Het begin van Funny Games toont ons vanuit vogelperspectief een rijdende auto, met daarachter een open zeilboot op een aanhangwagen. We horen operamuziek en de stemmen van een man en een vrouw. Ze doen een spel. Om beurten stoppen ze een cd in de cd-speler. De ander moet raden welke muziek er klinkt. ‘Björling,’ zegt de vrouw, de naam radend van de tenor wiens stem we horen. En even later ‘Tebaldi’, de sopraan met wie Björling een duet zingt. Het perspectief verandert. In close-up zien we een gezin: een echtpaar, achter in de dertig, en een jongen van een jaar of elf. Ze zijn ontspannen op weg naar hun vakantiehuis. Terwijl zij verder genieten van de klassieke muziek, horen wij als toeschouwers plotseling andere tonen: tergende heavy metal. De schreeuwende antimuziek contrasteert scherp met de harmonieuze sfeer in de auto.
Het raad-eens-wie-er-zingtspelletje in de openingsscène is de enige onschuldige van de vele funny games in de film. De boodschap van de heavy-metalmuziek, die ook bij de aftiteling weer zal klinken, laat weinig te raden over: in de blijdschap van het gezin zal gauw verandering komen. In de volgende scène maakt de vrouw vanuit de auto een praatje met de buurman. Maar het gesprekje, waarin ze verwijst naar een golfwedstrijd die voor de dag erna is gepland – een spel dat nooit gespeeld zal worden –, verloopt ongemakkelijk. De buurman staat ver weg, achter het hek van zijn tuin. Hij komt niet dichterbij, maar blijft staan waar hij staat en antwoordt afgemeten. Er staan ook andere personen, de buurvrouw en twee jonge mannen. Het gezelschap, dat we zien door de ogen van het gezin in de auto, door de tralies van het hek, staat uitgelijnd als in een schilderij van David Hockney.
Funny Games, geregisseerd door de Oostenrijker Michael Haneke, die ook het scenario schreef, verscheen oorspronkelijk in 1997 in het Duits. In 2007 volgde een remake in het Engels. Naar eigen zeggen wilde Haneke met deze film het geweld in de media aan de orde stellen. Om het Amerikaanse publiek te bereiken, dat zo verzot is op gewelddadige films, zou een remake nodig zijn. De nieuwere versie is shot voor shot hetzelfde als de originele en de dialogen zijn, op een enkele aanpassing na, woordelijk vertaald. Maar natuurlijk zijn de twee versies niet identiek. De remake is een fractie intenser en scherper, door de cameravoering en de belichting en vooral door het spel van de acteurs.
Het gezin, met golden retriever Lucky, arriveert bij het huis aan het meer. De spullen worden uitgepakt. Lucky is onrustig en blaft telkens, alsof hij voorvoelt wat er gaat gebeuren. We zien opnieuw een fraai uitgelijnd shot, nu van de hal van het huis. Vader George en zoon Georgie maken de boot in orde, terwijl moeder Ann gaat koken. Een van de jongens die we eerder in de tuin van de buren zagen staan komt het huis binnen. Hij zegt eieren nodig te hebben voor de buurvrouw. De jongen, Peter, is uiterst beleefd tegen Ann, die hem de eieren geeft. Vervolgens begaat Peter een aantal onhandigheden. Hij laat de eieren vallen en hij maakt een beweging die tot gevolg heeft dat de telefoon van Ann in de met water volgelopen gootsteen valt.
Ann raakt geïrriteerd door de in zijn overdreven beleefdheid opdringerige jongen, maar de situatie wordt pas echt naargeestig als ook de andere knaap die eerder in beeld was, Paul geheten, in beeld komt. De jongens beklagen zich over het gedrag van de hond en beginnen weer over eieren te zeuren. Als Ann de jongens vraagt om te vertrekken, doen ze dat niet. Even later komen George en de zoon binnen. George probeert de situatie te sussen, maar wordt door Paul, die zich ontpopt als de leider van de twee, zo brutaal toegesproken dat hij de knaap gedecideerd een klap in zijn gezicht geeft. Daarop pakt Paul een van de golfclubs die in de gang staan en slaat George met een forse uithaal op diens knie.
De film is een klein halfuur bezig als Paul de mep uitdeelt. Het is het begin van een reeks gewelddadige spelletjes en martelingen. De jongens intimideren het gezin tot aan het eind van de bijna twee uur die het drama in beslag neemt. De kijker blijft hopen dat er een wending ten goede komt, maar die hoop blijkt ijdel. Eerst wordt de hond doodgeslagen, daarna wordt het jongetje vermoord, voor de ogen van zijn ouders, dan George en ten slotte Ann. De laatste van de reeks moorden is wel het meest onthutsend. De jongens nemen de half bewusteloze Ann, wier handen en voeten zijn vastgebonden, mee in de zeilboot. Op weg naar de overzijde van het meer, naar een volgend te terroriseren huis, duwen ze haar het water in, terloops en zonder hun gesprek te onderbreken. De film is zo gruwelijk en zinloos in geweld dat je hem beslist geen tweede keer zou willen zien, precies omdat je dan weet dat er geen troostende afloop zal zijn. Maar waarom zou je zelfs maar een eerste keer kijken? Haneke speelt een spel met het genre van de horrorfilm en zo ook een spel met ons, als de sensatiebeluste toeschouwers die we zijn. We ontlenen plezier aan spanning en geweld. Volgens een van de gezaghebbende theorieën over dit type film, die van Noel Carroll (The Philosophy of Horror, 1990), blijven we kijken naar horrorfilms, omdat we geïnteresseerd zijn in de plot. Maar dat kan alleen als we opgaan in het verhaal, en Haneke doet er alles aan om ons te doordringen van de afstand tussen ons en de film. Een paar keer wordt de vierde wand doorbroken, en worden we aangekeken en toegesproken door een van de twee psychopaten. Er is een moment dat de film toch een wending lijkt te nemen: Ann slaagt erin Peter dood te schieten, tot grote opluchting van de kijker. Maar dan, net als we op de bank zitten te juichen, wordt de film teruggespoeld en herneemt het verhaal zijn verschrikkelijke loop.
Haneke brengt ons van ons stuk door te spelen met de conventies van de horrorfilm, door ons met de neus op het verschijnsel fictie te drukken. De uitgelijnde en lange shots, zonder opzwepende cameravoering en niet ondersteund door het type angstaanjagende geluiden dat we normaal bij horrorfilms horen, geven ons genoeg ruimte om ons te bezinnen op ons eigen geweld in stand houdende kijkgedrag. Dat maakt Funny Games tot een belangrijke morele gebeurtenis.