Home Alles bestaat, behalve de wereld

Alles bestaat, behalve de wereld

Door Tim Miechels op 28 mei 2021

Alles bestaat, behalve de wereld
Cover van 02-2021
02-2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In het nieuw realisme van Markus Gabriel kunnen verschillende verhalen over de wereld naast elkaar bestaan. Maar dat betekent nog niet dat ieder verhaal over de wereld even waardevol is, legt Tim Miechels uit.

De jonge God van de Duitse filosofie’ werd hij in de Volkskrant genoemd. Sinds Waarom de wereld niet bestaat in Duitsland een bestseller werd, gaat het hard met de status van Markus Gabriel. Daarvoor was hij al de jongste hoogleraar aan een Duitse universiteit ooit en sindsdien reist hij de hele wereld over om het evangelie van zijn zogeheten nieuw realisme te verspreiden. De kern van de boodschap: alles wat je kunt bedenken bestaat. Draken, landsgrenzen, het getal pi, Harry Potter, zwaartekracht, de verschrikkelijke sneeuwman: het bestaat allemaal. Alleen de wereld bestaat niet.

Met zijn nieuw realisme poogt Gabriel recht te doen aan de complexiteit van onze werkelijkheid. Zijn uitgangspunt is daarbij steeds dat ‘gedachten over feiten met evenveel recht bestaan als de feiten waarover we nadenken’ (Gabriel 2014). In de twee vervolgen op Waarom de wereld niet bestaat trekt Gabriel de lijn uit dat boek door naar nieuwe problemen. In Waarom we vrij zijn als we denken laat hij zien waarom hersenwetenschappers als Dick Swaab het bij het verkeerde eind hebben, en we niet tot ons brein te reduceren zijn. In De zin van denken betoogt hij dat we denken niet moeten beschouwen als het verwerken van informatie, maar als een zesde zintuig.

Die Zeit vatte het denken van Gabriel al eens onder de noemer ‘hogesnelheidsfilosofie’. Dit geldt bij uitstek voor zijn publieksfilosofische werk, dat zeer vlot geschreven is, maar waarin het soms lastig is de precieze systematische lijn te vatten. In dit essay leg ik aan de hand van Waarom de wereld niet bestaat de kerngedachte van zijn filosofie bloot en schets ik de systematische lijn die door zijn denken loopt. Nieuw realisme is daarbij de centrale term, die hij ontwikkelt in contrast met metafysica en constructivisme.

Waarom draken, dromen en King Kong bestaan

In Waarom de wereld niet bestaat introduceert Markus Gabriel zijn positie aan de hand van een simpel voorbeeld. Twee mensen kijken tegelijkertijd vanuit verschillende posities naar de vulkaan Vesuvius. Wat is nu het reëel bestaande in deze situatie? Een metafysicus zou zeggen dat er maar één echt object is, namelijk de vulkaan zelf. De waarnemingen van persoon A en B zijn illusoir. Volgens de radicale constructivist zijn er twee echte objecten, namelijk de waarneming van persoon A en de waarneming van persoon B. Er is geen vulkaan onafhankelijk van de waarnemingen. Gabriel positioneert zijn nieuw realisme tussen deze twee uitersten in. In het voorbeeld van de Vesuvius zijn er volgens het nieuw realisme drie reëel bestaande objecten: de waarneming van persoon A, de waarneming van persoon B en de Vesuvius zelf. Natuurlijk worden de posities van de metafysicus en de radicale constructivist hier wat gechargeerd neergezet door Gabriel. Dat dient in de eerste plaats het retorische doel om zijn nieuw realisme als redelijk alternatief tussen deze twee op zichzelf nogal absurd klinkende posities in te zetten. Het door Gabriel gebruikte schoolvoorbeeld van de metafysicus is Stephen Hawking. Volgens deze bekende natuurkundige zijn alle vragen op te lossen door de natuurkunde, en is de natuur dus het enige dat echt bestaat. Gedachtes zijn op zijn best volledige van de werkelijkheid afhankelijke epifenomenen. Alleen het materiële bestaat echt en in die zin zou de metafysicus in het bovenstaande voorbeeld dus zeggen dat alleen de vulkaan écht bestaat. Het schoolvoorbeeld van de constructivist is Immanuel Kant, volgens wie de werkelijkheid zoals wij die kennen geconstrueerd wordt door een combinatie van onze waarneming en ons verstand. Volgens Kant is er wel een Ding an sich dat ten grondslag ligt aan de vulkaan uit het bovenstaande voorbeeld, maar de vulkaan als zodanig is een menselijke constructie.

