Home Bernard-Henri Lévy: ‘De overheid moet elke religie op een gelijke afstand houden’

Bernard-Henri Lévy: ‘De overheid moet elke religie op een gelijke afstand houden’

Door Florentijn van Rootselaar op 04 december 2006

10-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

'Het Europese idee van burgerschap vraagt om de opoffering van iemands specifieke identiteit. De Amerikaanse samenleving is juist gebouwd op het omgekeerde: op het cultiveren van uiteenlopende religies, achtergronden en verschillende landen van herkomst.' Interview met de Franse Amerika-fan Bernard-Henri Lévy.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Hij omschreef zichzelf ooit als ‘anti-antiAmerikaans’. Bernard-Henri Lévy, filosoof en Fransman. De Verenigde Staten zijn bijna een tweede vaderland voor hem, zeker nu hij een lange reis door dat land heeft gemaakt. Hij reisde – in een auto met chauffeur – in het voetspoor van de Franse denker Alexis de Tocqueville, die in 1831-32 door Amerika trok. Net zoals Tocqueville zijn ervaringen optekende, in Democratie in Amerika, doet Lévy verslag van zijn reis. Hij schreef American Vertigo, ‘Amerikaanse duizeling’.

Vandaag, in Nederland, is Lévy moe. En geprikkeld, zegt een van de organisatoren die hem naar Nederland heeft gehaald om een lezing te geven. De filosoof, die ook een reputatie heeft als journalist, filmmaker en adviseur van de Franse overheid, heeft een jetlag. Hij komt net uit New York waar zijn vrouw haar nieuwste cd presenteerde. De glamourfoto’s van het stel, poserend in Manhattan, zullen de komende weken de Franse roddelbladen vullen.

Tijdens het interview, in de tuin van zijn Utrechtse hotel, blijkt Lévy opvallend aimabel. Hij beschrijft zijn – onze – verhouding met de Verenigde Staten. ‘Amerika is het land dat leidt tot twee sentimenten: fascinatie en walging, tot die twee tegelijkertijd. Het is moeilijk om over het ene te spreken, zonder het andere te voelen. Ik ben vertrokken naar de Verenigde Staten met het idee dat Europa is verdeeld in twee delen. Twee clans. De partij van de anti’s en de partij van de pro’s. In mijn ziel, in mijn laboratorium van mijzelf, heb ik ontdekt dat het gecompliceerder en interessanter is. Dat elke ziel, voor zover ze eerlijk is, moet zien dat de twee gevoelens samengaan.’

‘De sleutel tot het begrip van de polemiek tussen Frankrijk en de VS ligt veel dieper dan bijvoorbeeld een verschil van opvatting over de oorlog in Irak. De twee landen zijn gebaseerd op tegengestelde ideeën over het samenleven. De Europese, in elk geval de Franse vorm van burgerschap bestaat uit de opoffering van zoveel mogelijk van iemands specifieke identiteit om op die manier toegang te krijgen tot het universele, het algemene.’

Het verbod op het dragen van hoofddoekjes in openbare scholen, maar ook de honderd jaar oudere Franse wet die verbiedt om religieus – lees: katholiek – onderwijs te subsidiëren, zijn twee bekende uitvloeisels van die hang naar universaliteit. Om die universele samenlevingsvorm te bereiken worden alle specifieke, religieuze eigenschappen van de mens uit het publieke domein geweerd. ‘Een vorm van universaliteit die wordt bereikt door alle verschillen af te laten slijten’, zegt Lévy. ‘De wortels van dat ideaal liggen in het katholicisme. Paulus zei al in de begindagen van het christendom: er zijn geen joden meer noch Grieken.’ En, gaat Paulus verder, ‘er zijn geen slaven noch vrije mensen meer, geen mannen noch vrouwen; want u allen bent één in Jezus-Christus’.
‘In Amerika zijn er, zou je kunnen zeggen, slechts joden of slechts Grieken. De Amerikaanse manier van samenleven is juist gebouwd op het specifieke, op alle uiteenlopende religies, achtergronden en verschillende landen van herkomst. Wat die samenleving universeel maakt, is dat de afstand tussen de plek van de macht en al die verschillende groepen altijd even groot is; de overheid moet elke religie op gelijke afstand houden.’
‘Die verschillende opvattingen over samenleven kregen vooral vorm tijdens de revoluties in die landen. De revoluties zijn een breuk, ze geven vorm aan de moderniteit, of dat nu goed of slecht is uitgepakt. De Franse Revolutie zegt: doe als wij en wij zullen de toegang bieden tot het publieke domein. Amerika kiest een radicaal andere samenlevingsvorm. Daarin schuilt de twist – en de fascinatie.’
 

