Home De god van Alain de Botton

De god van Alain de Botton

Door Elma Drayer op 29 juni 2011

Cover van 06-2011
06-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

‘God mag dan dood zijn, de dringende kwesties die ons ertoe brachten Hem te verzinnen spelen nog altijd’. Religie is ook voor atheïsten, betoogt Alain de Botton in zijn ‘heidense gebruikersgids’.

Minutenlang applaus, hier en daar zelfs een toejuiching – de Britse filosoof neemt de dank met een verlegen lachje in ontvangst. Het publiek heeft duidelijk genoten, vanavond in het uitverkochte Amsterdamse debatcentrum De Nieuwe Liefde. Na afloop staan jong en oud in de rij voor een exemplaar van zijn laatste boek. De signeersessie mag zich in dezelfde belangstelling verheugen.

Ach, zegt Alain de Botton (1969) de volgende dag. ‘Ik heb in Nederland nu eenmaal veel lezers, altijd gehad. Ze schrijven me brieven, en elke dag krijg ik wel uitnodigingen voor lezingen, voor conferenties. Waarom dat zo is? Een kwestie van temperament, denk ik. Ik heb bijvoorbeeld geen lezers in Frankrijk. Nou ja, misschien drie. Die cultuur, met zijn Académie Française, is veel centralistischer: dit hoor je te vinden, die filosoof mag je niet serieus nemen. Nederland is in essentie een natie van vrijdenkers. Door die openheid is er plaats voor een figuur zoals ik.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De genegenheid blijkt geheel wederzijds. ‘Nederland is als Zwitserland, waar ik ben opgegroeid. Het heeft dezelfde ordelijkheid, dezelfde burgerlijke geneugten, dezelfde gemeenschapsgeest – maar dan zonder de Zwitsers. Nee, ik geef onmiddellijk toe dat ik Nederland niet grondig ken. Daar verlang ik ook niet naar. Het is als verliefdheid op iemand in de verte: je wilt geen verhouding. De werkelijkheid zou het beeld maar verstoren.’

Alain de Botton – tenger, opvallend lichte ogen – weet in zijn laatste boek Religie voor atheïsten wederom de tijdgeest te raken. Een heidense gebruikersgids luidt de adequate ondertitel. De seculiere samenleving, betoogt hij, lijdt aan morele gebreken. Om die leemten op te vullen zouden we te rade moeten gaan bij de religie. Volgens De Botton, zelf overtuigd atheïst, blijven sommige religieuze ideeën ook zonder godsgeloof aantrekkelijk en nuttig. Waar het werkelijk om gaat, schrijft hij, ‘is niet zozeer de vraag of God bestaat, maar hoe je verder redeneert wanneer je hebt besloten dat dit uiteraard niet het geval is’.

Religie voor atheïsten biedt een waaier aan suggesties om religieuze rituelen om te buigen naar seculiere varianten. Van een ‘agape-restaurant’ waar je, net als bij de eucharistie, met vreemden kunt eten, via een Grote Verzoendag, waarop je elkaars misstappen vergeeft, tot aan een ‘digitale klaagmuur’ waarop je je noden kwijt kunt.

De grote vergissing van het secularisme, meent De Botton, is de veronderstelling dat volwassenen heus wel weten hoe ze moeten leven. Dat we geen behoefte meer hebben aan troost. Religies hebben volgens hem heel goed begrepen dat wij kinderen blijven. Als geen ander bieden ze begeleiding in een totaalpakket – voor alle zintuigen, voor lichaam én ziel. Waarom zou je, redeneert hij, daar je voordeel niet mee doen? ‘God mag dan dood zijn, de dringende kwesties die ons ertoe brachten Hem te verzinnen spelen nog altijd en vragen om oplossingen die niet verdwijnen zodra we attent zijn gemaakt op enkele wetenschappelijke onjuistheden in het verhaal van de zeven broden en vissen.’

Spirituele shopper

Aangezien de Britse editie pas in januari op de markt komt, weet De Botton nog niet hoe zijn nieuwe boek zal vallen in eigen land. Een vermoeden heeft hij wel. Natuurlijk, zegt hij, zullen gelovigen hem verwijten dat hij een ‘spitituele shopper’ is, uitsluitend geïnteresseerd in wat hem te pas komt. ‘Maar ik zou niet weten wat daar verkeerd aan is. Uit de wereldliteratuur neem je evenmin alle boeken tot je. Dan kies je ook je favoriete schrijvers uit. Dat doe ik nu bij religies.’ Tegelijkertijd denkt hij dat gelovigen blij zullen zijn met dit boek. ‘Ze zullen het interessant vinden om hun religie zo geanalyseerd te zien. De meeste gelovigen zijn tamelijk wanhopig. Ze worden continu en op de kwaadaardigste wijze aangevallen door atheïsten als Richard Dawkins en Christopher Hitchens. Krijgen te horen dat ze geloven in sprookjes, in flauwekul. En dan kom ik en ik zeg: ik geloof zelf niet, maar ik vind toch dit ritueel en die gedachte erg interessant. Eigenlijk is het vreemd, die enorme vijandigheid. De meeste gelovigen die ik ken begrijpen wat het is om seculier te zijn. Omgekeerd begrijp ik hoe het is om gelovig te zijn. Dat is toch niet zo ingewikkeld?