Zowel de metafysicus als de radicale constructivist maakt zich schuldig aan een versimpeling van de werkelijkheid. De metafysicus legt te veel nadruk op de werkelijkheid, op zichzelf en kan daarmee geen recht doen aan de aanwezigheid van toeschouwers, terwijl de constructivist te veel nadruk legt op het feit dat er toeschouwers zijn, waardoor deze geen recht kan doen aan de werkelijkheid op zichzelf. Het nieuw realisme probeert een werkelijkheid te denken waarin toeschouwers en objecten die losstaan van deze toeschouwers evengoed bestaan. Gabriel: ‘De wereld zoals ik die ken, is echter altijd een wereld met toeschouwers waarin feiten die niet in mij geïnteresseerd zijn, tegelijk voorkomen met mijn interesses (en waarnemingen, bevindingen enzovoort)’ (Gabriel 2014).

Het gevolg is een beeld van de werkelijkheid, waarin meer bestaat dan je zou verwachten. Het nieuw realisme moet immers aan meer dingen bestaan toekennen dan het klassiek realisme van de metafysicus hierboven. Doordat het nieuw realisme recht wil doen aan de toeschouwers, moet het realiteit toekennen aan bijvoorbeeld dromen, verwachtingen en belangen, maar ook aan fictieve entiteiten als King Kong of het Monster van Loch Ness. Volgens het nieuw realisme bestaat mijn verwachting dat het gaat regenen net zo goed als de regen zelf en bestaat King Kong net zo goed als Bokito.

De metafysicus legt te veel nadruk op de werkelijkheid, op zichzelf en de constructivist te veel op de toeschouwers van de werkelijkheid

Het resulterende plaatje noemt Gabriel een zinveldontologie. Zinvelden zijn gebieden die bepaalde objecten bevatten. Zo vormt ieder wetenschapsgebied een zinveld. In het zinveld van de sterrenkunde verschijnen bijvoorbeeld objecten als gasreuzen, blauwe dwergen, nevels en neutronensterren. Maar er is ook het zinveld van de politiek waarin objecten verschijnen als lijsttrekkers, verkiezingen, debatten en stemgerechtigden. Sommige zinvelden zijn betrekkelijk klein, zoals mijn studeerkamer waarin objecten verschijnen als een laptop, studieboeken, een bureaustoel en een koffiekopje. Andere zinvelden zijn fictief, zoals de televisieserie Game of Thrones waarin objecten verschijnen als draken, ijszombies, wargs en reuzen.

Zinvelden vormen de basis voor Gabriels ontologie, omdat hij bestaan definieert als ‘verschijnen in een zinveld’. Alles dat bestaat, verschijnt in een zinveld, en andersom: alles dat in een zinveld verschijnt, bestaat. Dingen bestaan dus op verschillende manieren, al naar gelang het zinveld waar ze in verschijnen. King Kong bestaat weliswaar niet in het zinveld van dierenpark Blijdorp, maar wel dat van de film Godzilla vs. Kong. En Gerrit Hiemstra zal mijn verwachting dat het gaat regenen niet aantreffen in zijn weermodellen, omdat mijn verwachting bestaat in het zinveld van mijn gedachten, niet in dat van de meteorologie.

Op dit punt zou de verdenking op kunnen komen dat termen als ‘verschijnen’ en ‘zinvelden’ een al te subjectieve manier van denken suggereren. Gabriel wil zeggen dat de werkelijkheid zelf opgebouwd is uit verschillende zinvelden, maar verleidt deze terminologie ons er niet toe om deze indeling van zinvelden toch vooral als een menselijke indeling te zien? Hier helpt het om in herinnering te roepen dat Gabriel de werkelijkheid als combinatie van op zichzelf bestaande dingen en toeschouwers denkt. Die toeschouwers doen pogingen om die op zichzelf bestaande dingen middels wetenschap en filosofie te leren kennen, en ze op die manier in verschillende objectgebieden in te delen. ‘De vraag die we nu vanuit onze ervaring en met behulp van de wetenschap moeten proberen te beantwoorden, is uit welke gebieden de wereld bestaat’ (Gabriel 2014). Die verdeling in verschillende zinvelden is dus niet een verdeling die wij maken, maar een verdeling die wij ontdekken in de wereld, maar tegelijkertijd is het zonder toeschouwers om die indeling te ontdekken dus niet zinvol zijn om over zinvelden te spreken.

