In zijn nieuwe boek beschrijft de Australische filosoof Damon Young de kunst van het lezen. ‘Goed lezen’ ziet hij als een vaardigheid die in onze maatschappij onderbelicht is. ‘Woorden omzetten in werelden gaat nooit vanzelf.’
Toen de Australische filosoof Damon Young (1975) als elfjarig jongetje The Celebrated Cases of Sherlock Holmes opensloeg, besefte hij opeens dat hij een lezer is. Nu had hij natuurlijk wel vaker een boek gelezen. Maar toen hij deze pil over de beroemde Britse detective in zijn handen had – zwarte kaft met nepverguldsel – zag hij opeens in dat hij als lezer bepaalde verantwoordelijkheden heeft. ‘Ik besefte dat het aan mij is om de tekens op het papier te negeren of te onderzoeken.’
Lezen is daarmee, net als schrijven, een vaardigheid die eenieder steeds verder kan ontwikkelen, vervolgt Young. Hij stoort zich aan het idee dat het lezen van ‘verantwoorde literatuur’ er altijd voor zou zorgen dat mensen ‘moreler, dapperder of wat dan ook’ worden. Boeken vormen mensen niet zomaar, benadrukt hij telkens opnieuw; een lezer moet zelf een verbinding met dat boek willen aangaan. ‘Niemand is een geboren lezer. Woorden in werelden omzetten is iets wat je moet leren.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Aan de hand van zes deugden – weetgierigheid, geduld, moed, trots, matigheid en rechtvaardigheid – probeert Young zijn lezers te helpen zich de kunst van het lezen eigen te maken.
‘Weetgierigheid, een deugd die in de filosofie ook van groot belang is. Zonder open en nieuwsgierige houding mis je als lezer van alles, omdat veel mogelijkheden geen kans krijgen. Mensen denken snel dat ze begrijpen wat een schrijver in zijn werk wil zeggen. Denk bijvoorbeeld aan religieuze teksten, waarin mensen vaak allerlei zaken als gegeven beschouwen. Maar het is van groot belang te weten hoe een tekst tot stand is gekomen. Traditie, tijdperk, omstandigheden, politieke voorkeur – allemaal zaken die je tijdens het lezen in je achterhoofd moet houden, om vervolgens te bedenken hoe jij je daar zelf toe verhoudt.’
‘Natuurlijk. Als ik een boek lees, laat ik me ook meeslepen door het verhaal dat daarin wordt verteld. Ik ben dan heus niet de hele tijd met het dagelijks leven van de auteur bezig. Maar ik vind het heel belangrijk een boek met twijfel te benaderen. Je kunt bijvoorbeeld denken: Batman is een bekend stripfiguur, en ik heb niks met stripboeken. Maar Batman heeft al zo’n tachtig jaar een prominente plaats in de popcultuur, wat toch wel bijzonder is. Dan kun je je afvragen: waar komt hij vandaan? Dan blijkt hij een combinatie te zijn van een heleboel andere helden, zoals Sherlock Holmes en Zorro, en dat er door de tijden heen allerlei verschillende versies van hem zijn ontstaan. Die informatie maakt Batman voor jou misschien toch interessant. Als je hem direct had afgeschreven, was je daar nooit achter gekomen.’
‘Weetgierigheid kan omslaan in een situatie waarbij de lezer zoveel andere ideeën bij een tekst haalt dat hij de tekst zelf verliest. De Duitse filosoof Martin Heidegger heeft dat bij nazistische teksten gehad. In plaats van de gevaarlijke mogelijkheden ervan in te zien, zag hij de geschiedenis van “het zijn” in de teksten verwoord. Maar Heidegger ziet altijd in alles de vraag wat het betekent om “te zijn”! Hij haalt vervolgens allerlei filosofische ideeën bij die nazistische teksten, waar de nazi’s zich totaal niet mee bezighielden. Dan gebeurt hetzelfde als bij fundamentalisme, waarbij je juist niet weetgierig genoeg bent: het gaat niet langer om de tekst, maar om jou. Een goede lezer zorgt ervoor dat dat nooit gebeurt.’
Lachend: ‘Ik heb wel mijn zwakke momenten gehad. Een paar jaar geleden was ik totaal verslaafd aan de sciencefictionboeken van Star Trek. Met die boeken is niks mis, maar met de manier waarop ik die las wel. Zodra ik een boek uit had, verwijderde ik dat direct van mijn e-reader en kocht ik het volgende. Ik vroeg me nooit af wat ik eigenlijk gelezen had en of ik het volgende deel wel wilde lezen. Zo leerde ik dat matigheid niet alleen over zaken als alcohol of seks gaat, maar ook over boeken. Want boeken achteroverslaan alsof het koude biertjes zijn, dat is echt zonde.’