Nieuwe excessen

Toen Amerika door de Amerikaanse Revolutie aan het eind van de achttiende eeuw onafhankelijk was geworden van Engeland, zegt Lévy, was de grote angst dat het Engelse juk vervangen zou worden door een ander juk, een centrale Amerikaanse regering. Die spanning tussen een centrale regering en de vele groepen die op Amerikaanse bodem wonen is in de vorige eeuw alleen maar toegenomen. Sinds de Amerikaanse minderheden zoals Indianen en zwarten steeds meer rechten opeisen, waarmee ze ‘wraak nemen op eeuwenlange uitsluiting’, wordt de sociale samenhang aangetast. Amerika wordt ‘een mozaïek van gemeenschappen’, ‘een rapsodie van etnische groepen’ die hun eerst onderdrukte identiteit ‘nu met te veel felheid uitdragen’.

Maar misschien, concludeert Lévy, is het gevaar van deze ontwikkeling niet in de eerste plaats de bedreiging van de Amerikaanse eenheid, maar gaat die vooral ten koste van het individu. Waar Tocqueville nog concludeerde dat de Amerikaanse democratie – de tirannie van de meerderheid – zou kunnen leiden tot conformisme en onvrijheid van het individu, is de nieuwe tirannie volgens Lévy eerder afkomstig van die kleine groepen die nu zo in opkomst zijn. Die kleine groepen zijn verstikkender dan de staatsdwang omdat ze ‘natuurlijk’ lijken, terwijl de tirannie van de meerderheid via een onnatuurlijke staatsdwang wordt opgelegd. ‘Het echte risico is tegenwoordig omgekeerd aan het risico dat Tocqueville beschreef: het gevaar is niet meer de tirannie van de meerderheid maar juist die van de minderheid. De dwang die mensen ervaren is misschien niet die van het grote collectief, maar eerder van de kleine groep. Hoewel het individu zelf vorm geeft aan elk collectief waartoe hij behoort, kan hij de druk daarvan toch zelf als verstikkend ervaren. Er zijn Amerikaanse steden waar het niet prettig is om homo te zijn, want de homo’s oefenen daar te veel druk uit op elkaar. Of het is het niet fijn om er zwart te zijn, want de zwarte identiteit is een gevangenis geworden. Of het is niet fijn om vrouw te zijn, want de geboden van het feminisme zijn er oekazes geworden. Dat zijn de nieuwe excessen van het democratische model.’
 

Gevangenissen

Die luide stem van de minderheden moet ons niet doen vergeten, zegt Lévy, dat Amerika zich juist ook kenmerkt door mensen die helemaal geen rechten hebben en vaak zelfs niet kunnen opeisen. ‘Opvallend aan de Verenigde Staten is dat daar een heel deel van de gemeenschap buiten die gemeenschap wordt gestoten. De gevangenen, de armen; dat is vaak hetzelfde in Amerika – vaak, niet altijd. De armen, de delinquenten zijn de mensen die zich niet herkennen in de gemeenschap. Vaak zijn het hele wijken. Gevangenissen dragen bij aan het onzichtbaar maken; armen, uitgesloten van de polis, die veranderen in zombies.’

Tocqueville bezocht Amerika – officieel tenminste – om een onderzoek te doen naar de Amerikaanse gevangenissen. Trouw aan zijn voorganger bracht Lévy een bezoek aan een aantal Amerikaanse gevangenissen, waaronder de bekendste: Guantánamo Bay. En die andere bekende: Alcatraz, de ‘absolute gevangenis’. In Europa, zegt Lévy, discussiëren mensen erover of de gevangenis gebruikt moet worden voor toezicht of voor straf, rehabilitatie of correctie. In Amerika lijkt de belangrijkste zorg om de twee werelden, de gevangenis en alles daarbuiten, radicaal te scheiden. ‘Als het waar is, zoals de filosoof Foucault dacht, dat in het westen twee modellen bestaan van de gevangenis –  één van lepra en plagen, van een macht die uitsluit en verbant, en de andere, het meer moderne instituut dat weet, heropvoedt, en uiteindelijk insluit – dan lijkt het dat Alcatraz de eerste vertegenwoordigt.’