De wereld bestaat niet

Nu we iets meer weten over wat er volgens Gabriel allemaal bestaat, is het tijd om te kijken naar dat ene ding dat niet bestaat: de wereld. De eerste vraag die we dan moeten beantwoorden is: wat is de wereld? Volgens Gabriel gebruiken we die term in het dagelijks leven op verschillende manieren, bijvoorbeeld om naar onze planeet of naar het objectgebied van een roman of historische periode (de wereld van The Lord of the Rings, of de wereld van de Romeinen). Wat deze verschillende gebruiken van de term gemeen hebben is dat ze een idee van totaliteit in zich bergen. De wereld van The Lord of the Rings is de totaliteit aan personages, plaatsen en gebeurtenissen die zich in de boeken van J. R. R. Tolkien afspeelt. Onze wereld verwijst naar de totaliteit van levende wezens, landen, verhalen en gebeurtenissen op onze planeet.

Voor zijn definitie van wereld knoopt Gabriel aan bij Martin Heidegger (2004), die in zijn voordracht Aletheia de wereld als ‘Het gebied aller gebieden’ definieerde. Gabriel verbindt dit met zijn idee van zinvelden als objectgebieden en definieert de wereld als het zinveld dat de totaliteit van alle andere zinvelden omvat. Het idee van ‘de wereld’ is volgens Gabriel dus het idee van één alles overkoepelend zinveld, het ene, allesomvattende zinveld waarbinnen alle verschillende zinvelden verschijnen. Dat zo’n zinveld niet kan bestaan, volgt direct uit Gabriels definitie van ‘bestaan’. Als de wereld zou bestaan, dan zou die moeten verschijnen binnen een zinveld. Maar dan zou dat weer het alomvattende zinveld zijn. En binnen welk zinveld zou dat weer moeten verschijnen?

Een oplettende lezer zou wellicht tegenwerpen dat ik toch aan de wereld kan denken, waardoor de wereld dan minstens in het zinveld van mijn gedachten moet bestaan. Hebben we Gabriel immers al niet het bestaan van tal van niet bestaande objecten horen verdedigen, op basis van het feit dat ik er toch aan kan denken? Gabriel werpt tegen dat de wereld in dit geval in mijn gedachten bestaat, waardoor mijn gedachten zelf niet in de wereld bestaan. De wereld is in dit geval dus niet alomvattend. We kunnen wel denken aan het concept de wereld, en die gedachte bestaat inderdaad, maar die gedachte is niet identiek met de wereld als het allesomvattende zinveld. De wereld als alles overkoepelend zinveld kan niet bestaan.

De werkelijkheid bestaat volgens Gabriel uit een eindeloze, immer uitdijende hoeveelheid zinvelden. Sommige overlappen gedeeltelijk, anderen bevatten elkaar, maar ze zijn nooit terug te leiden tot een laatste begrenzing waar alles binnen valt. Hij noemt zijn zinveldontologie dan ook wel een fractalontologie, naar fractale figuren als de sierpinski driehoek, een driehoek die bestaat uit tot in het oneindige steeds weer kleiner wordende driehoekjes (Gabriel 2014).

Op dit punt zou de verdenking kunnen ontstaan dat we vooral aan het goochelen zijn met woorden. Oké, als we ‘bestaan’ en ‘wereld’ zo definiëren als Gabriel dat doet, dan bestaat de wereld niet. Formeel is het onomstotelijk, maar wat hebben we ermee gewonnen? Wat staat hier nu filosofisch op het spel?

Volgens het nieuw realisme bestaat King Kong net zo goed als Bokito

Een groot voordeel van Gabriels nieuw realisme is dat het een fundamenteel anti-reductionistische theorie is. Dit in tegenstelling tot de positie van de metafysicus, die inherent reductionistisch is. Om bij het eerdere voorbeeld van de Stephen Hawking te blijven: de natuurkundige stelt dat het enige dat echt bestaat ‘het universum’ is, de wereld van de natuurkundige bestaande uit kleine materiële deeltjes en de wetten van de fysica. De wereld zoals wij die waarnemen is een illusie die op de een of andere manier zijn grond vindt in de materiële werkelijkheid.

