Home Leiderschap De middelmaat heerst op de werkvloer
Leiderschap Werk

De middelmaat heerst op de werkvloer

Door Frank Mulder op 21 april 2015

De middelmaat heerst op de werkvloer
Cover van 05-2015
05-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Werk is meer en meer in het teken van resultaat komen te staan. Kapitalisme vereist bureaucratie, zegt managementfilosoof René ten Bos.

Veel mensen hebben het gevoel dat ze op hun werk niet veel meer zijn dan een radertje in een groot geheel. En ook feitelijk zijn ze inwisselbaar geworden. Hun baas rekent hen af op wat ze presteren en niet op wie ze zijn. Wie niet genoeg doet, kan zonder pardon worden vervangen door een ander.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ons werk wordt steeds meer versmald tot de functie die we moeten vervullen, zegt René ten Bos. Hij is hoogleraar filosofie en managementtheorie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Volgens Ten Bos hoort deze nadruk op functie boven persoon bij de bureaucratische samenleving. Het is ook nuttig, zegt hij, want daardoor kunnen dingen goed en eerlijk worden geregeld. Maar er is een groot risico: het kan heel moeilijk worden om nog verantwoordelijkheid te nemen.

‘De essentie van werk is natuurlijk meer dan alleen het resultaat dat het oplevert. Werken is ook goed voor de ziel van de mens, bijvoorbeeld. Werken kan stichtend zijn, fijn zelfs, en kan nodig zijn voor een zinvol leven. Maar we zijn terechtgekomen in een regime waarin werk vooral wordt beoordeeld op de vraag in hoeverre het bijdraagt aan het economisch resultaat van de organisatie. Dat geldt voor bedrijven, maar ook voor overheidsorganisaties. Werk wordt steeds minder intrinsiek gewaardeerd. Het gaat niet meer om de werknemer, maar om wat hij bijdraagt aan het grotere geheel.’

Waar komt dat vandaan?
‘Dit heeft een lange geschiedenis. Het komt vooral doordat een bepaalde financieel-administratieve elite de macht heeft gegrepen. In directies en besturen zaten vroeger veel minder mensen met een financiële of administratieve achtergrond. Dat geldt zowel voor bedrijven als voor de overheid. De socioloog Max Weber wees honderd jaar geleden al op de opkomst van een nieuwe financiële macht. Hij zag hoe de aristocratische elite langzaam maar zeker werd vervangen door een nieuwe elite. Het gaat niet langer om erfelijkheid of charisma, maar om wie de juiste processen en resultaten weet te dicteren. Weber noemt dat het reken- en schrijfwezen. Ik noem het de macht van de inkt.’

Waarom ‘inkt’?
‘De Chinezen wisten drieduizend jaar geleden al dat je het keizerrijk niet bijeen kunt houden met zwaard en kruit alleen. Daar heb je inkt voor nodig. Een rijk heeft regels en procedures nodig, en die kun je alleen verspreiden met een club van schrijvende mensen. Schrijven ligt in dit geval dicht bij rekenen. De mensheid is niet gaan schrijven om gedichten te maken, maar om de boekhouding te kunnen bijhouden.’

U bedoelt in feite dat grote rijken bureaucratieën nodig hebben?
‘Ja, vooral in kapitalistische landen. Het kapitalisme vereist bureaucratie, zei Weber al. Bureaucratie is het enige systeem dat voor een goede allocatie van de financiële middelen kan zorgen. Het woord “bureaucratie” ontstond overigens pas in de tijd van de Lodewijken in Frankrijk. Daar kwam een groep administrateurs aan de macht, een soort cordon sanitaire rondom de monarch. Zij beschermden hem tegen de grillen van het volk. En omgekeerd. Hij kan zijn macht daardoor niet meer direct uitoefenen. Het bureau heeft de werkelijke macht. De mensen in dit systeem worden gekenmerkt door middelmaat, zei Montesquieu. Onregelmatigheden worden niet gewaardeerd. Sterker: deze mensen mogen geen innerlijk hebben.’

Geen innerlijk?
‘Ze hebben het wel, maar ze moeten het uitschakelen. Dat constateert Cicero in zijn boek De Officio. Het officium is de plicht die hoort bij de functie die iemand vervult. Daarbij bestaat het absoluut goede niet. Wat het goede is, wordt door de situatie in het officium gedicteerd. Cicero geeft hiermee gewoon de definitie van efficiëntie. Anders gezegd: in het officium gaat het niet om het werk, maar om het effect van dat werk of om wat je ervan maakt. Innerlijke of professionele ethiek speelt daarbij geen rol. Typerend voor bureaucratische functionarissen.’

