Home De jamsessie als metafoor: vrijheid!

De jamsessie als metafoor: vrijheid!

Door Jurriën Rood op 26 september 2019

De jamsessie als metafoor: vrijheid!
Cover van 10-2019
10-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

De jamsessie kan heel goed model staan voor tal van situaties in het maatschappelijk verkeer. Er valt van te leren hoe een zich onderwerpen aan een of twee regels een grote mate van individuele vrijheid mogelijk maakt.

Meer dan 25 jaar doe ik het al: spelen in jamsessies. Mensen die elkaar niet kennen maken samen muziek, voor een publiek en met een onmiddellijk resultaat en zonder ooit gerepeteerd te hebben. In eerste instantie had ik moeite om me er staande te houden, als amateur-saxofonist. Maar na een aantal jaren, waarin ik me bezighield met pop en jazz en alles ertussenin, begon me iets op te vallen aan deze muzikale bijeenkomsten: de onzekerheid en vrijheid van de spontane, openbare samenwerking kan glanzend slagen. Áls er wordt samengewerkt. Want het kan ook uitlopen op instanttegenwerking.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Beeld: Marc Suvaal

En daarin lijkt de jamsessie, kortweg ’jam’, verrassend veel op situaties uit het openbare leven, waar onbekenden samen direct tot een resultaat moeten komen. Het verkeer is een voorbeeld, of de openbare discussie, een noodsituatie of het multiculturele samenleven zelf, stuk voor stuk maatschappelijke vormen van onmiddellijke samenwerking-in-vrijheid. Hier gaat regelmatig van alles mis; vaak komt samenwerking niet van de grond en opent zich tussen de deelnemers een afgrond.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Als we de jamsessie als metafoor nemen voor die andere situaties waar samenwerking cruciaal is, valt hier wellicht iets te leren. Ook bij jam­sessies slaagt de samenwerking lang niet altijd. De jam is een kleine, overzichtelijke arena, waarin slechts een beperkt aantal factoren invloed hebben en die kun je onderscheiden en benoemen. Wat is het geheim van de jamsessie en wat kan de rest van de wereld daaraan hebben?

Kijk eens naar automobilisten, fietsers en voetgangers bij een kruispunt. Ze volgen meestal de verkeersregels. Maar wat gebeurt er als de verkeerslichten ineens uitvallen? Regelen de verkeersdeelnemers dan zichzelf en elkaar, of ontstaat er al snel chaos, een totale opstopping? Het verkeer als vrije jamsessie, die gemakkelijk kan ontaarden in een traffic jam.

Openbare scheldpartij

Een ander terrein is de publieks­discussie, of de forumdiscussie met vragen uit de zaal. Onbekenden treffen elkaar om een thema te bespreken, nemen om beurten het woord en gaan in op elkaars argumenten. Tenminste, dat is de bedoeling. Regelmatig verwordt de discussie echter tot een stapeling van monologen, waarbij het thema uit beeld verdwijnt. Of zij ontaardt in een openbare scheldpartij. Een strakke discussieleiding die zorgt voor een eerlijke verdeling van de spreektijd is impopulair geworden. Maar die vrijheid leidt zeker niet vanzelf tot harmonie. Ook deze ‘jamsessie’ kan zomaar mislukken.

Al in 1974 signaleerde socioloog Richard Sennett in The fall of public man dat de moderne westerse mens zich niet goed raad meer weet met het openbare leven. Dat komt allereerst tot uitdrukking in de teloorgang van de openbare ruimte, zoals pleinen en parken. Sennett verklaart het uit de grote invloed die de (verlichtings)ideeën van vrijheid en authenticiteit op ons hebben gekregen, ideeën die terug te voeren zijn op de filosoof Jean-Jacques Rousseau. Gechargeerd gezegd: we willen alleen nog ‘onszelf zijn’. Het valt ons zwaar er nog een publieke persona op na te houden. Maar juist die is nodig om het publieke belang te kunnen onderhouden. In zijn recente boek Together constateert Sennett dat het probleem van het samenkomen alleen maar groter is geworden. Voor Nederland geldt hetzelfde patroon, zo wordt bevestigd door de rapportages van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). De maatschappelijke ontwikkeling over de afgelopen decennia vat het SCP samen in twee kernbegrippen: individualisering en atomisering, de tegenpolen van gezamenlijkheid.