Wat hier gebeurt laat zich goed uitleggen aan de hand van de Two Tables Paradox van De Britse astronoom Arthur Eddington. Volgens deze paradox is de tafel waaraan ik dit schrijf in feite twee tafels. Enerzijds de tafel als het alledaagse meubelstuk waar mijn kop koffie op staat. Deze tafel gebruik ik dagelijks en ik ben er vertrouwd mee. Anderzijds is er de tafel als wetenschappelijk object, bestaand uit onwaarneembaar kleine deeltjes met daartussen lege ruimte. Deze tafel ben ik alleen indirect mee bekend, ze is vreemd voor me. Volgens de natuurkundig metafysicus is dus alleen die tweede tafel echt, de eerste is een illusie. Maar dat roept een hoop vragen op, want hoe verhouden die twee tafels zich dan precies tot elkaar en hoe is de illusie ooit ontstaan?

Volgens de metafysica is er maar één objectgebied van de werkelijkheid echt, de rest een verzameling daarop parasiterende illusies. Binnen de bredere stroming van het speculatief realisme staat dit bekend als ‘ondermijnen’. Een probleem hiervan is dat er tal van zaken zijn die we van belang achten en die een grote rol in ons bestaan spelen, die desalniettemin niet opduiken in het universum van de natuurwetenschappen. Hoe nauwkeurig je de grond tussen Nijmegen en Kleve ook analyseert, de landsgrens tussen Nederland en Duitsland zul je met een microscoop niet aantreffen. En wie De Nachtwacht in een vat met chemicaliën oplost om vervolgens de bestanddelen te analyseren, zal de kunsthistorische waarde van het schilderij nooit achterhalen. En de politici, grondwetten en stemwijzers van het zinveld van de politiek treffen we noch onder een microscoop, noch voor een telescoop aan, maar toch bestaan ze echt.

Allesverklarende theorie

Een deel van wat Gabriel wil laten zien met zijn fractale zinveldontologie, is dat het onmogelijk is om een theory of everything te ontwerpen. Gabriel verwijst hier opnieuw expliciet naar Stephen Hawking, als een natuurkundige die meent dat de natuurkunde zo’n allesverklarende theorie kan formuleren. Zo’n theorie is principieel onmogelijk, omdat de werkelijkheid bestaat uit een eindeloos complex van zinvelden, elk met een eigen verzameling objecten en regels, die niet tot elkaar of een alomvattend zinveld te reduceren zijn. De fout die Hawking maakt, is dat hij denkt dat het zinveld van de natuurkunde zo’n alomvattend zinveld is. Volgens Gabriel is het universum van de natuurkundige – hoewel oneindig groot – ontologisch gezien provinciaal (Gabriel 2014).

Lijnrecht tegenover het reductionisme van de metafysicus, maar net zo beperkt, staat het relativisme van de constructivist. Deze maakt de omgekeerde vergissing, door te stellen dat er niets schuilgaat onder onze percepties van- en gedachten over objecten. Dit staat in het speculatief realisme bekend als ‘overmijnen’. Volgens de constructivist is hoe wij de werkelijkheid waarnemen bijvoorbeeld een gevolg van de cultuur waarin wij opgroeien. Iedere cultuur brengt een eigen perspectief met zich mee en onder die perspectieven bevindt zich geen vaste grond. Dit leidt tot een relativisme, voor zover er nooit een doorslaggevende waarheid gevonden kan worden die één perspectief in het gelijk stelt.

Hoe nauwkeurig je de grond tussen Nijmegen en Kleve ook analyseert, de landsgrens tussen Nederland en Duitsland zul je met een microscoop niet aantreffen

De postmodernist loopt daarmee voor een deel gelijk op met Gabriel, voor zover beide claimen dat er geen theory of everything kan bestaan. Volgens Gabriel hoeft dat echter niet tot relativisme te leiden. De werkelijkheid bestaat volgens Gabriel immers niet uit louter toeschouwers, maar ook uit feiten die toeschouwers door middel van bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek kunnen achterhalen. Hoewel de dieren die een cryptozoöloog en een bioloog onderzoeken beide bestaan, loop je in het zinveld van de Hoge Veluwe geen chupacabra tegen het lijf. Daarvoor zul je in het zinveld van middernachtelijke documentaires op Discovery Channel moeten zijn. Anders gezegd: verschillende objecten behoren tot verschillende zinvelden en het is aan de wetenschappen om te achterhalen tot welk zinveld een object behoort. Dat er geen alomvattend zinveld bestaat, betekent dus niet dat er geen feiten bestaan die door verschillende wetenschapsgebieden achterhaald kunnen worden.

