Home ‘De mens is geen idee’

‘De mens is geen idee’

Door Daan Roovers op 26 maart 2013

09-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
We moeten optreden tegen onrechtvaardigheid, maar we mogen daarbij niet dezelfde fouten maken als de overheersers, stelt Albert Camus: ‘Niets hier op aarde is de prijs van mensenbloed waard.’
 
Parijs, 1951. De Fransen kijken reikhalzend uit naar de publicatie van het nieuwe boek van Camus, die inmiddels naam heeft gemaakt met zijn romans De vreemdeling (1942) en De pest (1947). De mens in opstand wordt aangekondigd als zijn hoofdwerk, en zou politiek uitermate controversieel zijn. Maar als het verschijnt laat Les Temps Modernes, Sartres gezaghebbende tijdschrift voor linkse intellectuelen, het nieuwe boek eerst eens rustig een half jaar op de plank liggen. Sartre zit ermee in zijn maag, weet dat hij er niet omheen kan en wijst uiteindelijk Francis Jeanson, een tot dan toe betrekkelijk anonieme medewerker, aan om het boek te bespreken. In een vileine recensie van twintig pagina’s serveert Jeanson De mens in opstand af als ‘pseudo-filosofie’, een boek met een ‘Rode-Kruismoraal’ en ten slotte ‘een mislukt boek’. Camus is zeer aangeslagen. Hij schrijft een reactie en ook Sartre mengt zich nog in de polemiek, maar het komt niet meer goed. Het leidt tot de beroemde breuk. Camus, verslagen: ‘Wat moet ik doen? Hem op zijn bek slaan? Hij is te klein!’
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

Communisme

De hoofdvraag uit De mens in opstand luidt: Hoe is verzet tegen onrechtvaardigheid en vernedering mogelijk zonder zelf anderen te vernederen? In een historische schets rekent Camus genadeloos af met enkele heroïsche verzetsdaden uit het verleden, waaronder de onthoofding van de koning door het Franse volk in 1793. Hij haalt daarbij een uitspraak van Rousseau aan: ‘Niets hier op aarde is de prijs van mensenbloed waard.’ Camus, die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog inzette voor een verzetskrant, stelt dat we móeten optreden tegen onrechtvaardigheid, maar dat we niet dezelfde fout mogen maken als de onderdrukkers. Camus staat een meer menselijke, meer humane vorm van verzet voor, die geleid wordt door zijn gouden regel ‘De opstandige vernedert niemand’.

 

Ook de actuele politiek van zijn tijd neemt Camus op de korrel. In scherpe bewoordingen neemt hij afstand van politieke regimes die de mens vernederen door hem slechts als een ding te behandelen. Het communisme hoort daar beslist bij, volgens Camus. Het is een nihilistisch ideologie omdat ze elke waarde in het heden ontkent en alleen gelegitimeerd kan worden door een doel dat in de toekomst ligt. Voor Camus is dat onverteerbaar. De individuele mens is en blijft bij hem altijd de maat van alle dingen en deze mens kan nooit ondergeschikt worden gemaakt aan welke toekomstige heilsverwachting dan ook. Deze aanval op het communisme komt hard aan in de jaren vijftig en is aanleiding tot de breuk met fellow-traveller Sartre.
 
De breuk met Sartre staat aan het begin van wat waarschijnlijk de moeilijkste periode uit Camus’ leven zal zijn. De slechte kritieken op De mens in opstand stemmen Camus somber, hij heeft moeite aan het werk te komen en brengt het grootste deel van zijn tijd door met vrienden en zijn maîtresse. Maar lang duurt dat niet. Zijn vrouw Francine raakt zwaar depressief en zelfs suïcidaal. Camus voelt zich schuldig, en laat een van zijn hoofdpersonen in De val enkele jaren later zeggen: ‘Lieve kind, gooi je toch alsjeblieft nog eens in het water, en geef me nog een keer de kans je te redden en mezelf erbij!’ In de daarop volgende jaren zal hij zich noodgedwongen meer toeleggen op zijn familie. Ook lichamelijk steekt hij niet zo lekker in zijn vel. Een onschuldige verkoudheid blijkt een heropleving van zijn tuberculose. En bij de escalerende politieke situatie in Algerije voelt Camus, zelf van Frans-Algerijnse afkomst,  zich zeer betrokken én machteloos.
 