Filosofische apotheek

Als we elkaar spreken is de eerste recensie van Religie voor atheïsten net verschenen. In weekblad Vrij Nederland noemt criticus Carel Peeters het boek ‘slechte reclame voor religie’. Hij typeert De Botton als ‘een huis-tuin-en-keukenfilsoof die voor elk levensprobleempje een oplossing heeft uit zijn filosofische apotheek’. Diens stelling dat de seculiere wereld lijdt aan een moreel tekort, kan Peeters niet onderschrijven. En diens poging de leegte op te vullen noemt hij ‘verdacht nobel, maar ook overbodig aangezien atheïsten nu juist geen behoefte hebben aan religie’.

De Botton hoort de kritiek zichtbaar gelaten aan. Dan: ‘Wat moet ik daarop zeggen? Meer dan: het spijt mij dat we elkaar niet kunnen vinden op dit punt? Ik kan niet duidelijker zijn dan dat ik in die driehonderd pagina’s ben geweest. Natuurlijk kan ik niet bewijzen dat er een moreel vacuüm is, zoals deze man niet kan bewijzen dat er géén moreel vacuüm is. Ik ben atheïst, en ik voel dat wel. Ik voel me verleid door religieuze kunst, door religieuze rituelen, door religieuze technieken – zonder dat ik volop religieus wil zijn. Niet elke atheïst hoeft iets te leren van religie. Maar het is onzinnig om te zeggen dat geen enkele atheïst er iets van mag opsteken.’

Waar ziet u die leemten?

‘In mijzelf. Ik gebruik mezelf als maatstaf, net als uw criticus doet. Ik voel dat kathedralen een kwaliteit hebben die in moderne musea ontbreekt. Ik voel dat er iets indrukwekkends is aan het samen zingen met vreemden, zoals in een kerk gebeurt. Kijk naar de terreinen die religies bestrijken en die de seculiere wereld compleet laat liggen. Religies zijn geïnteresseerd in zielzorg. Wat hebben we nu? Psychotherapie komt daar nog het dichtst bij in de buurt. Maar dat blijft heel marginaal. Psychotherapeuten spelen geen belangrijke rol in onze samenleving.’

Het gaat hem, zegt hij, niet om de doctrines zelf. ‘Ik denk nooit: ik wilde dat Jezus waarlijk is opgestaan uit de dood. Het gaat mij om de morele lessen die je uit de doctrines kunt trekken. Gestript van de theologische componenten zouden ze ons een uitweg kunnen bieden voor de teleurstellende staat van de moderne tijd.’

Matthäus Passion

Suggereert De Botton niet vormen waarmee al druk geëxperimenteerd wordt, zeker in Nederland? Het wemelt hier immers van de neoreligieuze verschijnselen. Zie de hedendaagse rouwrituelen, zie de manier waarop kerken veranderen in spirituele ontmoetingscentra, zie de populariteit van de Matthäus Passion, die met het jaar drukker wordt bezocht – vooral door ongelovigen.

De Botton: ‘De Matthäus Passion? That’s lovely! Natuurlijk zullen er dingen zijn die jullie allang doen, maar er blijven genoeg dingen over die jullie niet doen. Ik doe suggesties op praktisch en op conceptueel niveau. Het Rijksmuseum bijvoorbeeld is op een heel saaie manier ingericht. De kunst hangt daar maar. Musea slagen er amper in om ook maar enige samenhang te laten zien, behalve op grond van periode en stijl. Ze weigeren zich te richten op de innerlijke behoeften van de bezoekers. En ook de Nederlandse universiteiten onderwijzen de stof zonder enige bezieling. Als letterenstudent hoor je misschien veel over de vertelstructuur in Madame Bovary, maar niet wat Flauberts roman je kan leren over huwelijk en overspel. De academische wereld is doodsbenauwd voor het leggen van verbanden tussen abstracte ideeën en concrete levens. Daar valt nog een wereld te winnen.’

En neem de architectuur. ‘De notie dat gebouwen alleen functioneel mogen zijn, is een grote misvatting. Atheïsten hoor je zeggen: ik vind het christendom afgrijselijk, maar die kathedralen zijn natuurlijk fantastisch. Einde conversatie. Ik zou op mijn beurt willen zeggen: wacht ’s even. Als je die kathedralen zo geweldig vindt, waarom doe je daar dan niets mee? Er schuilt niets religieus in die gebouwen zelf. Er bestaat niet zoiets als religieus cement, of religieuze baksteen. Dus laten we een gebouw ontwerpen met dezelfde trucs die de kerk heeft toegepast. Gebruik die materialen om gevoelens teweeg te brengen bij het publiek.’