Die isolatie van de gevangenen is volgens Lévy alleen maar groter doordat een deel van de Amerikaanse gevangenissen niet in handen is van de overheid. Die privégevangenissen zijn bedrieglijk aantrekkelijk, ziet Lévy: cellen met televisie en stereo; schoonheidssalons met posters van verschillende haarstijlen. De negatieve kant van die gevangenissen is volgens Lévy echter dat de gevangenen nu ook helemaal zijn uitgesloten van de politieke gemeenschap. Ze zijn opgeborgen in een even luxueuze als geïsoleerde wereld, maar staatsbemoeienis in de vorm van bijvoorbeeld rehabilitatie of correctie is afwezig. Het resultaat van de privégevangenissen: ‘Dociele lichamen en verdrietige zielen die half mens zijn, verdoofd door medicijnen die worden verstrekt door onbevoegde dokters of door bewakers aan iedereen die erom vraagt, of voor opstandigen, ook als ze er niet om vragen…’

De laatste gevangenis die hij bezocht is Guantánamo Bay, waar als hij er is zo´n 500 ‘vijandelijke strijders in feite gevangen worden gehouden zonder proces, zonder enige legale bescherming of status’. ‘Deze mensen’, oordeelt Lévy, ‘zijn volgens Bush en Rumsfeld terroristen (waarom worden ze in dat geval niet berecht?) of oorlogsmisdadigers (maar waarom dan de niet de Geneefse conventies toepassen?)’
Je moet wel erkennen, concludeert Lévy bij dit bezoek, dat deze gevangenis niet wezensvreemd is aan Amerika maar een miniatuur is van het hele Amerikaanse gevangenissysteem. Dezelfde afscheiding als in Alcatraz. De onverschilligheid die ook zo kenmerkend is voor de geprivatiseerde gevangenissen. En verder worden hun religieuze rechten – net als in de rest van Amerika – zeer serieus genomen, terwijl het met hun rechten als mens niet zo nauw wordt genomen: Lévy mag geen shirt met korte mouwen dragen omdat dat de eerbaarheid van de gevangenen zou kunnen aantasten. En een sergeant vertelt hem, zonder gevoel van ongemak, dat hij de gevangenen wel eens ruw moet behandelen terwijl hij zich tegelijkertijd aan een regel moet houden die voorschrijft dat de Koran alleen overhandigd mag worden als die respectvol is gewikkeld in een doek die daarvoor speciaal is bedoeld.

Patriottisme

Na zijn bezoek aan de gevangenissen, na de beschrijving van de armoede, lijkt Lévy een onverminderde passie te koesteren voor de Verenigde Staten. Wat is de bron van die passie? ‘Er zijn misstanden in de gevangenissen. Ja, er is een opmars van al die groepen die hun rechten claimen en hun identiteit overdreven uitdragen. Er zijn problemen met de minderheden, met name uit de islamitische wereld, die ontvankelijk zijn voor het soort ideologische tegen-revolutie – angstaanjagend – dat we het radicale islamisme noemen. Toch biedt de Amerikaanse aanpak wel een les voor ons. Ik heb veel mensen ontmoet die zich evenzeer Arabier als ook Amerikaan konden voelen. Ik vond bij een groep Amerikanen van Arabische komaf het gevoel Amerikaans te zijn, patriottisme, de herkenning in de vlag. Dat Amerikaanse bewustzijn is voor hen volledig verenigbaar met hun verbinding met de Arabische gemeenschap.’

‘Ik ben vaak enthousiaster over ideeën dan over de werkelijkheid. Dat geldt net zo goed voor Amerika als voor de rest van de wereld. Wat mij zo fascineert is het idee om een gemeenschap te maken met bijna niets, door nergens naar te verwijzen. Het idee om een natie te vormen met mensen van allerlei verschillende afkomsten, die overal vandaan komen, die alle talen spreken. Met als gemeenschappelijk punt niet een gezamenlijke geboortegrond, of een gemeenschap van herinnering, al die grote patriottistische fetisjen waar wij zo aan gewend zijn in Europa. Het enige gemeenschappelijke is een stukje papier, enkele wetsartikelen. Dat vind ik bewonderenswaardig.’        

‘Het is beter om een gemeenschap zonder “substantie” te hebben, zonder invulling. Dat kun je overlaten aan de dromen van het individu, aan de behoeften van hun leven. Aan hun seksualiteit. Ik verwacht niet van de gemeenschap dat ze me die invulling geeft. Hoe minder ze dat wil hoe beter. Hoe minder de staat zegt over de bestemming van de mens, des te beter verdragen de individuen haar en des te kleiner zijn risico’s van het totalitarisme. Zo’n samenleving is de beste manier om een eind te maken aan de totalitaire waanzin, om het fascisme te breken’

Maar hoe is het mogelijk om je te hechten aan zo’n abstract idee, aan een stukje papier? Is het niet veel eenvoudiger gepassioneerd te zijn over geloof of eventueel afkomst? ‘De mens is een dier dat het vermogen heeft tot die passie voor iets abstracts. Wij kunnen enthousiast zijn over een “realiteit zonder vlees”, over een zuiver idee – dat is wat ons tot mens maakt.’

De zonnebril gaat weer op. Lévy staat op en verdwijnt. Morgen moet hij weer terug naar New York.

Florentijn Rootselaar