Is dat erg?
‘Het is nodig. Ik moet de werkstukken van mijn studenten ook beoordelen zonder pathos. Ook als er iemand zit te snotteren aan mijn bureau, wat weleens gebeurt. Dat kan moeilijk zijn, want persoonlijk vind ik dat die student er niets aan kan doen dat zijn moeder alcoholverslaafd is. Maar het is belangrijk dat ik niemand bevoordeel. Dus deze bureaucratische maatschappij, waarin we alleen moeten doen wat functioneel is, heeft goede en slechte kanten.’

Is dat volgens u ook een kenmerk van werk in onze tijd?
‘Ja. Ambachtelijk werk had nog een essentie. Het meeste werk is door de opkomst van de bureaucratie gedeëssentialiseerd. Daarmee bedoel ik dat het alleen nog gaat om het resultaat dat het oplevert. Het maakt kinderen van nu vaak niet meer uit wat ze zullen worden, als ze maar veel geld kunnen verdienen. Let wel: ik heb daar geen waardeoordeel over. Ik constateer gewoon welke goede en slechte kanten dit fenomeen heeft. Maar het is niet toevallig dat Ovidius en Seneca al zeiden dat de functionaris zijn plicht doet zoals een hoer dat doet. Managers moeten mensen ontslaan, ook al vinden ze dat eigenlijk verkeerd. Het goede wordt gedicteerd door de omstandigheden. Innerlijkheid komt er niet aan te pas. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, die dit misschien best begrepen heeft, haalt deze schrijvers aan in zijn boekje Opus Dei, dat gelezen kan worden als een studie naar de verwording van het begrip “plicht”.’
Ook op macroniveau wordt het functionele belangrijker. Werknemers worden vervangen door zzp’ers, die alleen nodig zijn voor een bepaalde functie. Maar van een werkgemeenschap blijft zo weinig over.
‘Dat klopt. Organisaties zetten veel meer in op Gesellschaft dan op Gemeinschaft, meer op onderneming dan op gemeenschap. Relaties worden contractueel. Dat holt niet alleen je professie uit, maar ook je karakter, beschrijft Richard Sennett in The Corrosion of Character. Waar ambachtelijk werk ooit nog bijdroeg aan de vorming van je karakter, zie je dat voor dit punt bijna geen aandacht meer bestaat. Wat voor mensen betekenis heeft, wordt publiekelijk niet meer herkend. Betekenis is een privézaak geworden. Alleen geld heeft in het publieke domein nog enige betekenis.’

Gek, ik denk ineens aan voetbal. U ook?
‘Ja, het is het verhaal van het voetbal: langjarige contracten verdwijnen, spelers kennen geen clubliefde meer. En er ontstaat een plutocratie: heerschappij van de rijken. De sukkels die proberen daaraan mee te doen, vallen door de mand. Denk aan mijn eigen club, FC Twente. Een paar lokale miljonairs zouden die club wel even vooruithelpen, maar uiteindelijk zitten ze met enorme schulden.’

We kunnen het ook hebben over woningcorporaties, of ziekenhuizen, of banken. Stel, ik ben een bankier die zich alleen laat leiden door kortetermijnwinst. Waar zou u me op kunnen aanspreken?
‘Nergens op. Wat heeft het voor zin? Het is je eigen zaak. Ik spreek veel voor managers. Ik kan wel met morele betogen komen, maar wat zou ik kunnen veranderen? Moraal is heel problematisch, want de moraal van zo’n bankier is juist dat hij goed bezig is. Ik ga een bankier niet vertellen wat goed is. Ik kan hem hooguit wat meer aan het denken zetten.’

Waarover dan?
‘Over verantwoordelijkheid. Er zijn veel definities van verantwoordelijkheid, maar meestal horen we managementflauwekul. Er is maar één definitie die ergens op slaat, en dat is de die van Hans Jonas: dat je altijd bereid bent om je zorgen te maken over wat kwetsbaar is.’

Maar een bankier kan niet in zijn eentje bepalen dat hij niet voor de kortetermijnwinsten moet gaan.
‘Dat klopt, verantwoordelijkheid is heel diffuus geworden. Maar ze sluimert wel ergens. Ergens weet je wel wat de bedoeling is. Dat geldt ook voor mij. Ik ben er verantwoordelijk voor dat studenten gevormd worden. Maar ik moet ook administratieve handelingen verrichten, toetsmatrices maken, lijstjes samenstellen enzovoort. Maar verantwoordelijkheid nemen is kwetsbaarheid beschermen. Ik zie niet in hoe die administratie daartoe bijdraagt. Er is een onoplosbare spanning tussen functionele verantwoordelijkheid en persoonlijke verantwoordelijkheid.’

Wat bedoelt u daarmee?
‘Neem de chirurg die een spoedgeval binnenkrijgt. Hij moet heel snel opereren, maar hij moet zich wel aan het protocol houden. Wanneer de patiënt onverhoeds overlijdt, gaat hij vrijuit. Maar als de chirurg de regels doorbreekt en de patiënt overlijdt, wordt de chirurg persoonlijk verantwoordelijk gesteld. Wie regels doorbreekt, neemt geen functionele maar persoonlijke verantwoordelijkheid.’

