Niettemin laat ik hem begaan, voor een poosje tenminste. Een paar dagen genoeg, is dat genoeg? Ik wil hem niet wegstoppen of verdoven, maar in me opnemen en verduren. Want hoe beangstigend de angst ook is, ik vind hem waardevol. Ik kan hem en mezelf vragen stellen: Waardoor wordt de angst opgeroepen? Welke verbanden zijn er met mij en met de wereld waarin ik leef? Is er een leven zonder angst? Wat is leven? Ik begin na te denken, naar informatie te zoeken, conclusies te trekken, zodat er steeds meer levenssferen binnen mijn gezichtsveld vallen. Daarmee beland ik echter midden in het proces van bewustwording, naar een bewuste leefwijze.
Broosheid
In moderne ogen is angst al snel een ziekte of stoornis, een pathologisch of disfunctioneel verschijnsel. Toch kan hij goede redenen hebben en ‘betekenis’ verlenen, bovenal als een gevoel dat wijst naar zinloosheid, twijfel en broosheid. Wanneer het leven zich inderdaad afspeelt tussen de polen van oppervlakte en peilloze diepte, dan behoort de angst, in welke vorm en op welk moment ook, fundamenteel bij het leven. Ernaar streven hem voorgoed de baas te worden is dan tevergeefs: dat is de tragische opvatting van de angst, die strijdig is met de functionele opvatting. Angst is het diepe inzicht in structuur en samenstelling van werkelijkheid en wereld; hij maakt zichtbaar wat leven is en wat wezenlijk is – daarom kunnen we niet zonder hem. Merkwaardig genoeg lijkt het uitgerekend de ervaring van diepe en mindere diepe dalen te zijn, die het zelf in staat stelt in andere tijden de toppen van het leven te bereiken. Aan het begin van deze verscheidenheid staat de angst.
Duizeling van vrijheid
Griezelfilms
Toch is er in geval van angst meestal sprake van een overmaat, zozeer zelfs dat twijfel aan het leven zelf ontstaat. Verreweg de grootste moeilijkheid bij de cultivering is daarom het te boven komen van het teveel. Het omgaan met de angst kan dan aanvankelijk een farmacologische kunst zijn, al moet hierbij grote terughoudendheid worden betracht. Psychofarmaca spelen onloochenbaar een rol bij het terugbrengen van extreme angsten op een draaglijk niveau, maar ze kunnen vanwege de ‘bijwerkingen’ geen duurzame oplossing bieden. Dat maakt de dialogische kunst tot veruit de belangrijkste, dat is de kunst van het gesprek met zichzelf en anderen, met vrienden en ‘deskundigen’ met wie zo’n gesprek kan worden gevoerd. Het gesprek geeft de angst de ruimte, waarin hij serieus wordt genomen, kan worden uitgesproken en zichzelf uitspreekt. In het gesprek kunnen de persoonlijke redenen voor de angst aan bod komen, hun mogelijke betekenis voor het eigen leven en het leven in het algemeen. Zodoende kan men het verschijnsel inbedden in het bredere perspectief van onze tijd: wellicht is het immers juist de moderne uitsluiting van de angst die hem zo buitensporig en schijnbaar ongemotiveerd doet terugkeren in afzonderlijke individuen, die hem dan als het ware plaatsvervangend voor anderen moeten dragen. Met iedere formulering neemt de angst in het gesprek meer gestalte aan, wordt hij grijpbaar, en de aanwezigheid van anderen geeft de angstige zelf houvast.
Aanraking
De kunstige omgang met de angst vraagt ook om een kunst der aanraking die zich niet van het woord bedient; bovenal de tedere aanraking die angsten kan doen vergeten. ‘Wanneer ik dicht bij jou kan liggen, dan ben ik niet zo bang meer’, horen ouders hun kinderen zeggen, en het is duidelijk dat deze behoefte aan nabijheid bij volwassenen niet verloren gaat. Aanraking tempert angst, want elke aanraking brengt een ervaring van transcendentie over en doorbreekt de beperkingen van het ik. Het zelf voelt zich niet langer metafysisch eenzaam, en dat gevoel beantwoordt onmiskenbaar aan een werkelijkheid, want met de aanraking door een ander groeit het zelf boven zijn grenzen uit. Daarom komt het erop aan dÃe banden en betrekkingen aan te gaan en te koesteren die tot aanraking in staat stellen: liefdes- en vriendschapsbanden, geestelijke verstandhoudingen en wellicht ook banden die verwijzen naar een transcenderende dimensie, in het kader waarvan de angst een plaats krijgt en niet voor eens en altijd ‘bedwongen’ moet worden.
Vertaald uit het Duits door Ruud van de Plassche
Wilhelm Schmid is filosoof. Hij woont in Berlijn. In Nederland is van hem verschenen Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven, uitg.Ambo/Anthos, Amsterdam 2001. Homepage: www.lebenskunstphilosophie.de