Natuurlijk wordt er nog steeds en op veel plaatsen samengewerkt, bijvoorbeeld in de werksfeer, waar de samenwerking doorgaans berust op betaling, een zekere hiërarchische structuur en een aantal sturende regels en dus op een zekere onvrijheid. De problemen doen zich vooral voor als we kijken naar opener situaties uit het publieke leven, waar de deelname onbetaald is, vrij en in zekere mate vrijwillig. Hoe kan hier samenhang bereikt worden? In de vrije maatschappij kunnen we niet meer eenvoudig teruggrijpen op (strenge) regels en autoriteit. Dat zou een terugval zijn. Maar we kunnen wel degelijk zelf veel doen. En de jamsessie kan het ons leren.

In de veelheid aan factoren die een jamsessie kunnen bederven (slecht geluid, slechte muzikanten et cetera) springt er één uit: de muzikant die voor zichzelf speelt, veel te lange solo’s neemt en veel te weinig op de rest let. Deze ego-jam is de grootste vijand. Anders gezegd: individuele vrijheid mag het niet winnen van groepsbewustzijn en regels.

In de maatschappij is het net zo. De auto­mobilist die denkt: stik maar, ik heb haast, ik geef gas; de discussiedeelnemer die anderen onderbreekt, zijn eigen verhaal houdt en zich niet tot de orde laat roepen. Doorgeschoten individuele vrijheid is de grootste belemmering van samenhang en samenwerking.
 

Geen pijlen op de weg

Hoe wordt dit probleem bij de jamsessie aangepakt? Ten eerste met regels. Er bestaan puur muzikale regels (toonaard, ritme), maar ook sociale (niet door andermans solo heenspelen). Het leuke van de jam is dat deze regels grotendeels onuitgesproken blijven, maar ze zijn er wel degelijk. En dan is er meestal een leider bij de jamsessie, die erop toeziet dat het samenspelen van de grond komt en de regels nagevolgd worden. Dat is allemaal niets bijzonders.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Echt interessant wordt het als de leiding ontbreekt, of zichzelf onzichtbaar maakt. En als daarnaast ook het gangbare muzikale houvast achterwege blijft; geen vaste stukken meer, maar starten met slechts een paar akkoorden en een riffje. Zo’n vrije, open jam vertegenwoordigt eigenlijk de samenwerking in vrijheid op zijn allerlastigst: onbekenden die à la minute met iets moeten komen en vrijwel geen zekerheden meer hebben. En toch blijkt ook deze opzet te kunnen slagen.

Dat komt door het accepteren en internaliseren van een paar minimumregels; we nemen deze akkoorden en dit ritme en houden ons eraan. De muzikanten die bij elkaar staan, doen dit vaak automatisch, zonder woorden, soms zelfs nauwelijks bewust. Ze kiezen ervoor omdat ze weten, dan wel aanvoelen, dat op deze manier het doel bereikt kan worden: individueel en gezamenlijk muziek maken. Het kan een vanzelfsprekende stap lijken, maar dat is het al niet binnen de jamsessie en zeker niet in de maatschappij.

