We kennen het verhaal van Icarus uit Ovidius’ Metamorphosen: ondanks de waarschuwingen van zijn vader vliegt hij te dicht bij de zon, waarop de was waarmee zijn vleugels aan zijn lichaam zijn vastgehecht smelt en hij neerstort. De mensen hebben wel iets gemerkt, maar dachten dat de goden een spelletje aan het spelen waren waarmee gewone stervelingen zich niet moesten bemoeien.
Ovidius’ verhaal maakt deel uit van de avonturen van Dædalus, maar heeft een zelfstandige, exemplarische betekenis gekregen. Het is een zedenles geworden die waarschuwt tegen de gevolgen van de al te grote voortvarendheid van jeugdigen. We hebben het ook over een Icarusmotief wanneer het verhaal min of meer of zelfs fragmentarisch in een ander verhaal zit verwerkt, zoals in de plot van een film. Hiervan biedt The Ghost Writer, de acht- tiende film van Roman Polanski, een subtiel voorbeeld.
The Ghost Writer is gebaseerd op The Ghost (2007), een roman van Robert Harris, en vertelt het wedervaren van een jonge
auteur – alleen ‘ghost’ genoemd – die via zijn agent opdracht krijgt de memoires van de voormalige Britse premier, Adam Lang, te redigeren. Hij is al de tweede ‘ghost writer’ met deze opdracht; zijn voorganger, McAra, overleed ‘voortijdig’. De uitvoering van de opdracht verloopt moeizaam: het typoscript is stuntelig en de auteur niet erg coöperatief. Voor de buitenwereld is Lang een vlotte man, helaas als eerste minister in opspraak geraakt wegens zijn medewerking aan decia-transporten en dito folteringen van vermeende terroristen – denken aan Tony Blair is onvermijdelijk. In de privésfeer is hij eerder onzeker, opvliegend en wispelturig en staat hij onder sterke invloed van zijn vrouw Ruth Lang (Cherie Blair?), van zijn secretaresse/maîtresse Amelia Bly en van de Amerikaanse autoriteiten.
‘Ghost’ moet zijn werk verrichten in een geïsoleerd en streng bewaakt landhuis op een eiland aan de Amerikaanse kust, niet ver van New York. Men onderwerpt hem aan nauwkeurige veiligheidsvoorschrif- ten, strikte geheimhouding en loyaliteit. In het landhuis ontdekt hij vertrouwelijke gegevens, onder meer door zijn intieme contact met de echtgenote van Lang. Ook tussen de achtergelaten spullen van zijn voorganger, wiens kamer hij heeft gekregen, vindt hij bezwarende documenten die hem doen vermoeden dat Adam Lang gecompromitteerd is, dat zijn jarenlange medewerker McAra te veel wist en niet toevallig om het leven is gekomen. Als hij door toeval de voormalige Britse minister van Buitenlandse Zaken en politiek rivaal van Lang, Richard Ryckart, aan de telefoon krijgt, zet deze hem onder druk om als een dubbelagent Langs geheim te achterhalen en door te spelen. Het geheim zou in de eerste hoofdstukken van het typoscript verscholen zitten.
Weer in het gezelschap van Lang beschuldigt de schrijver zijn opdrachtgever van alle kwaad dat hij vermoedt. Ze zitten in het vliegtuig dat Lang vanuit de Verenigde Staten naar zijn eiland moet terugbrengen. Bij het uitstappen schiet een activist, vader van een in de ‘recente oorlog’ tegen het terrorisme gedode soldaat, de voormalige Britse premier dood. In Londen is er een staatsbegrafenis en de schrijver krijgt de gelegenheid zijn redactiewerk te voltooien. Tijdens de officiële presentatie van het boek ontdekt hij ‘het geheim’.
The Ghost Writer kijkt niets anders dan een goed gemaakte hitchcockiaanse politieke triller: niet te ingewikkeld, goed opgebouwd, met psychologisch aanvaardbare personages, inspelend op de politieke actualiteit, goed geacteerd en met zin voor het geënsceneerde detail (de liefhebbers zullen ongetwijfeld Polanski’s signatuur van ‘het mes’ opmerken) in aantrekkelijke decors en met een onverwachte ontknoping die uiteraard pas op het einde van de film komt. Dit is professioneel degelijk werk. Er is echter meer. Het al genoemde Icarusmotief ontbreekt niet, maar Polanski vermijdt een schematische toepassing. De cineast vertolkt het in een figuur die anoniem blijft, omdat hij slechts een ‘geest’ is, een spook dat niets anders te doen heeft dan zich als een trouwe ambtenaar in dienst te stellen van een politieke overste. Hoewel ‘politiek’ hem niet interesseert, wendt hij enigszins tegen zijn zin zijn talent als schrijver aan om een bestaande tekst te herschrijven. Het recht om zich verder vragen te stellen heeft hij niet. Lang noemt hem ‘man’, gewoon omdat de politicus niet weet wie zijn ‘geest’ is. De schrijver blijft hij naamloos. Hij is ‘niemand’. Hij is gewoon een mens, een anonieme sterveling die voor een korte tijd medewerker en getuige kan zijn van ver boven hem verheven lieden.
Maar plots doet die ‘geest’ te veel. Hij laat zich verleiden om dichter bij de zon te vliegen. Het is een goede vondst om het beslissende gesprek met Lang in een vliegtuig te laten plaatsgrijpen. ‘Ghost’ beseft niet dat hij te hoog vliegt. Een sterveling moet zich niet inlaten met de goden, en nog minder mag hij de goden in verlegenheid brengen door hun geheimen te onthullen. Wil hij zijn kennis openbaar maken, dan verbrandt hij zich – een valstrik waarin een verstandige man niet mag trappen. Dat is zijn zwakheid. Op overmoed en verblinding zitten goden te wachten. Polanski laat zien dat overheden als goden zijn: onberekenbaar in hun plannen en meedogenloos in hun omgang met ‘gewone’ stervelingen.