Op het niveau van de politiek kunnen zowel het reductionisme van de metafysicus als het relativisme van de constructivist gevaarlijke effecten teweegbrengen. Wie op het politiek toneel denkt als een metafysicus, denkt dat het hele politieke discours uiteindelijk te reduceren valt tot één verhaal. Het gevaar hiervan toont zich vooral in de vorm van het totalitaire denken, waarbij de partij-ideologie als de enige weg naar een betere toekomst wordt gepropageerd. De individuele waarden en belangen van de burgers en groepen in een samenleving zijn daaraan ondergeschikt. De constructivist zien we op het politieke toneel bijvoorbeeld terug in de vorm van de opportunistische populist die mensen met alternatieve feiten zand in de ogen strooit. Omdat er toch niet zoiets is als de waarheid, is het ook niet problematisch om de ene week een standpunt te verdedigen, terwijl je een week daarvoor volstrekt het tegenovergestelde beweerd hebt.

Neuromanie

In Waarom we vrij zijn als we denken (2016), het tweede boek uit Gabriels filosofische trilogie, trekt hij de inzichten uit het eerste boek door richting het idee van de neurowetenschap, ook wel de ‘natuurwetenschappen van de menselijke geest’. Sinds George Bush sr. de jaren negentig uitriep tot het ‘decennium van de hersenen’ zijn neurowetenschappen volgens Gabriel een dominante manier per uitstek geworden om onszelf uit te leggen.

Deze zelfinterpretatie van de mens in neurowetenschappelijke termen noemt Gabriel ‘neuro-centrisme’ of ‘neurofetisjisme’. Hieraan liggen twee ideeën ten grondslag, die hij in navolging van de Britse medicus Raymond Tallis ‘neuromanie’ en ‘darwinitis’ noemt. Neuromanie is de visie dat we het functioneren van onze hersenen moeten onderzoeken om onszelf te leren kennen. Darwinitis stelt in aanvulling daarop dat we ons gedrag moeten begrijpen door te kijken naar welk voordeel het heeft gehad in de strijd om te overleven. Neurocentrisme combineert de twee, door te stellen dat we onszelf alleen kunnen begrijpen ‘als we de hersenen beschouwen in het licht van hun evolutionaire voorgeschiedenis’ (Gabriel 2016).

Neurowetenschappen zijn volgens Gabriel een dominante manier geworden om onszelf uit te leggen

Gabriel wil hier overigens niet beweren dat we geen interessante informatie over onszelf krijgen door de hersenen te bestuderen. Waar hij zich tegen verzet is het neurocentrische idee dat we door de hersenen te onderzoeken alles over de mens te weten kunnen komen. Om duidelijk te maken waar dit idee de mist in gaat maakt hij een onderscheid tussen noodzakelijke en voldoende voorwaarde. Natuurlijk zijn hersenen een noodzakelijke voorwaarden voor menselijk gedrag als fietsen, een boek lezen of een boterham smeren. Dat betekent echter niet dat hersenen voor deze activiteiten een voldoende voorwaarde zijn. Om deze succesvol uit te kunnen voeren heb ik naast hersenen bijvoorbeeld ook nog een lichaam en een culturele context met boeken, fietsen en boterhammen nodig.

