijheid tot’. Negatieve vrijheid opgevat als vrij van belemmeringen en dwang, en positieve vrijheid als de mogelijkheid om dingen te doen, je te ontplooien. De eerste visie op verhuizen die Perec beschrijft, verhuizen als vertrekken, zou je een negatieve opvatting van verhuizen kunnen noemen. De tweede, verhuizen als aankomen, je ergens vestigen, zou dan een positieve opvatting zijn.

‘Perec kon eigenlijk alleen in zijn schrijfsels wonen, en zelfs daar niet echt’

Het is daarbij belangrijk op te merken dat die twee opvattingen van verhuizen niet zozeer strijdig als wel complementair zijn. Op een ingewikkelde manier is het mogelijk, en zelfs goed, beide opvattingen te om­armen. Het is namelijk weliswaar niet goed mogelijk beide zienswijzen tegelijk te hebben, maar je kunt ze wel afwisselen. Ongeveer zoals Wittgenstein schreef over de eend-konijnfiguur. Die figuur kun je zien als konijn of als eend. Beide ziens­wijzen zijn juist – een discussie tussen aanhangers van beide opvattingen is onzinnig: ze verschillen helemaal niet van mening. Je zou hoogstens kunnen zeggen dat ze beide een te beperkte visie hebben en dat ze van elkaar moeten leren de figuur anders te zien. Het mooiste is natuurlijk om de figuur afwisselend te kunnen zien als eend en als konijn.

Tot voor kort zag ik verhuizen te beperkt, als alleen maar ‘verhuizen naar’, namelijk naar de plaats waar ik zou gaan studeren, en later naar de plek waar ik zou gaan werken, en nog later waar ik een gezin zou stichten. Bij de vorige verhuizingen realiseerde ik me niet dat ik ook ergens vandaan verhuisde. Nu besef ik dat wel, namelijk van de plek waar we ondanks alles toch twintig jaar gewoond hebben – en waar ik blijkbaar mee vergroeid was.

Het zou trouwens ook te beperkt zijn verhuizen als alleen maar negatief te zien, als ‘verhuizen van’. Dat laatste kan wel het geval zijn, maar dan spreek je niet meer van verhuizen, maar van vluchten. En dat is toch echt iets anders. Ik prijs me gelukkig dat ik ergen heen kan verhuizen, zonder te ontkennen dat dat onvermijdelijk betekent dat ik ergens vandaan verhuis. In de hoop – sterker nog: erop vertrouwend – dat we daar weer net zo goed zullen wonen als hier, zodat ik, als we daar ooit vandaan verhuizen, ook die verhuizing weer van twee kanten kan zien. Niet alleen van de rooskleurige, maar ook de weemoedige kant.