Home De abstracte blik van de racist

De abstracte blik van de racist

Door Tim Miechels op 24 september 2020

De abstracte blik van de racist
Cover van 10-2020
10-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Om verder te komen in het racismedebat moeten we stoppen met abstract denken, waarbij we anderen tot één eigenschap reduceren en problemen tot één oplossing. Zo’n denktrant schaadt iedereen, ook de racist. Hegel wijst ons een andere weg: het concrete denken.

Of je nu een brave belastingbetaler of een egoïstische graaier bent, voor een racist doet het er eigenlijk niet toe. Hij zegt ‘waar het op staat’ en wijst naar je huidskleur. Al heeft de niet-politiek correcte nadruk op huidskleur of afkomst misschien de schijn van feitelijkheid, in alle vormen van ongelijkheid en racisme draait het uiteindelijk om abstracties: het proces waarbij secundair geachte eigenschappen worden weggelaten om tot de kern van een zaak te komen. Voor de racist is afkomst de kern. De rest opsmuk.

De Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel schreef in 1807 een pamflet tegen deze manier van kijken, die hij ‘abstract denken’ noemt. Hoewel Hegel juist bekendstaat als een van de meest abstracte filosofen, houdt hij in dit beknopte essay met de titel Wie denkt abstract? verrassend genoeg een pleidooi tégen abstract en vóór concreet denken.

Moordenaar

Met een voor Hegel atypische helderheid schetst hij het voorbeeld van een moordenaar. Wie abstract denkt, ziet de moordenaar als niets anders dan een moordenaar, een in alle opzichten verderfelijk persoon. De concrete denker ziet veel meer. Iemand met een moeizame jeugd en verstoorde relatie met de ouders, bijvoorbeeld. De concrete denker kijkt naar iemands complete leven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hegel probeerde zelf ook zo concreet mogelijk te denken. Dat zal, zoals gezegd, velen verrassen: Hegel geniet een reputatie als bijzonder abstracte denker. Maar het alomvattende karakter van zijn geschiedfilosofie is juist te verklaren met zijn oog voor het concrete. Een gebeurtenis geïsoleerd beschouwen vond hij abstract denken; concreet denken heeft oog voor het geheel. Zijn filosofische systeem krijgt daarmee een enorme reikwijdte, waarbij alles met alles in verbinding staat.

Wie met Hegels onderscheid tussen abstract en concreet denken naar de hedendaagse discussies rond racisme kijkt, krijgt een scherper beeld van waar het misgaat. In de Verenigde Staten wordt racistisch politiegeweld bijvoorbeeld vaak verdedigd door erop te wijzen dat zwarte mannen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteit. Dit is abstract gedacht: je brengt de huidskleur in direct verband met misdaad, zonder te kijken naar de maatschappelijke context van de statistieken. De stap van huidskleur naar aangeboren criminele aanleg is dan ook zo gemaakt.

Maar wie concreet denkt, kijkt naar de complexe context die leidt tot een oververtegenwoordiging van zwarte mannen in de criminaliteit. Een context waarin zwarte mensen vaker gecontroleerd worden door de politie, ze moeilijker een huis krijgen, opgroeien in achterstandswijken en uitgesloten worden op de arbeidsmarkt, met grote financiële ongelijkheid tot gevolg.

Parasite

De kwalijke gevolgen van het abstracte denken zijn er niet alleen voor de persoon die gereduceerd wordt tot maar één eigenschap, maar ook voor de abstracte denker zelf. Hegel toont dit in zijn beroemde analyse van de wisselwerking tussen meester en slaaf. De meester ziet de slaaf als louter slaaf, stelt hij, maar omgekeerd ziet de meester zichzelf daardoor ook als louter meester. Het gevolg van de dubbele reductie, van zowel slaaf als meester, wordt indringend geïllustreerd in de Zuid-Koreaanse film Parasite uit 2019, een film over twee Koreaanse gezinnen: de rijke familie Park en de arme familie Kim.

De zoon van familie Kim treedt in dienst als tutor bij de familie Park. Stukje bij beetje weet hij de boel zo te manipuleren dat zijn hele familie voor de familie Park komt te werken. Wie parasiteert hier nu op wie? Natuurlijk, de familie Kim op de familie Park, maar dat is niet het hele verhaal. Want waarom slaagt de familie Kim erin zich naar binnen te wurmen? Omdat de leden van de familie Park niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen. Dit komt het sterkst naar voren in de moeder van de familie Park, die haar eigen kinderen niet onder de duim kan houden en geen fatsoenlijke maaltijd kan koken. Zij heeft een oppas en een kok nodig om te overleven en parasiteert dus op de familie Kim.

Door de familie Kim tot bedienden te reduceren, reduceert de familie Park zichzelf tot een familie die bediend moet worden. Parasite illustreert hoe abstract denken leidt tot een situatie waarin de abstracte denker zowel zichzelf als de ander gevangenhoudt in een afhankelijkheidsrelatie. Beide partijen verliezen hun autonomie.