Tegenover het neurocentrisme verdedigt Gabriel het idee dat mensen levende wezens met een geest zijn, waarbij het geestelijke aspect ervoor zorgt dat we fundamenteel vrij zijn: ‘Uiteindelijk is de menselijke vrijheid gegrondvest in het feit dat we levende wezens met een geest zijn die nooit helemaal begrepen kunnen worden door ons mensbeeld naar het voorbeeld van de natuurwetenschappen te verwetenschappelijken’ ( Gabriel, 2016). Met deze nadruk op menselijke vrijheid plaatst Gabriel zich nadrukkelijk in de traditie van het existentialisme van denkers als Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir. Hij noemt zijn eigen positie neo-existentialisme, waarmee hij aan wil geven dat hij de kerngedachte over menselijke vrijheid deelt, zonder de rest van de filosofische inzichten van het existentialisme zonder meer over te nemen. Deze kerngedachte van het existentialisme is volgens Gabriel dat mensen wezens zijn die zichzelf moeten interpreteren om überhaupt iemand te zijn. Om de termen van Sartre te gebruiken: mensen hebben geen vastliggende essenties die bepalen wie ze zijn en hoe ze zich gedragen. ’Existentie gaat vooraf aan essentie’ (Sartre 1980): Dát je bent, gaat vooraf aan wát je bent.

In de kern is de neurocentrist waar Gabriel zich hier tegen verzet een variant op de metafysicus uit Waarom de wereld niet bestaat. Waar de metafysicus claimt te weten hoe de wereld echt in elkaar zit, claimt de neurocentrist te weten hoe de mens echt in elkaar zit. Beide maken zich schuldig aan naturalisme. Ze reduceren alles tot natuur – in de vorm van respectievelijk het universum en de hersenen – en wat niet in dit plaatje past wordt afgedaan als illusoir. De beide manieren van denken kunnen daardoor geen recht kunnen doen aan de complexiteit van de werkelijkheid en de mens. De wereld is meer dan het universum, de mens is meer dan zijn hersenen.

De zin van denken

In De zin van denken zoomt Gabriel nog verder in. Hier gaat hij in op de betekenis van denken en verzet hij zich tegen het idee dat ons denken naturaliseerbaar is. Dit idee ziet hij vooral terug in het hedendaagse onderzoek naar kunstmatige intelligentie. In De zin van denken ontwikkelt hij een alternatief voor de in kunstmatige intelligentie heersende opvatting van denken. Binnen de grenzen van dit essay kan ik niet diep ingaan op de precieze tegenargumenten die Gabriel aandraagt, dus ik beperk me hier tot een schets van hoe Gabriel het denkbeeld van kunstmatige intelligentie beschrijft en wat hij daartegenover plaatst.

De verkeerde vooronderstelling waarop kunstmatige intelligentie is gebouwd, situeert Gabriel in Descartes’ opvattingen over de samenhang tussen denken en zintuiglijkheid. Volgens Descartes hebben we met onze losse zintuigen toegang tot verschillende soorten eigenschappen. Denk aan het voorbeeld van de bijenwas uit Descartes’ Meditaties (1999). Ik ruik de geur, ik voel de textuur, ik zie de kleur. Mijn zintuigen leveren mij allerlei input, maar nergens heb ik een waarneming van het bolletje was. Dat ik desalniettemin toegang heb tot het object ‘een bolletje bijenwas’ is het gevolg van de synthetiserende werking van het denken. Die voegt de verschillende zintuiglijke indrukken samen tot een coherent object met een bepaalde geur, kleur, textuur, smaak, enzovoorts.

Deze manier van denken over denken heeft verschillende kwalijke gevolgen, waarvan de belangrijkste is dat denken hier wordt begrepen als het verwerken van input. De analogie met een computer ligt hierdoor al snel op de loer: onze hersenen zijn dan de hardware, ons denken is de software. En als software op verschillende soorten hardware kan worden geïnstalleerd, zou hetzelfde dan niet gelden voor ons denken?

Aan de hand van denkers als Martin Heidegger en John Searle maakt Gabriel hier het punt dat we denken vooral niet moeten begrijpen als het verwerken van informatie. In plaats daarvan stelt hij voor denken te zien als een zesde zintuig. Met dat zintuig vatten we gedachten, wat ons in staat stelt tot verschillende zinvelden door te dringen. Denken is dus niet iets dat zich binnen in ons hoofd afspeelt, maar iets dat altijd naar buiten gericht is. Hij noemt in dit verband het voorbeeld van de natuurkunde: ‘Hoewel nog geen mens ooit ons zonnestelsel heeft verlaten, kunnen we diep de kosmos in kijken en de kosmische wetten bestuderen’ (Gabriel 2018). Al denkend maken we contact met het universum, waarbij we gebruik maken van de mogelijkheden van de wiskunde. Op dezelfde manier maken we al denkend over democratie contact met het zinveld van de politiek, en houden u en ik ons op dit moment al denkend op bij het zinveld van de filosofie van Markus Gabriel.