Ditzelfde mechanisme is werkzaam in de shared space, een nieuwe vorm van verkeersregeling die toegepast is op het kruispunt achter het Centraal Station in Amsterdam. Alle gebruikelijke aanwijzingen zijn weggelaten: geen stoplichten, geen verkeersborden, geen pijlen op de weg. Er is slechts een kruising van wegen, waar fietsers, scooters, voetgangers zelf hun weg moeten vinden en dus rekening moeten houden met elkaar. Autoriteit en regels doen opzettelijk een stap terug en geven alle verantwoordelijkheid aan de individuele deelnemer. Dat dit behoorlijk goed werkt, kan iedereen vaststellen die er een kwartiertje tijd voor neemt om de situatie te observeren. Maar het is een misverstand om, zoals in de publiciteit wel gebeurt, de shared space te zien als het bewijs dat ‘we geen regels nodig hebben’. De regels zijn er nog steeds, maar ze zijn geïnternaliseerd. De shared space is een wereldse vorm van vrije jamsessie, die een groot beroep doet op ieders individuele werkzaamheid en het volgen van een paar minimumregels. We kunnen niet meer leunen op de externe autoriteit van het stoplicht, we moeten het zelf op ons nemen. En dat doet niet iedereen: steeds zijn er personen die zich nergens wat van aantrekken en op volle vaart dwars door de kluwen heen razen. Net als bij de jam wint de eigen vrijheid het regelmatig van de gezamenlijkheid. Dat hoeft niet te verbazen. Er moet namelijk een idee overwonnen worden, dat in onze wereld machtig is. Het is het idee dat regels altijd de vijand zijn van vrijheid. Dat idee blijkt een misverstand.

Ons idee van vrijheid is, behalve door Rousseau, sterk beïnvloed door de opvattingen van de Engelse filosoof Isaiah Berlin. Zijn onderscheid tussen negatieve en positieve vrijheid – misleidende termen die, met Kant, handiger geformuleerd kunnen worden, namelijk als ‘vrijheid ván’ en ‘vrijheid tot’ – krijgen vooral betekenis door de politieke conclusies die hij eraan verbond. ‘Vrij zijn van’ betekent niet belemmerd worden, geen hindernis kennen (gevangenis, verbod). Zodat je vrij bent tot … een nader in te vullen doel. Op individueel niveau vormen ze eigenlijk twee kanten van dezelfde medaille. Dat ligt anders voor vrijheid op groepsniveau. Vanuit de ervaringen met de totalitaire systemen van communisme en fascisme waarschuwde Berlin voor elke staatsideologie die meer wil dan zijn inwoners een ‘vrijheid van’ verschaffen. Het invullen van de ‘collectieve vrijheid tot’, geformuleerd als rationeel ideaal, leidt onvermijdelijk tot individuele onvrijheid. En tot dwang. De staat moet daarom slechts zorgen voor de ‘vrijheid van’ van zijn burgers en zich er verder niet mee bemoeien.

Dit idee heeft school gemaakt. De vrijheid die wij in de liberale, westerse maatschappij zo hoog achten, is een individuele ‘vrijheid van en tot’, die ons op collectief niveau tot niets verplicht (behalve misschien tot het betalen van belasting). ‘Dat maak ik zelf wel uit’, is het motto van de vrije Berliniaanse wereld. Die houding levert niet alleen problemen op bij samenwerkingsverbanden, ook raakt het idee van collectiviteit zelf in het verdomhoekje. Sterker nog: elke regel wordt verdacht. Dat is immers zo’n algemene richtlijn om een stukje vrijheid af te pakken of te begrenzen – en dat gaat ten koste van mijn individuele, door de staat gegarandeerde ‘vrijheid van’! Regels verschijnen als kwelgeesten van de vrijheid.

Dat zijn ze echter lang niet altijd. Om weer terug te keren naar de muziek: een toonaard is een regel die bepaalt welke notenreeks er gespeeld kan worden en dus ook welke notenreeksen niet passen. Een duidelijke beperking van de individuele vrijheid! Ja, maar zonder die basisregel is er überhaupt geen harmoniërende muziek. En belangrijker: deze regel geldt voor alle deelnemers in gelijke mate en is een noodzakelijke voorwaarde voor gezamenlijk musiceren. Welke noten uit de reeks iemand vervolgens speelt, dat blijft binnen jazzachtige improvisatie helemaal diens vrije keuze. In Berlin-termen: een zekere inperking van ‘vrijheid van’ leidt tot een duidelijke, gemeenschappelijke ‘vrijheid tot’. De regel schépt vrijheid, op een hoger niveau. Wat ontstaat, is een collectieve vrijheid tot (namelijk om binnen deze toonaard muziek te maken), waarbij de individuele vrijheid nog steeds erg groot is. Dit is het niveau dat je moet bereiken voor een succesvolle jamsessie.
 

