Home Bert Keizer: Boeddhistisch misbruik

Bert Keizer: Boeddhistisch misbruik

Door Bert Keizer op 2 januari 2017

Cover van 01-2017
01-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Gelukkig blijf ik enigszins onnozel op sommige gebieden, want dat betekent dat je nog eens verrast kunt worden. Niks saaier dan een man of vrouw die bij vluchtelingenproblematiek, een onverwachte zwangerschap of de Trump-stunt met een verveeld gebaar zegt: ‘Ja, dat zag ik wel aankomen.’ Toen de Berlijnse Muur in 1989 viel, zei mijn nogal marxistisch georiënteerde vriend A.: ‘Het verbaasde me niks.’ Waarop ik het niet kon nalaten hem te vragen: ‘Wat zou jou nou eigenlijk wél verbazen? Dat Connie Palmen Theo Maassen blijkt te zijn?’ Jemig, alsof het een verdienste is om niet verrast te kunnen worden. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Maar dat ik nog altijd verrasbaar ben bleek uit mijn reactie op berichten over seksueel misbruik in boeddhistische kring. Dat het in christelijke en katholieke kring voorkwam is ons nu zo onderhand wel bekend, al zal ik me nooit gemakkelijk voelen bij deze constatering. Dat het in voetbalkleedkamers met jonge spelertjes gebeurde is een ontwikkeling die ik in het geheel niet zag aankomen, maar ik begeef mij nooit in, of in de buurt van, voetbalkleedkamers en heb geen idee wat zich daar zoal kan afspelen. Daar komt nog bij dat ik de voetbalsport– nee, alle sport – niet als bevorderlijk ervaar voor de geestelijke inhoud van de sporter. Dus dat die geestelijke inhoud te wensen overlaat verbaast mij niet in voetballende context, want er gaat niets verheffends uit van voetballen. Waar ik onmiddellijk aan toevoeg dat er ook niets verlagends van uitgaat. Rustig maar.

Maar nu het boeddhisme. De religie zonder God, de allesovertreffende vorm van geestelijke properheid, de zuiverste weg naar onbelast kijken naar de wereld, de onthechting die tot een sublieme vervlechting voert enzovoort. Het boeddhisme is zo bewonderenswaardig omdat het een van de meest opvallende aspecten van het menselijk leven – het feit dat het gewoon niet fijn is op aarde – centraal stelt. Leven is lijden. Nou weet ik niet goed meer hoe de mens wordt verondersteld zich onder deze steen uit te wurmen, maar volgens boeddhisten kan dat.

Echter, de voortreffelijkheid van de leer blijkt zelfs hier (of óók hier) geen garantie voor fatsoenlijk gedrag. Ook boeddhistische voorgangers gaan zich soms lichamelijk te buiten aan hun leerlingen zonder enig andere drijfveer dan geilheid die ergens heen moet. En de les voor vandaag? Opvoedende teksten voeden niet op. Ethische teksten scheppen geen ethische mensen. Maar als Martha Nussbaum komt spreken over Woede en Vergeving, dan stromen de zalen wel vol! Zeker, maar de woedenden en onvergevenden zie je daar niet. En mochten ze wel gaan, dan komen ze nog steeds even pissig en wrokkig weer naar buiten.