Dus u wilt mensen stimuleren om persoonlijke verantwoordelijkheid te blijven nemen?
‘Nee hoor, dat moeten mensen zelf uitzoeken. Ze hebben meer morele eisen die aan hen worden gesteld – zorgen voor hun gezin bijvoorbeeld. Wie persoonlijke verantwoordelijkheid neemt, krijgt persoonlijke consequenties. De bureaucratie zal er overigens niet blij mee zijn. Dus krijgen zulke mensen een promotie, waardoor ze weer functioneel en middelmatig worden. Middelmaat is echt belangrijk voor het functioneren van een bureaucratie.’

U doet er heel nuchter over, maar dit is toch ontzettend erg?
‘Tja, moreel oordelen heeft hier weinig zin. Bureaucratie is niet goed of fout, bureaucratie is. Ja, het heeft gevaarlijke kanten. Het heeft oorlogsmisdadigers opgeleverd die zich in Neurenberg beriepen op het motto: bevel is bevel. Mooi bewijs voor het gebrek aan innerlijkheid.’

Hoe kunt u dat zeggen? Zo’n systeem is toch een ramp?
‘Je wilt steeds een eenduidig oordeel horen over het systeem, maar het heeft gewoon twee kanten. Het bureaucratisch systeem is die ambivalentie. Het is, zoals David Graeber het stelt, het water waarin we zwemmen. De situatie is een aporie, dat wil zeggen, er zijn evenveel argumenten voor als tegen. De wereld is vol paradoxen waar je niet uit komt. Soms heb je die ont-innerlijking nodig. Denk aan de weigerambtenaar die geen homo’s wil trouwen omdat dat tegen zijn of haar geweten ingaat. Het zou wat zijn als alle ambtenaren hun innerlijk zouden mogen volgen! We hebben juist ambtenaren nodig die dingen moeten kunnen uitvoeren waar ze tegen zijn. Maar het is tegelijk ook heel verneukeratief. Want waar kun je ze dan verantwoordelijk voor houden? Kortom, dit is de bureaucratische aporie. Je komt er niet uit. Moraal of ethiek biedt geen gemakkelijke oplossingen. Daarom zijn dit ook belangrijke filosofische thema’s, want de filosofie begint met de verwondering over aporieën.’

Wat hebben we aan balans als het functionele het persoonlijke in de praktijk volledig overvleugelt? Op een gegeven moment wordt verantwoordelijkheid nemen onmogelijk.
‘Er is altíjd ruimte voor verantwoordelijkheid. Dat zeggen alle denkers. Plato zei al dat de baas ook degene is die de strikte regels ter discussie kan stellen. Dan toont een leidinggevende dat hij een leider is. Iedereen op de werkvloer heeft ruimte. Juist laag op de werkvloer heb je meer vrijheid en macht. Secretaresses bijvoorbeeld. Zij weten meestal meer over de baas dan wie ook!’

Daarom vervangen steeds meer bedrijven hun secretaresse door software, gerund door een extern bedrijf. Denkt u niet dat onze vrijheid wordt ingekapseld?
‘Ik ben van nature niet zo bezorgd. Bepaalde ontwikkelingen volgen elkaar op. De bureaucratie kon zo dominant worden doordat professionals er zo’n klerezooi van maakten. Ik heb zelf tamelijk uitgesproken opvattingen. Maar ineens word ik voor verschillende besturen gevraagd, terwijl dat tien jaar geleden echt niet voorkwam. Ik draag hopelijk zelf bij aan die verschuiving. Door mensen bijvoorbeeld te laten nadenken over het verschil tussen functie en persoon. Of door te wijzen op het belang van innerlijkheid.’

Kunt u een concreet voorbeeld noemen van hoe bij uzelf innerlijkheid is gestimuleerd?
‘Ik heb de laatste jaren mijn ouders zien sterven. Bij dergelijke processen vallen de bureaucraten over je heen. Van begrafenisondernemers tot gemeenteambtenaren en bankbediendes. Af en toe had ik het gevoel dat al deze functionarissen met me solden en sleurden. Nooit had ik het gevoel dat ze iets van het verdriet begrepen. Maar tegelijkertijd stelde ik mezelf ook de vraag: zou ik gebaat zijn geweest bij hun medelijden of morele betrokkenheid? Wat verwachtte ik eigenlijk van al deze bureaucraten? En heb ik het tijdens het stervensproces eigenlijk zelf allemaal wel zo goed gedaan? Je komt er niet uit. Maar het is wel belangrijk om deze vragen te blijven stellen. En om ons erdoor te laten raken.’

Dit artikel is u cadeau gedaan vanwege de cursus Moreel Leiderschap, gegeven door Joep Dohmen en begeleid door Leon Heuts, hoofdredacteur van Filosofie Magazine, en Kees Tillema van Het Zuiderlicht. Lees meer>>>