Bij een voorwoord over beginnen ligt er vanzelfsprekend veel druk op de eerste zin. Maar spreekt dat wel zo vanzelf? Ik kan immers in de zinnen die volgen de betekenis van de eerste zin nog veranderen. Om precies te zijn heb ik dat nu al gedaan. Door me af te vragen of de eerste zin zelf wel de zeggenschap heeft over zijn eigen betekenis, heb ik de betekenis van de eerste zin al wat veranderd. Zo kan ik gedurende alle volgende zinnen de eerste zin zogezegd nog veranderen. En wie zegt dat de eerste zin überhaupt de zin is waar ik dit stukje mee begon? Misschien (spoiler alert!) was het wel de laatste gedachte van dit stuk dat me op dit begin bracht.
Wie erover nadenkt moet vaststellen dat alleen verhalen beginnen. In de ongedeelde werkelijkheid gaat er aan elk begin iets vooraf. Een iets dat verzwegen dient te worden ter wille van de plot van het verhaal.
Waar begon ik als filosoof? Toen ik mijn doctoraalexamen had gehaald? Toen ik besloot filosofie te studeren? Met de eerste filosofische gedachte die ik dacht? Of ‘zat het er altijd al in’? Zoals ouders graag hervertellen.
Even tussendoor …
Meer columns lezen van Coen Simon? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Op de sociale media gaan filmpjes rond waarin mensen, meestal zonder succes, proberen op het juiste moment met de drums in te vallen bij de hit In the air tonight – rond 3 minuut 41. Het maakte bij mij de vraag los wanneer een lied eigenlijk begint. Bij het aftikken? Na het aftikken? Of al voor het aftikken, bij het inwendig ‘horen’ van wat er na het begin volgt?
In het voorwoord van de Fenomenologie van de geest, waarin Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) beweert dat een voorwoord nooit bij de filosofische waarheid hoort die het boek ontvouwt, staat deze mooie zin: ‘De knop verdwijnt in het ontluiken van de bloem.’
Elk begin is ook altijd een einde.
