Home ‘De mens is niet eenduidig’

‘De mens is niet eenduidig’

Door Janneke Adema op 24 oktober 2019

‘De mens is niet eenduidig’
Cover van 11-2019
11-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

De hartstilstand die Fokke Obbema (56) in 2017 kreeg, veranderde zijn kijk op het bestaan. Na zijn herstel schreef de journalist van de Volkskrant een interviewserie met als eerste vraag: ‘Wat is de zin van het leven?’
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat kan ik weten?

‘Ik ben geneigd om ons niet-weten te benadrukken. De mensheid heeft een ontzagwekkend gebouw aan kennis geconstrueerd, zo groot dat niemand nog van het geheel kennis kan nemen. Daardoor zijn we tot verregaande specialisatie gedwongen.

Tegelijkertijd weten we nog heel weinig. “Elke vraag die we oplossen, levert weer tien nieuwe vragen op”, zei biochemicus Bert Poolman toen ik hem interviewde. “Elke keer als we een stap verder komen, besef ik hoe weinig we eigenlijk nog weten.”

Beeld Maarten Noordijk

Het gebrek aan kennis heb ik concreet ervaren: geen cardioloog kan me vertellen waardoor ik een hartstilstand heb gekregen. Kom over twintig jaar maar terug, dan weten we meer over de genetische kant, kreeg ik te horen.

Het niet-weten valt ook te illustreren aan de hand van de vraag naar de zin van het leven. Daar kan iedereen zijn eigen antwoord op geven, maar fundamentele zekerheid valt niet te verkrijgen. Ook na duizenden jaren zoeken in talloze culturen weten we niet of dit leven een hoger doel dient. De vraag is wel nuttig, want hij helpt te bepalen wat essentieel is in het leven. Maar het niet-weten dwingt ook tot bescheidenheid.

Die zouden we in zijn algemeenheid wat meer mogen opbrengen – bijvoorbeeld over wat de wetenschap vermag. We hebben haar op de plaats van de religie gezet – we hechten een grote waarde aan bewijzen, aan meten en weten. Maar de wetenschap kan niet de plek van de religie overnemen als het gaat om existentiële vragen.’
 

Wat moet ik doen?

‘Allereerst zou ik “moeten” willen vervangen door “mogen”. Essentieel voor ons leven is dat het echt van ons is en dat het ons dus vrijstaat ermee te doen wat ons goeddunkt. Ook al wordt onze vrijheid natuurlijk beperkt door de vrijheid van anderen.

Sartre had gelijk: we zijn tot vrijheid gedoemd’

Het belang van vrijheid kan bijna niet genoeg worden benadrukt – ik vind het mooi dat we dat ook in onze fundamenteelste teksten hebben vastgelegd, zoals de Universele Ver­klaring van de Rechten van de Mens, waarin onder meer de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst staan. Maar aan onze vrijheid kleeft ook de verantwoordelijkheid iets van ons leven te maken. Je kunt je denkvrijheid deels opgeven, bij­voorbeeld door een goeroe of een geloof te volgen, maar ook dan maak je gebruik van je vrijheid. Dus Sartre had gelijk toen hij stelde: “We zijn tot vrijheid gedoemd.

Hoe kun je iets van je leven maken? Ik zou een liefdevolle, respectvolle omgang met de ander voorop willen stellen – welke rol je ook speelt. Als er in mijn zoektocht naar een antwoord op de zinvraag een rode draad zit, dan is het wel de verbinding met anderen. Ongeacht of mijn gesprekspartner gelovig of atheïstisch was, man of vrouw, oud of jong, vrijwel iedereen hamerde op het aambeeld van verbondenheid.’
 

Wat mag ik hopen?

‘Je mag hopen dat je een betekenisvol leven leidt. Daarbij gaat het wederom om je relatie tot de ander. In mijn geval draait het om de vraag: ben ik een goede partner, vader, zoon, collega? Help ik anderen bij hun ontwikkeling?

Beeld Maarten Noordijk

Daarnaast kun je hopen op een goede manier betrokken te zijn bij de samenleving. Om dat te kunnen is een zekere mate van zelfinzicht en innerlijke rust nodig. Filosofe Joke Hermsen haalde in een interview Aristoteles aan met zijn streven naar een goede ziel – naar het goede, waardige, liefdevolle, naar de zorg om de ander. Verder mag je hopen dat je leert te vertrouwen of blijft vertrouwen – op de ander, maar ook op het leven zelf. Dat is moeilijk, omdat het leven je kaarten kan toespelen die dat vertrouwen ondermijnen: een geliefde die wegloopt, naasten die je ontvallen, ziekte, noem maar op. Bovendien is het leven een proces van afscheid nemen, van verliezen: de kracht van je jeugd, van je ouders en uiteindelijk van je eigen leven. Dat is best pittig, alles bij elkaar.’
 

Wat is de mens?

‘“De mensheid is een ‘over het paard getilde diersoort’”, zei bioloog Theunis Piersma. Dat vond ik mooi. Ik denk dan aan de hoogmoed, het alles denken te weten. Maar ik ben ook geneigd met empathie naar de mens te kijken. Het is een getalenteerd, maar onvolmaakt wezen – in staat tot grote liefde en diepe haat, tot weten en niet-weten. De mens is geneigd het goede te doen, al zijn daar verschrikkelijke uitzonderingen op. Het goede is respectvol met naasten en de natuur omgaan. Alle aandacht voor de gevallen waarin dat niet gebeurt, zie ik als stapjes op weg naar een groter bewustzijn. Dat sluit aan bij mijn optimistische inborst.’