Home André Glucksmann: “Het Westen wil in slaap worden gesust”

André Glucksmann: “Het Westen wil in slaap worden gesust”

Door Rosan Hollak op 22 januari 2013

05-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

De Russen voeren een vuile oorlog, maar Poetin drinkt ‘gewoon’ thee met de Engelse koningin. André Glucksmann spuwt zijn gal tussen foto’s van wantoestanden in Tsjetsjenië: de wereld is in de greep van nihilisme en machtsdenken. “Als we niet willen horen, zullen we de bijlen in werking zien.”

In het café van het Verzetsmuseum Amsterdam roert André Glucksmann, met een licht vermoeide uitdrukking op zijn gezicht, in een kopje koffie. Bij de opening van de fototentoonstelling KAVKAZ – Foto’s uit Tsjetsjenië 1868-2002 in het Verzetsmuseum heeft de Franse filosoof net verteld over de gruwelijkheden van de oorlog in Tsjetsjenië. Twee jaar geleden reisde Glucksmann, met de hulp van het Tsjetjeense verzetsleger, vijf weken lang door Tsjetsjenië en Dagestan. Eenmaal terug in Parijs concludeerde hij dat de misdaden die de Russische president Poetin in Tsjetsjenië heeft begaan, niet minder erg zijn dan die van Milosevic in Bosnië of Kosovo. Hij vindt dat Poetin, net als Milosevic, voor zijn oorlogsmisdaden moet worden berecht door een internationaal tribunaal. “Het argument dat Grozny omwille van de strijd tegen het terrorisme is verwoest, gaat niet op”, zegt Glucksmann. “Dat de Russen deze stad met de grond gelijk hebben gemaakt, beschouw ik als een misdaad tegen de menselijkheid. Je kunt nu eenmaal geen onderscheid maken tussen gewone mensen, fundamentalisten of terroristen als je de boel plat bombardeert.”

Een van de voornaamste taken van een filosoof is volgens Glucksmann om, zoals hij het noemt, “aan de alarmbel te trekken”. Een filosoof moet vragen stellen die de meeste mensen niet willen horen. “Over het algemeen willen we liever in slaap worden gesust”, zegt hij. “Daarom erkent het Westen nog steeds niet dat de oorlog in Tsjetsjenië ook onze zaak is.” Volgens Glucksmann is een westerse denker als Francis Fukuyama mede schuldig aan die ontkennende houding van het Westen. Ruim tien jaar geleden, na de val van het communisme, schreef Fukuyama in The End of History and the Last Man dat het democratisch model met een vrijemarkteconomie uiteindelijk het best functionerende politieke systeem voor de mensheid zou zijn. Hij voorspelde in de toekomst een vreedzame wereld waarin men tevreden consumerend achter de beeldbuis zou zitten. “Alle oorlogen die er nog gestreden worden, bevinden zich volgens deze theorie in de periferie en zijn niet belangrijk”, schampert Glucksmann. “Hiermee impliceert Fukuyama dat genocide in Rwanda of Tsjetsjenië ons niet aangaat, omdat het buiten de geschiedenis plaatvindt. Het Westen is aangekomen bij het einde van de geschiedenis en alles wat daar buiten nog gebeurt, is niet belangrijk. Maar Fukuyama zat volkomen fout. Nadat ik uit Tsjetsjenië terugkwam, realiseerde ik mij dat die manier van denken het Westen blind en doof maakt.”

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bloed

In februari van dit jaar stelde Glucksmann een petitie op waarin hij de Europese Unie aanspoorde om de Russische president Poetin tot de orde te roepen en een staakt-het-vuren in Tsjetsjenië af te dwingen. Het werd ondertekend door ruim vierhonderd intellectuelen wereldwijd. “Poetin is destijds populair geworden door krachtig op te treden in Tsjetsjenië”, zegt Glucksmann. “Maar nadat hij de verkiezingen had gewonnen ging hij gewoon door met de oorlog. Ondertussen doen de democratische landen alsof er niets aan de hand is. Toen Poetin voor het eerst naar Engeland afreisde, werd hij zelfs bij de koningin uitgenodigd, terwijl er bloed drijft in zijn kopje thee.” De oorlog met Tsjetsjenië begon in 1991, jaren voordat Poetin aan de macht kwam. Na de val van de Sovjet-Unie, verklaarde Dzjochar Doedajev, een voormalige Tsjetsjeense sovjetgeneraal, Tsjetsjenië onafhankelijk. Drie jaar later viel het Russische leger Tsjetsjenië binnen. De militaire operatie ontaardde in een complete oorlog waarin uiteindelijk de Russen werden verslagen. Deze ‘eerste oorlog’ eindigde in 1996 met een vredesakkoord.

In 1999 worden er in Moskou bomaanslagen gepleegd op flatgebouwen. Ze worden niet opgeëist, maar de Russische regering stelt Tsjetsjeense rebellen hiervoor verantwoordelijk. In december vallen de Russische troepen opnieuw Tsjetsjenië binnen voor een anti-terroristische operatie. In deze oorlog wordt Grozny door bombardementen volledig verwoest. Deze ‘tweede Tsjetsjeense oorlog’ gaat gepaard met martelingen, executies, verkrachtingen en plunderingen door Russische militairen en kost naar schatting zeventigduizend Tsjetsjenen en vijftienduizend Russische soldaten het leven. Om een eind te maken aan het bloedige conflict beginnen vertegenwoordigers van de Russische en Tsjetsjeense regering in november 2001 met onderhandelingen. Maar sinds de aanslagen in Amerika op 11 september zet ook Poetin de strijd tegen het terrorisme voort en worden er door Russische troepen geregeld razzia’s gehouden in diverse Tsjetsjeense steden. “In de ogen van Poetin zijn de Tsjetsjenen terroristen”, zegt Glucksmann. “Maar in Rusland leven honderdduizend Tsjetsjenen in de diaspora die allang een aanslag hadden kunnen plegen. Het is gemakkelijker om een kerncentrale in Rusland op te blazen dan met een vliegtuig de Twin Towers te doorboren. De Tsjetsjenen hebben de capaciteit om zoiets te doen maar ze doen het niet. Ze haten het leger, maar niet de Russen. Maar onderhand is hun situatie zo tragisch dat ze misschien wel tot zulke acties overgaan. Daarom is het ook in ons belang om vrede in Tsjetsjenië te stichten.”