Amsterdamse grachten

Op 5 oktober 1954 bezoekt Camus Nederland en houdt een voordracht in Den Haag. Het is de enige keer dat hij ons land zal bezoeken en ondanks het slechte weer besluit hij dat het een geschikt decor is voor zijn volgende novelle De val (‘is het u wel eens opgevallen, dat die concentrische grachten van Amsterdam op de cirkels van de hel lijken?’). Bij die gelegenheid spreekt hij in Den Haag een gezelschap van boekhandelaren toe over de rol van de kunstenaar, een thema dat ook in De mens in opstand uitgebreid aan bod komt. Wat kan de kunstenaar betekenen in het maatschappelijk verzet? Camus stelt daarin dat het schrijven van romans de ultieme vorm van verzet bieden is, want daarin kan men een alternatief voor de bestaande wereld laten zien. ‘Daar geeft de mens zichzelf eindelijk de vorm en de geruststellende grens die hij in zijn bestaan vergeefs najaagt. De roman vervaardigt lotsbestemming op maat.’ In een roman kan men de wereld afwijzen, zonder haar te verlaten – een essentieel kenmerk van de ware, geweldloze opstand, aldus Camus.
 
Enkele weken later, op 1 november 1954 begint in Algerije de bloedige opstand tegen het koloniale Franse bewind. Camus, wiens familie nog in Algerije woont, voelt zich verscheurd door verschillende loyaliteiten en neemt, geheel in lijn met zijn opvattingen in De mens in opstand een genuanceerd standpunt in. Wie is eigenlijk die inheemse Algerijn?, zo vraagt Camus zich af. Behoren daartoe niet ook die één miljoen Fransen die daar al generaties lang leven (en gemiddeld een nog lagere levensstandaard hebben dan de Arabische Algerijnen) – zoals zijn eigen familie? Bovendien wijst Camus het gewelddadige verzet af: hij vreest voor de levens van zijn familie en vrienden. ‘Geen enkele zaak, zelfs niet als ze onschuldig en rechtvaardig is gebleven, zal me ooit de band van solidariteit doen doorbreken met mijn moeder. De grootste zaak die ik ken op de wereld.’ Na een mislukt vredesinitiatief besluit hij zich verder afzijdig te houden. Dit komt hem op het verwijt van ‘lafaard’ en ‘koloniaal’ te staan.
 
In een van zijn romans schetst Camus een soort beeld van hoe die menselijke opstand eruit zou kunnen zien. De pest is een kroniek van een door een epidemie geteisterde stad in Algerije, die daardoor volledig afgesneden is geraakt van de buitenwereld. Als er maar geen einde aan de pestepidemie lijkt te komen en de mensen sterven als ratten vindt er een gesprek plaats tussen Tarrou en de journalist Rambert, die probeert om de stad te ontvluchten naar zijn geliefde buiten de muren. Tarrou, assistent en vriend van dokter Rieux, waagt elk dag zijn leven als vrijwilliger tussen de patiënten.
‘- Zeg eens, Tarrou, ben jij in staat om te sterven voor een liefde?
– Ik weet niet, maar het lijkt me van niet, op dit moment.
– Kijk eens aan. En je bent wel in staat om te sterven voor een idee, dat zie je met je ogen dicht. Nou, ik voor mij heb genoeg van mensen die sterven voor een idee. Ik geloof niet in heldendom, ik weet dat het gemakkelijk is en ik ben erachter gekomen dat het moorddadig is. Wat me interesseert,  is leven en sterven voor wat je liefhebt.
Rieux had aandachtig naar de journalist geluisterd. Zonder zijn blik af te wenden zei hij zacht:
– De mens is geen idee, Rambert.’