Opnieuw is het probleem dat Gabriel signaleert een vorm van metafysica. Door denken te beschouwen als het manipuleren van symbolen, wordt het denken weliswaar tot een keurig in het plaatje van de natuurwetenschappen passende, weinig mysterieuze activiteit, maar gaat verloren wat er daadwerkelijk allemaal plaatsvindt wanneer mensen denken. Bovendien zorgt deze opvatting voor allerlei irreële angsten voor Terminator-achtige scenario’s waarin intelligente robots de mensheid proberen uit te roeien.

Gabriels nieuw realisme beschrijft een wereld bestaande uit zowel toeschouwers als objecten die zich niets van die toeschouwers aantrekken. Zijn fractale zinveldontologie laat een werkelijkheid zien die niet tot één theorie of een verhaal te reduceren is. In deze zinveldontologie kan er een pluraliteit van verschillende verhalen over de wereld naast elkaar bestaan. Dat betekent niet zonder meer dat ieder verhaal even waardevol is: wetenschappelijk onderzoek en voortschrijdend inzicht kan een bepaalde categorie objecten naar het zinveld der fictie verbannen. Maar het laat tegelijkertijd zien dat een specifiek wetenschappelijk verhaal over een object niet noodzakelijkerwijs het hele verhaal is. Wetenschap is niet onfeilbaar, maar ook niet per definitie falend.

Literatuur

Descartes, R. (1999), Discourse on Method and Meditations on First Philosophy (D. Cress, Vert.), Indianapolis: Hackett Publishing Co, Inc
Gabriel, M. (2014), Waarom de wereld niet bestaat (H. Stegeman, Vert.) Amsterdam: Boom
Gabriel, M. (2016), Waarom we vrij zijn als we denken (H. Stegeman, Vert.) Amsterdam: Boom
Gabriel, M. (2018), De zin van denken (M. Wildschut, Vert.) Amsterdam: Boom
Heidegger, M. (2004), Aletheia. In: Vorträge und Aufsätze. Frankfurt am Main: Vittorio Klostermann
Sartre J-P. (1980), Over het existentialisme, (C. Hendrik, Vert.) Utrecht/Antwerpen:
A.W. Bruna en zoon

Relevante berichten

Ten geleide: Speculatief Realisme
Ten geleide: Speculatief Realisme

Ten geleide: Speculatief Realisme

Zo nu en dan kom je iemand tegen die, als je over filosofie begint, meteen zegt dat ‘alles relatief’ is. Uiteindelijk zal hij of zij daarmee zoiets bedoelen als: relatief is wat wij als menselijke individuen van dingen vinden. Laten we zeggen dat ‘realisten’ in de filosofie mensen zijn die… Read More

Lees meer
De terugkeer van het subject
De terugkeer van het subject

De terugkeer van het subject

Herwaardering van objecten betekent ook de herwaardering van subjecten, stelt Arjen Kleinherenbrink. Want de menselijke vermogens vormen zich altijd in relatie tot de objecten in de wereld om ons heen. De invloedrijkste variant van het speculatief realisme is de objectontologie (object-oriented ontology). Haar bekendste voorvechters zijn de Amerikanen Graham Harman,… Read More

Lees meer
Speculatief realisme in de kunst
Speculatief realisme in de kunst

Speculatief realisme in de kunst

Het speculatief realisme is van grote invloed geweest op kunst, zo laten Marina Sulima en Lietje Bauwens zien. Beiden beschrijven hoe zij zich in hun artistieke projecten door deze filosofie hebben laten inspireren. Het precieze begin van het speculatief realisme is moeilijk te traceren, maar de samenkomst van Ray Brassier,… Read More

Lees meer
Nieuw materialisme: een cartografie
Nieuw materialisme: een cartografie

Nieuw materialisme: een cartografie

Door middel van een cartografie illustreert Evelien Geerts hoe verschillende theorieën uit het nieuw materialisme zich tot elkaar verhouden. Deze kaart toont hoe we speculatief realistische stromingen moeten voeden met kritische theorieën over machtsrelaties als we het antropocentrisme willen overstijgen. Sinds de opmars van het Foucaultiaanse poststructuralisme – vaak opgepikt… Read More

Lees meer