Al meer dan twee eeuwen verzetten de Tsjetsjenen zich tegen de Russen. Vanaf 1722 probeert Rusland de noordelijke Kaukasus in te lijven om toegang te krijgen tot de havens van de Zwarte Zee en de Turkse invloedssfeer in te perken. Pas in 1859 lukt het om de Tsjetsjenen te onderwerpen, als de legendarische verzetsstrijder Imam Sjamil zich overgeeft. De Russische schrijver Leo Tolstoj schreef in de roman Haji-Murat over deze oorlog met Tsjetsjenië. Hierin beschrijft hij hoe de Russen de huizen afbranden, de kippen doodschieten en een kind aan een bajonet rijgen en wat daarop de reactie is van de plaatselijke bevolking: “Wat de Tsjetsjenen voelden, zowel kinderen als ouderen, was sterker dan haat. Het was geen haat maar de weigering om deze Russische honden te zien als mensen, een afkeer, walging en dat deze wezens in staat waren tot zulke zinloze wreedheden…”

Volgens Glucksmann staat Tolstojs roman nog altijd symbool voor de houding van de Russen ten opzichte van de Tsjetsjenen. “In Haji-Murat wordt beschreven hoe het hoofd van de verslagen Tsjetsjeense vrijheidsstrijder naar tsaar Nicolaas I wordt opgestuurd. Daarmee is de boodschap aan het Russische volk: je mag niet vrij zijn. Een rebel zal gedood worden door de staatsmacht van het Kremlin. Datzelfde verhaal geldt nu nog steeds. De tsaar, de communisten, telkens weer gaat het om de heropvoeding van het eigen volk. Daarnaast verdient het Russische leger aan deze oorlog. De huursoldaten gijzelen jonge Tsjetsjenen, houden ze vast en verkopen ze weer aan de families. Ook de lichamen van de mannen, die gedurende de martelingen zijn bezweken aan hun verwondingen, worden verkocht zodat de Tsjetsjenen hen kunnen begraven.”

Nihilisme

Glucksmann, die in de jaren zeventig bekend stond als een van de post-marxistische ‘Nieuwe Filosofen’ in Frankrijk, koestert al jaren een wantrouwen tegen revolutionairen die met één handgreep de wereld willen vervolmaken. Osama bin Laden is in zijn ogen zo’n gevaarlijk revolutionair omdat hij, door middel van aanslagen, de ondergang van de westerse wereld wil bewerkstelligen. In zijn onlangs verschenen boek Dostoïevski à Manhattan, constateert Glucksmann dat niet alleen terroristen als Bin Laden maar langzamerhand de hele wereld wordt geteisterd door een alsmaar voortkruipend nihilisme. Mannen als Poetin en Bin Laden worden nog slechts gedreven door een wil tot vernietiging. “Voor een nihilist is alles toegestaan”, zegt Glucksmann. “Overal ter wereld zeggen jongeren: ‘Waar is mijn kalasjnikov, ik ga zelf mijn leven bepalen’. Een vriend van mij kwam in Liberia een 13-jarige jongen tegen met een kalasnikov. Hij vroeg hem of hij wist dat hij daarmee iemand kan doden. De jongen zei: ‘Waarom niet?’ Dat is nihilisme.”

Het Westen is volgens Glucksmann eveneens in de greep van het nihilisme. In Dostoïevski à Manhattan beklaagt hij zich over de teloorgang van de westerse waarden en traditie en uit hij de hoop dat de schrijver het Westen de ogen kan openen voor zijn eigen ontbinding. “Tsjechov bezocht zeven maanden lang de Russische strafkolonies op het eiland Sakhalin. Hij schreef een uitgebreid verslag over de toestanden die hij daar aantrof, maar kreeg er geen enkele reactie op. Hij vroeg zich af of een schrijver soms een hamer moet hebben om daarmee de aandacht van de mensen te trekken.” Volgens Glucksmann heeft Tsjechov dit thema verwerkt in het toneelstuk De Kersentuin, alleen niet via de slagen van een hamer maar van een bijl. “De Kersentuin gaat over een aantal aristocraten die blind en doof zijn voor de gebeurtenissen die rondom hen plaatsvinden. Ze bevinden zich op een landgoed dat wordt verkocht, maar willen dat feit niet erkennen en kletsen eromheen. Maar dan is daar ineens het geluid van bijlen waarmee de kersenbomen alvast worden omgehakt. Dat luidt het begin van het einde in. Toen ik de Twin Towers zag instorten, dacht ik: ‘dit is hetzelfde!’ Alleen is de hamer niet in de handen van de schrijver, de hamer ís de werkelijkheid. De filosoof is degene die over de werkelijkheid spreekt. Maar als we hem niet willen horen, zullen we de bijlen in de werkelijkheid aan het werk zien.”