Home ‘De mens als onsterfelijk wezen’

‘De mens als onsterfelijk wezen’

Door Florentijn van Rootselaar op 21 maart 2005

03-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Met de vertaling van De ethiek van Alain Badiou is nu een belangrijk en controversieel denker voor Nederland toegankelijk. Badiou pleit tegen de mensenrechten, maar voor de mens.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Of het nu om links of rechts gaat, mensenrechten worden door beide kampen gevierd als nieuw ideaal. Rechts kan een land binnenvallen 'vanuit humanitaire motieven' onder verwijzing naar 'de mensenrechten die worden geschonden'. Zelfs als links een dergelijke inval afwijst, gebeurt dat vaak vanuit een sterke verbondenheid met diezelfde mensenrechten: is het land wel binnengevallen vanwege die rechten, is hun vraag, of gaat het om machtspolitiek of gewoon olie? En worden door een dergelijke inval die gepaard gaat met zoveel collateral damage – lees: mensenlevens – de mensenrechten niet eerder geschonden dan verdedigd?

Het vergt moed om in een dergelijke eensgezindheid de ideologie van de mensrechten op de korrel te nemen. Want, zegt de Franse filosoof Alain Badiou, 'de kracht van deze doctrine is op het eerste gezicht de evidentie ervan.' Toch is er onder filosofen een groeiend aantal dat kritiek levert. Badiou, een van de meest uitgesproken critici, was in Nederland alleen bekend in kleine kring. De vertaling van zijn meest toegankelijke en bondige werk, De ethiek. Essay over het besef van het kwaad, is een belangrijke gebeurtenis omdat zijn werk nu ook wordt ontsloten in het Nederlands.

Waarom richt Badiou zich tegen de mensenrechten? Net als andere critici ervan wijst hij erop dat ze naar believen tot uitgangspunt worden uitgeroepen, maar even snel weer vergeten worden. Een land binnenvallen kan verdedigd worden door te verwijzen naar de mensenrechten. Maar ondertussen wordt de honger in Afrika nog steeds niet afdoende bestreden, terwijl het toch een mensenrecht is om voldoende voedsel te hebben. Diezelfde lacune is ook kenmerkend voor andere vormen van ethisch denken. Denk aan de 'nationale ethische commissies', denk aan een arts die zich over elke mens zou moeten ontfermen, terwijl het voor illegalen en mensen zonder verzekering moeilijk wordt gemaakt de arts te consulteren. 'Zo zal de arts die zich bekent tot de “ethische” ideologie in vergaderingen en commissies allerlei overwegingen en mijmeringen aangaande “de zieken” ten beste geven, die precies hetzelfde zijn in zijn ogen als de haveloze massa van slachtoffersin die van de voorvechter van de mensenrechten: een “menselijke” totaliteit van Untermenschen.'

Badiou wil aantonen dat de ethiek – de mensenrechten – de mens louter als slachtoffer beschouwen en hem daarmee reduceren tot een dier. Zeker, zegt Badiou, de mens is wel een diersoort, maar de reductie tot dier ontkent de menselijke mogelijkheid om anders te zijn dan een dier, om zich niet te laten bepalen door de omstandigheden. De mens kenmerkt zich echter door de 'koppige volharding om te blijven wat hij is, dat wil nu juist zeggen iets ánders dan een slachtoffer (…) Het feit dat we uiteindelijk allemaal doodgaan en dat er alleen stof overblijft, doet niets af aan de identiteit van de Mens als onsterfelijk wezen, op het moment waarop hij bevestigt wat hij is tégen de wens-een-dier-te-zijn waaraan de omstandigheden hem blootstellen.'

Wie tegenwoordig meer wil dan de mensenrechten, zegt Badiou, krijgt al snel het verwijt dat een dergelijk utopisch verlangen alleen maar tot kwaad kan leiden (die critici refereren aan de 'totalitaire nachtmerries' van de eenentwintigste eeuw), en dat hij daarom genoegen moet nemen met een reductie van het kwaad in plaats van het goede te willen. Vanwege die wens beticht Badiou de ethiek-aanhangers van nihilisme, van de onwil de wereld te verbeteren. Hij beticht ze daarom ook van een 'taai conservatisme'. En, als uitsmijter stelt hij dat als de mens verboden wordt zich met het goede bezig te houden, hem eenvoudigweg wordt verboden mens te zijn.

Menselijkheid ontstaat volgens Badiou pas door je in te zetten voor het goede. Dat werkt hij op een bijzonder eigenzinnige wijze uit. Tegenover de algemeenheid van de ethiek die bij voorbaat alles onderbrengt in termen van mensenrechten, stelt Badiou de bijzonderheid van een situatie waardoor iemand aangesproken wordt. Dat kan betrekking hebben op de arts die zich ondanks het ontbreken van een budget inzet voor de patiënt, maar het speelt ook in andere domeinen die traditioneel niet in verband worden gebracht met ethiek: bijvoorbeeld liefde, wetenschap en kunst. Denk aan het aangesproken worden in de liefde, of het volgen van een wetenschappelijke passie. Badiou noemt ook nog 'Haydns uitvinding van de klassieke muzikale stijl'.

Badiou noemt dit soort gebeurtenissen 'evenementen'. Kenmerkend daarvoor is dat ze ontwrichtend zijn, dat ze het bestaande leven, de bestaande opvattingen doorbreken,  en dat ze niet afgeleid kunnen worden uit het voorgaande. Dan handelt de mens op een manier waartoe hij zich van tevoren niet in staat had geacht.Badious opvatting over het goede kan makkelijk aanleiding geven tot misverstanden: staat hij soms een leven voor dat van bevlieging naar bevlieging gaat? Nee, pas door trouw te zijn aan een dergelijk evenement, zegt Badiou, wordt de mens mens. Door een leven anders in te richten na de verliefdheid, door de 'consequenties' daarvan te aanvaarden. Badiou stelt tegenover de heersende ethiek een ethiek die gekenmerkt wordt door een veel grotere rigueur, en ook door de wens om de wereld werkelijk te veranderen.