In de seculiere samenleving, zegt De Botton, zijn het Ware en het Schone volstrekt van elkaar gescheiden geraakt. ‘Vooral de katholieke kerk is daarin veel intelligenter geweest. Zij wist dat schoonheid waarheid is, in haar visuele vorm. Dat schoonheid een manifestatie is van de waarheid in de materie. En omdat ze elkaar versterken was het heel belangrijk om die twee met elkaar te verbinden. In feite is een kerk een mengeling van universiteit en museum. Wij kunnen daar ons voordeel mee doen.’

Optimistisch

Is De Botton niet te optimistisch over religie zonder geloof? De pogingen die we kennen pakten tot nog toe weinig inspirerend uit. In Nederland leidt het Humanistisch Verbond een kwijnend bestaan. Hoe is dat in Groot-Brittannië?
Niet heel anders, beaamt de filosoof. ‘Maar waarom is dat zo’n mislukking? Georganiseerde humanisten hebben heel veel energie gestoken in de bestrijding van de godsdienst. Ze voerden campagnes tegen religieuze uitingen in scholen en in de openbare ruimte. Zelf hebben ze bitter weinig te bieden. Nu ja, als je begraven wordt, komt er desgewenst een heerschap dat je op seculiere wijze ter aarde bestelt. Maar humanisten hebben totaal geen oog voor schoonheid, hun oratorische kwaliteiten zijn gering, hun rituelen armoedig. Het ziet er allemaal niet uit. Dat betekent natuurlijk niet dat hun project op zichzelf niet de moeite waard zou zijn. Als iemand een slechte roman schrijft heeft de roman nog niet afgedaan. Een instantie die de zielzorg op seculiere wijze wil verwezenlijken – daar blijf ik enthousiast over.’

Gelovigen zullen zeggen: religie zonder godsgeloof is als bier zonder alcohol. Best aardig, maar het effect is onvergelijkbaar.
Onzin, vindt De Botton. ‘Je hebt geen religieuze inspiratiebron nodig om de universiteiten te hervormen. Of om de musea te reorganiseren.’ Begrijp hem niet verkeerd, zegt hij. Allerminst wil hij pleiten voor het stichten van een compleet nieuwe seculiere religie die alle aspecten van het menselijk bestaan omvat. ‘Dat is de conceptuele vergissing die Auguste Comte beging met zijn réligion universelle. Hij wilde “kerken voor de mensheid” bouwen. Dat project mislukte jammerlijk. Hij zag over het hoofd dat mensen die religie de rug hebben toegekeerd, allergisch zijn voor de term die ze juist zijn ontvlucht. Dat is dus heel contraproductief. Het gaat mij om de omvorming van wat er er al bestaat.’

Religies, zegt De Botton, zijn altijd ‘uiterst handig’ geweest in het aan de man brengen van hun opvattingen. ‘Vergelijk dat eens met de marginaliteit van de cultuur in de moderne wereld. Er worden geweldige ideeën bedacht, niemand die erom geeft. Schrijvers schrijven verbazingwekkende boeken, er is geen lezerspubliek voor. Filmmakers maken briljante films, niemand komt kijken. De invloed van de cultuur op de samenleving is zeer gering. Je hebt de elitecultuur, en je hebt de populaire cultuur. Daartussen gaapt een enorme kloof. Dat vind ik heel treurig. Wij kunnen van religies leren dat zo’n kloof helemaal niet nodig is. Zij weten heel goed hoe je ingewikkelde vraagstukken moet vertalen. Inderdaad, dat is wat ik in mijn boeken probeer.’

Het wordt u niet in dank afgenomen. ’Filosoof light’ is zelden bedoeld als compliment.
‘Dat klopt. De elite zegt: je corrumpeert de cultuur door die zaken toegankelijk te maken. De elite houdt namelijk van duisterheid. Denkt: ik begrijp die teksten niet, die auteur moet wel heel intelligent zijn. Of: dat boek van Peter Sloterdijk is zo dik, daar moet wel veel belangwekkends in staan. Het is bijna iets masochistisch. En dan komt er zo’n De Botton met boeken waarmee je het misschien niet eens bent, maar waarvan je elke bladzijde gewoon kunt begrijpen. En waar nog plaatjes in staan ook. Dus die De Botton moet wel een idioot zijn. Zo gaat het al zo sinds mijn allereerste boek.’

Onder academische filosofen ligt hij helemaal slecht, weet De Botton. Hij schuwt zelfs de term ‘oorlog’ niet. ‘Ik word constant aangevallen. Ze gunnen me geen aandacht, geen air time. Ik zou wensen dat het anders was, en dat we ergens in het midden zouden uitkomen. Maar zij willen geen dialoog, ze willen me om zeep helpen. Ik begrijp dat ook wel. In feite zeg ik dat de keizer geen kleren draagt. Dat academische filosofen hun tijd verdoen. Dat ze hun belangrijkste taak verwaarlozen omdat ze het publiek niet weten te bereiken. Dat vinden ze niet prettig om te horen. Maar het is wel waar.’