Teruggewonnen vrijheid

We zijn zo gewend geraakt om door een Berlinbril naar vrijheid te kijken dat alleen al bij het woord ‘collectief’ de nekharen overeind gaan staan. Het lijkt gekoppeld aan onvrijheid en dwang. De jamsessie laat zien dat dit geen noodzakelijk verband is.

Individuele vrijheid blijkt heel wel te verenigen met een zekere onderschikking aan regels, omdat we daar zelf in alle vrijheid voor kunnen kiezen.

Deze houding van vrijwillige onderschikking (binnen grenzen en met een duidelijk doel) is de essentie van de geslaagde jamsessie. We kunnen de vrije samenwerking realiseren zonder externe autoriteit, maar niet zonder deze bereidheid. Het praktische voorbeeld van de jamsessie toont dat zo’n stap de vrijheid eigenlijk niet vermindert, maar vergroot. Het kleine stukje vrijheid dat individueel wordt ingeleverd, wordt ruimschoots teruggewonnen op gezamenlijk niveau. De verkregen collectieve vrijheid is niet onbegrensd, maar wel voor alle deelnemers gelijk. Daarnaast blijft de individuele variant gewoon voortbestaan, en vooral in solo’s blijft de vrijheid immens. Het enige dat echt ingeleverd wordt, is het merkwaardige idee dat vrijheid uitsluitend mijn individuele vrijheid zou moeten betekenen.

In mijn boek Filosofie van de Jamsessie breng ik het al dan niet slagen van een (vrije) jamsessie terug tot vijf bepalende factoren, samengebracht in het jammodel. Het model maakt het mogelijk maatschappelijke situaties te analyseren en punten voor verbetering aan te wijzen. Hier beperk ik me tot de filosofische ideeën die aan de praktische, sociaal-organisatorische uitwerking voorafgaan.

Echt onmisbaar in dat model zijn slechts twee elementen: een gezamenlijk doel en de houding van vrijwillige onderschikking ter wille van dat doel. Laten we dit de jam-houding noemen. Dit is niet precies hetzelfde als het populaire begrip empathie of ‘denken aan anderen’ – hoe wenselijk beide ook zijn. Het gaat om een bewustzijn dat er behalve ‘ik’ en ‘anderen’ nóg een partij in het geding is: het algemene belang, de publieke zaak, de muziek zelf. Dat is geen vreemde, maar de overkoepeling van mijzelf en al die anderen. Het is wat ons verbindt en waar ik steeds zelf deel aan heb. Het is dus ook in het eigen belang zich voor dit grotere belang in te zetten.

Steeds draait het om de bereidheid deels aan het ego voorbij te gaan en de jam-modus te bereiken. De verrassing is dat deze collectievere modus het ego niet uitschakelt of tegenhoudt, maar optilt naar een hoger niveau.

Is in een vrije maatschappij samen­werking zonder dwang mogelijk? We kunnen het zelf doen, vrijwillig, via een zekere zelfregulering. In de geatomiseerde wereld moeten we de samenhang zelf verzorgen. We zetten dan een volgende stap op weg naar werkelijke autonomie: het autonoom kunnen kiezen voor (een zekere) gebondenheid. En pas met deze stap voltooien we de antiautoritaire revolte van een halve eeuw geleden, die is blijven steken in de individueel opgevatte vrijheid.

Dit is de stap die de vrije jamsessie ons voordoet.

Jurriën Rood is filosoof en filmmaker. Hij schreef drie boeken: Wat is er mis met gezag? (nominatie Socratesprijs), De kwestie Pegida (longlist Socratesprijs) en Filosofie van de Jamsessie. Daarnaast publiceert hij regelmatig korte essays op zijn blog: www.jurrienrood.nl/blog.