Het is een situatie die voor de meester het meest nadelig uitpakt. Door het huishouden van de familie Park te runnen krijgt de familie Kim steeds meer macht over wat er allemaal in huis gebeurt. De familie Park heeft daar intussen juist steeds minder vat op. Haar ontgaat alles, ze wordt steeds machtelozer. Volgens Hegel loopt de afhankelijkheid tussen slaaf en meester onvermijdelijk uit op de opstand van de slaaf, een opstand die gewelddadig kan eindigen. Zo ook in Parasite, waar de familie Park een bloedig einde wacht.

Ook in alledaags racisme zien we gevolgen van de meester-slaafabstracties. Denk aan een bedrijfsleider die een heel geschikte werknemer niet aanneemt vanwege diens Marokkaanse afkomst. Wanneer de bedrijfsleider vervolgens wel een minder geschikte witte werknemer aanneemt, doet hij daarmee niet alleen de afgewezen werknemer, maar ook zichzelf en zijn bedrijf tekort. Het racisme van de bedrijfsleider beperkt zo de autonomie van de Marokkaanse werkzoekende, en die van het bedrijf, dat gebaat is bij de beste werknemer.

Polarisatie

Het abstracte denken staat de waarheid volgens Hegel in de weg, omdat de standpunten en beweegredenen van de ander op een fundamentele manier onbegrijpelijk worden. Alleen het concrete denken kan de daad van een moordenaar inzichtelijk maken – zonder daarbij de moord te vergoelijken. De abstracte denker, die van alle omstandigheden en gedragingen afziet in zijn oordeel, kan strikt genomen alleen maar concluderen dat de moordenaar een moord heeft gepleegd. En dat dat een verderfelijke misdaad is. Zo’n abstracte conclusie laat geen ruimte voor de veelzijdigheid van de waarheid. Op dezelfde manier zijn de waarheid en de zwarte Amerikaan slachtoffer van de reducties die criminaliteitscijfers in verband brengen met huidskleur.

In het publieke debat leiden de armzalige waarheden van het abstracte denken noodzakelijk tot de polarisaties die zo kenmerkend zijn voor de discussie in de sociale media. Zolang we geen toegang kunnen krijgen tot de complexe realiteit van de ander kunnen we ons niet in die ander verdiepen. Een gesprek is dan op z’n best een verfijnd woordenspel, maar eerder een herhaling van abstracte standpunten, en op z’n slechtst moddergooien. Ook antiracisten kunnen zich op deze manier schuldig maken aan abstract denken: ze zien de racist dan alleen maar als een moreel abject persoon. Maar wie op die manier naar een racist kijkt, komt nooit te weten hoe hij tot zijn racistische denkbeelden komt, precies zoals de werkelijke motieven voor een moord niet te achterhalen zijn door abstract te kijken naar de moordenaar.

Concreet denken

Om dit alles te voorkomen moeten we concreet leren denken. Daartoe roept de Duitse denker Markus Gabriel op, een expert op het gebied van Hegels filosofie. In zijn bestseller Waarom de wereld niet bestaat (2014) laat Gabriel zien dat een reducerende manier van kijken geen recht doet aan de complexiteit van ons bestaan. De nadruk in de titel ligt dan ook op het woordje ‘de’: er is niet zoiets als ‘de wereld’, en daardoor is er ook niet één bril waardoor we de hele waarheid kunnen aanschouwen. Er zijn verschillende overlappende contexten die allemaal hun eigen manier van kijken vergen. Gabriel gebruikt het voorbeeld van de Mona Lisa. Iemand die de Mona Lisa wil begrijpen door het doek in een chemisch laboratorium op te lossen en de bestanddelen te analyseren, verklaren we voor gek. De scheikundige bril is dus blijkbaar niet de juiste om een kunstwerk te begrijpen; hiervoor hebben we een kunsthistorische bril nodig. Wie alles in de werkelijkheid via een natuurwetenschappelijke bril wil kunnen begrijpen, denkt abstract.

Hoe moet het dan wel? Een goed voorbeeld van concreet denken is de Amerikaanse slogan defund the police. Voorstanders van dit idee stellen dat de politie een te grote taak heeft, doordat elk criminaliteitsprobleem door ‘meer blauw’ moet worden opgelost. Alleen als je abstraheert van de context van structurele ongelijkheid lijken hogere straffen of meer blauw op straat adequate oplossingen voor hoge criminaliteitscijfers. Maar meer politie is een abstracte oplossing voor een complex probleem.

Defund the police-voorstanders vragen dan ook om concrete oplossingen. Bekijk niet alles door de bril van de politie, maar hanteer verschillende brillen voor verschillende problemen, zeggen ze. Schakel jeugdzorg in voor problemen binnen een gezin en laat verslaafden behandelen door psychologen, in plaats van dat al deze problemen op het bord van de politie komen.

Concreet denken betekent inzien dat er nooit slechts één manier van kijken is. De abstracte denker wil reduceren – personen tot één eigenschap, problemen tot één oplossing. Dat lijkt makkelijk en overzichtelijk, maar brengt ons verder van de waarheid en verder van elkaar. Concreet denken kost meer moeite. Al is het maar omdat de werkelijkheid steeds verandert, wat om een voortdurend nieuwe reflectie en andere oplossingen vraagt. Maar hoe moeilijk het ook is, alleen met concreet denken kunnen we de abstractie van het racisme te lijf.

Beeld: Levi Jacobs