Home De god en de reiziger

De god en de reiziger

Door Sanne van Tongeren op 03 september 2021

De god en de reiziger
Cover van 03-2021
03-2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Beeldende kunst prikkelt niet alleen de zintuigen, maar ook de geest. In deze rubriek bespreekt een auteur tot welke filosofische reflecties een beeldend werk aanzet.

Een bronzen Mercurius die permanent op een sokkel in de tuin van het Rijksmuseum zit, had maandenlang zijn stukje tuin gedeeld met ‘Spider’ (1996), een metershoge spin van Louise Bourgeois. Leunend op zijn knie, blik gericht op de nieuwkomer, zijn ogen half geloken, verbleekte de god, hoewel gevleugeld en meer dan levensgroot, bij de kracht en grootte van de gast. Hij leek klein en weinig levenskrachtig tegenover de rijzige gestalte op acht smalle poten.

In de klassieke mythologie was Mercurius bode van de goden en schutspatroon van handelaars, dieven en reizigers. Destijds liet hij zich niet zo gemakkelijk intimideren: hij stal Apollo’s runderen. En toen Apollo verhaal kwam halen, schonk Mercurius hem ter verzoening de lier. Apollo was daar zo gelukkig mee dat hij hem ook iets schonk: de caduceus, een met slangen omwonden gevleugelde staf. Mercurius zou er op zijn missies mensen mee in slaap kunnen brengen. In de tuin van het Rijksmuseum keek Mercurius met de caduceus aan zijn voeten zelf wat slaperig naar de gast die op zijn terrein zoveel bekijks had. En toen die gigant na afloop van de tijdelijke expositie over het hek van de tuin getakeld werd, zag ik Mercurius weer wegzinken in zijn eigen omgeving. De spin had deze reizende schutspatroon niet nodig om zich van top- naar toplocatie te bewegen.

Spinnen roepen bij de meeste mensen afschuw op. Ik heb wel eens gehoord dat dat komt omdat hun poten zich onregelmatig ten opzichte van elkaar bewegen. Met asymmetrie kunnen wij blijkbaar niet zo goed omgaan. We zijn gewend om symmetrie te lezen. Daarom vinden we de meest symmetrische gezichten de mooiste en houden we van vlinders en lieveheersbeestjes, want die zijn regelmatig. Ook houden we van de loop van een mens, een paard, een hond, een mier desnoods. Hun pootjes marcheren voort in een rechte, voorspelbare lijn. En in de evenwichtigheid van de klassieke of classicistische beeldhouwkunst denken we een eeuwige schoonheid te herkennen.

Ook ik houd niet zo van spinnen, maar met de spinnen van Bourgeois is iets geks aan de hand. Daar word ik juist toe aangetrokken. Het lijkt wel alsof ze door de uitvergroting minder eng worden. ‘Spider’ is gigantisch en tegelijkertijd vederlicht. Haar poten doen mij denken aan lijnen getekend in Oost-Indische inkt. Ze ‘betekenen’ de ruimte, zonder de ruimte op te vullen. Daaruit spreekt een zekere nederigheid. Ze staat niet eens op een sokkel. Ze markeert de ruimte met respect voor de leegte. En in alle bescheidenheid heeft ze een enorme kracht. Ze brengt namelijk de ruimte in beeld.

Als een vlieg in een web, zo laat de toeschouwer zich vangen

De spin geeft de ruimte aan de toeschouwer, door deze het podium op te trekken, deze toe te laten in haar ruimte. Of misschien moet ik zeggen: zij vangt de toeschouwer, maar op bescheiden wijze, zonder grootse gebaren.

Wie een spin van Bourgeois ziet, loopt er vanzelf in. Toeschouwers zoeken de ruimte op tussen de poten van de spin. En de spin geeft ze de gelegenheid om de omgeving te bekijken vanachter haar poten, als een kind tussen de benen van zijn ouders, zoals Bourgeois zich misschien herinnerde hoe zij de wereld observeerde vanonder de rok van haar moeder. Ze kwam uit een familie van tapijtrestaurateurs. Dat zijn wevers, net als spinnen. De spin staat voor haar voor de bescherming die ze met het moederschap associeert.

Als een vlieg in een web, zo laat de toeschouwer zich vangen. Maar ‘Spider’ verorbert de toeschouwer niet, zij omarmt hem, en laat hem vrij om vanuit die omarming de wereld te bezien en betekenis te geven.

En zo bezag ik de tuin van het Rijksmuseum opeens met heel andere ogen, toen ik vanachter de poten van ‘Spider’ verderop in de tuin opeens die classicistische Mercurius zag zitten, die ik eerder niet had opgemerkt. Achter het tuinhek tussen de aangeharkte perken had ik hem nooit anders waargenomen dan als een decoratief element. Maar tussen de poten van de spin door ving ik opeens zijn blik. De spin trok blijkbaar niet alleen de toeschouwer mee in haar spel, zelfs de verstokte klassiekers beroerde zij. Moeizaam en onwillig ontwaakte de godheid, kwam in beweging en fronste. Even had het spel van een reiziger hem opgetild. Met het vertrek van de performer zou hij weer terugvallen in onzichtbaarheid.


‘Spider’ (1996) van Louise Bourgeois